Inleiding Behandelmethoden
Hc 1: inleiding en CGT
Psychotherapie scholen
Klassieke psychoanalyse: zeer intensief (jaren), techniek = vrije
associatie, therapeut hoopt zo meer inzicht te krijgen over onbewuste van
cliënt. Veronderstelling = cliënten zijn zich niet bewust van conflicten die
zich in onderbewuste afspeelt en juist dit onderbewustzijn zorgt voor
klachten. Door meer inzicht kunnen klachten verminderen. Relatie
therapeut-cliënt is hiërarchisch, therapeut weet meer dan de cliënt
Humanistische cliënt gerichte therapie: cliënt weet zelf wat hij/zij
nodig heeft, als therapeut ben je vooral een steunende en empathische
aanwezigheid zodat cliënt zelf het proces kan doorlopen,
onvoorwaardelijke acceptatie van therapeut,
Emotie-gefocuste therapie: eigen emoties bevatten veel informatie van
wat je eigenlijk nodig hebt, door gebeurtenissen kunnen normale
emotionele processen worden verstoord
Moderne psychodynamische benaderingen: moderne psychoanalyse,
er zijn onderliggende conflicten die dragen bij aan psychopathologie, maar
meer gefocust op bepaalde processen, korter, en beter onderzocht.
Cognitieve therapie: gedachten houden verband met de klachten,
mensen met klachten maken denkfouten
Gedrag therapie: gedrag aan of af leren door straf of beloning,
conditionering, exposure
Cognitieve gedrag therapie: Uit onderzoek bleek dat cognitieve
therapie en gedragstherapie allebei even veel werkte. Uiteindelijk zijn ze
gecombineerd. Als je gedrag verandert, veranderen cognities ook
uiteindelijk
Nieuwe CGT: kortdurende therapieën met specifieke focussen, zoals
zelfwaardering of emotieregulatie, meta-cognities
Acceptance en commitment therapie: niet vechten tegen negativiteit,
dan houd je weinig ruimte over om in het moment te zijn en te genieten
van alles wat wel goed gaat. Je leert je hier dus meer te richten op dingen
die je waardevol vindt en om de negativiteit te observeren zonder oordeel
Integratieve therapieën: bv schema therapie, combinatie van
psychodynamische, emotiegerichte en cognitieve gedragstherapie, bij
persoonlijkheidsstoornissen of bij langdurige klachten.
EMDR: oogbewegingen dragen bij aan verwerken van traumatische
gebeurtenissen, uiteindelijk blijkt het niet per se oogbewegingen te zijn
maar belasting van werkgeheugen
, Onderscheid kan je maken in:
Heel veel wordt CGT genoemd, zo ook ACT en schematherapie.
Cognitieve gedragstherapie
Geschiedenis, drie generaties:
1. Gedrag therapie (Pavlov, Watson, Skinner; 1950-1960): focus op gedrag
en op veranderen van probleem gedrag, klassieke en operante
conditionering,
2. Cognitieve gedragstherapie (Ellis, Beck; 1960-1990): focus op
cognitieve processen, verandering van mal adaptieve gedachten,
schema’s,
3. Third wave: uitbreidingen op CGT, acceptatie gebaseerde modellen van
CGT. Integratie van nieuwe concepten: metacognitie, acceptatie,
mindfulness, persoonlijke waarden, spiritualiteit. Voorbeelden: ACT,
MBCT, DBT, Schema therapie, EMDR
CGT = negatieve denkpatronen omzetten in positieve
gedachten. Het transformeren van deze gedachten
zal uiteindelijk leiden in positieve acties en
gedragingen op moeilijke momenten. / het is een
tijdgevoelige, gestructureerde, op het heden gerichte
therapie die gericht is op het oplossen van huidige
problemen en het aanleren van vaardigheden die
disfunctioneel denken en gedrag veranderen
Het is niet de situatie zelf die gevoelens creëert, het
zijn de gedachten. (Situatie -> Gedachten -> Gevoel)
Clinical Case Formulation/Holistische
theorie/Probleemsamenhang
Vaak blijkt uit de intake al dat een cliënt meerdere problemen heeft. Je
kan dan een clinical case formulation maken = een individueel overzicht
van de problemen waarmee een cliënt te maken heeft, waarbij wordt
gekeken naar onderlinge verbondenheid of causale relaties van de
klachten en de geschiedenis en persoonlijkheid van cliënt.
,Doelen: 1) overzicht krijgen van problemen, 2) causale verbanden tussen
deze problemen ontdekken, 3) inzicht krijgen voor de cliënt, 4) bepalen
welk probleem als eerste moet worden behandeld, 5) doelen stellen voor
therapie
Voorbeeld:
Je bespreekt dit met cliënt en bekijkt waar je de focus op gaat leggen. CGT
is een symptoom gefocuste therapie, je bepaalt behandeldoelen die:
realistisch/uitvoerbaar, actueel, afgebakend en tijd gestructureerd zijn.
Angststoornissen
In DSM-5: gegeneraliseerde angststoornis, sociale angststoornis,
paniekstoornis, agorafobie, specifieke fobieën, selectief mutisme,
separatie angststoornis
Ook angst gerelateerd maar andere categorie in DSM: Ziekteangststoornis,
OCD, PTSS
De cirkel van angst
Het is een normale reactie om het geen
waar je bang voor bent te vermijden,
alleen leer je door vermijding geen nieuwe
informatie (je leert niet dat het geen waar
je voor vreest niet altijd gebeurt). De angst
wordt door vermijding nog groter, hierdoor
ga je nog meer vermijden, en dan leer je
niet dat je het eigenlijk wel aan kan. Het is
dan ook belangrijk om in therapie de cirkel
te doorbreken.
Sociale angststoornis DSM-5:
A. Aanhoudende angst voor een of meer sociale of prestatiesituaties
waarin de persoon wordt blootgesteld aan onbekende mensen of aan
mogelijk onderzoek door anderen. De persoon is bang dat hij of zij zich op
een manier zal gedragen (of angstsymptomen zal vertonen) die
beschamend en vernederend zijn
B. Blootstelling aan de gevreesde situatie veroorzaakt bijna altijd angst,
die de vorm kan aannemen van een situationeel gebonden of situationeel
voorgenomen paniekaanval
C. De persoon erkent dat deze angst onredelijk of buitensporig is
D. De gevreesde situaties worden vermeden of anders worden ze
doorstaan met intense angst en leed.
, E. Het vermijden, de angstige anticipatie of het leed in de gevreesde
sociale of prestatiesituaties interfereren aanzienlijk met de normale
routine, het (academische) functioneren of sociale activiteiten of relaties
van de persoon, of er is duidelijk ongerustheid over het hebben van de
fobie
F. De angst, ongerustheid of vermijding is aanhoudend en duurt doorgaans
zes of meer maanden
Behandeling sociale angststoornis d.m.v. CGT:
1. Psycho-educatie: uitleggen van angstcirkel, rol van vermijding
(cognitief)
2. Negatieve gedachten en kernovertuigingen onderzoeken (cognitief)
3. Denkfouten uitleggen (cognitief)
4. Taak concentratie training (gedrag)
5. Monitoren/beperken van veiligheidsgedrag (gedrag)
6. Gedrag experiment/exposure in vivo of imaginair (gedrag)
7. Andere interventies: bv rollenspel, progressieve spierontspanning,
sociale vaardigheidstraining
Taak concentratie training: mensen met sociale angststoornis hebben een
hyperfocus op zichzelf, ze zijn tijdens sociale interacties met hun aandacht
bij zichzelf (interne emoties, gedachten, gedrag, uiterlijk etc.) en hebben
zo weinig aandacht voor de taak; de sociale interactie, de situatie, andere
mensen.
Deze training heeft als doel om de aandacht weer te richten op dingen
buiten hunzelf. Kan door bijvoorbeeld als therapeut een verhaal te
vertellen, de cliënt moet daarna het verhaal herhalen. Dan moet je dus op
de inhoud hebben gelet, kan eerst zonder oogcontact en daarna met.
Uiteindelijk moet de cliënt het dan gaan toepassen in het dagelijks leven
(exposure), hiermee oefenen; eerst bv in alledaagse activiteiten, daarna in
sociale activiteiten. De cliënt moet de aandacht dan richten op wat er
buiten hun lichaam gebeurd, wat zeggen de andere mensen, hoe ziet de
omgeving er uit etc.
Monitoren/beperken van veiligheidsgedrag. Voorbeelden zijn: De andere
persoon veel vragen stellen wanneer je met een nieuwe persoon praat
(om de focus van jezelf af te houden), oogcontact vermijden om te
voorkomen dat anderen jou opmerken, rollen op zich nemen in sociale
situaties zodat men geen interactie hoeft te hebben (foto's maken of
apparatuur klaarzetten), alcohol drinken of drugs gebruiken om je minder
angstig te voelen voor een situatie (doen veel mannen!), neutrale kleding
dragen om te voorkomen dat je de aandacht op jezelf vestigt, coltruien
dragen of haar op bepaalde manieren dragen om blozen te bedekken,
stoffen of activiteiten vermijden die angst of symptomen kunnen
veroorzaken (bijv. cafeïne, lichamelijke inspanning, warme kleding). Kan je
in kaart brengen en monitoren met bv zo’n tabel:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliagr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.91. You're not tied to anything after your purchase.