100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting eindexamen bedrijfseconomie $7.44   Add to cart

Summary

Samenvatting eindexamen bedrijfseconomie

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

alle voorbereiding voor je bedrijfseconomie examen vwo

Preview 3 out of 22  pages

  • Yes
  • May 22, 2021
  • 22
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Bella Versteegh 6VA
Bedrijfseconomie periode 3




Samenvatting Periode 3
Financiering en Verslaggeving
H5: Beoordeling van het beleid
5.1 De liquiditeit
Liquiditeit = de mate waarin een onderneming in staat is om de schulden op korte termijn te
voldoen.
Faillissement  bij niet kunnen voldoen aan betalingsplichten
Voorraad en debiteuren kunnen over het algemeen snel omgezet worden in betaalmiddelen.
Een onderneming is liquide wanneer ze haat verplichtingen die ze op de korte termijn heeft,
op tijd kan voldoen.
Een onderneming is illiquide wanneer ze haar direct opeisbare verplichtingen niet op tijd
kan betalen.
Vlottend kapitaal bestaat uit: liquide middelen en/of activa die je vrij snel kunt omzetten in
geld en gebruiken voor het aflossen van VV.

Current ratio = (VLA + liquide middelen) / KVV
= de mate van liquiditeit van een onderneming. Het geeft aan in welke mate een
onderneming is staat is haat KVV af te lossen uit de VLA.
Current ratio >/= 1  theoretisch liquide
Current ratio á 1,5  praktisch liquide

Netto werkkapitaal = bestaat ui liquide middelen die een onderneming kan gebruiken
zonder dat de liquiditeit wordt aangetast.
Netto werkkapitaal = VLA – KVV
Nettowerkkapitaal >/= 0  onderneming theoretisch gezien liquide.

Quick ratio = (VLA – Voorraden + liquide middelen) / KVV
= voor het berekenen van de liquiditeit op zeer korte termijn.
Quick ratio >/= 1  onderneming liquide.

Het meten van de liquiditeit aan de hand van de current ratio of de quick ratio heeft als
grote nadelen dat:
- Het een momentopname is. Het wordt namelijk berekent op basis van een balans, en
een balans geld maar op een bepaald tijdsstip.
- Het kan enorm schommelen
- Ze zijn te manipuleren, door bv aflossingen van VV een paar dagen uit te stellen of
aankopen van VA over 31 dec. heen tillen  “window dressing” methode

,5.2 De solvabiliteit
Solvabiliteit = geeft aan in welke mate de onderneming aan al haar verplichtingen kan
voldoen (dus ook die op lange termijn).
Een hoge solvabiliteit geeft verschaffers van VV vertrouwen dat ze geld aan een
onderneming kunnen uitlenen.
Solvabiliteit kweekt vertrouwen bij de verschaffers van VV, zij kunnen er dan immers op
rekenen dat ze hun uitgeleende geld terugkrijgen.

TV (totale vermogen) = VV + EV
VV (vreemd vermogen) = KVV + LVV
Solvabiliteitsratio = TV / VV ( x 100% bij vragen solvabiliteitspercentage)
Solvabiliteitsratio > 1,5 is voldoende. Boven de 1 is de onderneming theoretisch gezien
solvabel.
Of
Solvabiliteitsratio = EV / VV
De uitkomst bij deze ratio is steeds 1 kleiner. Want:
TV/VV = (EV + VV)/VV = EV/VV + VV/VV = EV/VV + 1
Dus: EV/VV = TV/VV -1

Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter de onderneming in staat is alle schulden te
voldoen.
Hoe slechter de solvabiliteit hoe meer moeite een onderneming moet doen om aan een
lening te komen, de interest die een bedrijf dan zal moeten betalen zal dan hoger zijn.

Debt ratio = VV / TV
= berekent welk deel van de totale activa (TV) wordt gefinancierd met VV.
Hoe lager de uitkomst hoe beter de solvabiliteit.

5.3 De liquidatiefictie
‘Going concern’ = je stelt je een situatie voor waarin de onderneming opgeheven,
geliquideerd wordt, terwijl in feite de onderneming gewoon blijft bestaan.
Liquidatiefictie = deze niet bestaande situatie.
Wanneer je de solvabiliteit van een onderneming wilt berekenen kun je niet uitgaan van een
normale balans, want daarop staat de waarde van de bezittingen wanneer een bedrijf
normaal draait.
De meeste activa zullen daarom bij een verkoop minder opbrengen dan het bedrag
waarvoor ze op de balans staan. Om een goed beeld van de solvabiliteit te krijgen, moet er
eigenlijk een balans worden gemaakt waarop de liquidatiewaarde van de bezittingen staan.

Verschil liquiditeitsbalans en liquidatiebalans:
- Liquiditeitsbalans = hierop worden de activa gerangschikt naar de omlooptijd van het
vermogen dat geïnvesteerd is in de activa en worden de passiva gerangschikt naar de
looptijd van het vermogen.
- Liquidatiebalans = hierop wordt de executiewaarde (werkelijke waarde) van de
bezittingen weergegeven.

, 5.4 Liquiditeit en solvabiliteit
Banken letten op solvabiliteit en liquiditeit bij beslissingen om geld uit te lenen. Eigenaren,
(potentiele) aandeelhouders letten op winst, (dividend, koers).
Onderneming is solvabel en illiquide  Bezittingen > vreemd vermogen (solvabel), maar
kort vreemd vermogen > vlottende kapitaal (illiquide).
Onderneming is insolvabel en liquide  VV > bezittingen (insolvabel), maar VLA > KVV
(liquide). Deze situatie is echter altijd tijdelijk, want een onderneming die gedurende langere
tijd insolvabel is, gaat sowieso failliet.

Solvabiliteit neemt toe als teller toeneemt of noemer afneemt  dus als EV toeneemt of VV
afneemt.
Eigen vermogen kan toenemen door:
- Het plaatsen van aandelen
- Het maken en daarna reserveren van nettowinst
- Het herwaarderen van vaste activa
- Afname van het vreemd vermogen (door het aflossen van leningen)
 Liquiditeit zal toenemen als de toename van het EV wordt geïnvesteerd in vlottend
kapitaal.
 Liquiditeit blijft hetzelfde als de toename van het EV gebruikt wordt voor de aanschaf van
vast kapitaal.

5.5 Presentatie resultaat




EBITDA = resultaat voor aftrek interest-, afs. kosten en belasting
EBIT = bedrijfsresultaat voor aftrek interestkosten en belasting
EBT = nettowinst voor belasting

5.6 De rentabiliteit
Rentabiliteit = de verhouding tussen een bepaald inkomen en het vermogen dat dit inkomen
heeft voortgebracht. Het is een meetstaf voor de winstgevendheid van een onderneming.
2 soorten rentabiliteit:
1. De rentabiliteit van het eigen vermogen
= de verhouding die er in een bepaald jaar bestaat tussen de beloning die de
verschaffers van het eigen vermogen kunnen krijgen en het door hen gemiddeld
beschikbaar gestelde eigen vermogen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stefvanzijl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.44
  • (0)
  Add to cart