Product costs en period costs.
De kostprijs van goederen en diensten bestaan uit de in geldtermen uitgedrukte waarde voor de
opgeofferde productiemiddelen. Bij een integrale kostprijs zijn alle kosten product costs, dat wil
zeggen dat alle kosten aan het product worden toegerekend.
In sommige gevallen kan je niet altijd eenvoudig de kosten toerekenen aan de producten. Ze worden
als period costs beschouwd. Dit geeft dus niet goed de kostprijs weer en moet nog de overige kosten
van af gehaald worden om te kijken of je quitte speelt.
Werkelijke kosten en standaardkosten.
Bij werkelijke kosten bepaal je de kostprijs van een goed of dienst nadat het proces is afgelopen. Bij
standaardkosten doe je dit voordat het proces is begonnen. Zijn de werkelijke kosten groter dan de
standaard kosten, dan wordt het verschil direct ten laste gebracht van het resultaat in de periode dat
ze zich voordoen; het zijn dus period costs.
Constante kosten en vaste kosten.
Het verschil ligt in de bedrijfsdrukte (= productieomvang in een periode). Zodra er meer verkocht wordt
zal de variabele kosten stijgen. De constante kosten zullen gelijk blijven.
Bij de variabele kosten kan onderscheidt gemaakt worden tussen; progressief, proportioneel en
degressief.
Voorbeeld: degressief zijn kwantumkortingen van leveranciers, fouten maken onder tijdsdruk zijn
voorbeelden van progressief.
Bij afname van de bedrijfsdrukte zie je dat constante kosten minder snel afnemen dan toenemen. Dit
verschijnsel heet; naijlen van kosten. Zo kan personeel niet snel ontslagen worden, maar wel
aangenomen.
Sommige elementen zijn nog maar de vraag of ze constant of variabel zijn. Een voorbeeld is de
afschrijving van de machines. Zodra ze op tijd worden afgeschreven zijn het constante kosten. Zodra
ze op gebruik worden afgeschreven zijn ze variabel. Vaak economische slijtage (tijd) boven
technische slijtage (productie).
Tegenwoordig worden steeds meer kosten tot constante kosten gerekend. Dit komt door
automatisering en robotisering. Dit heeft een risico wanneer de afzet terugvalt. Daarom proberen
bedrijven steeds meer te ‘variabiliseren’. Dit doen ze door onder andere; duurzame productiemiddelen
te leasen of te huren, personeel in te huren bij een uitzendbureau & werk wordt uitbesteed, ook wel
outsourcing genoemd. Hierdoor vallen sommige constante kosten weg.
In Engelse literatuur anders:
1
,Engineered costs; directe kosten, die technische relatie hebben op de bedrijfsdrukte, te denken aan
grondstofkosten.
Committed costs; capaciteitsafhankelijke kosten, te denken aan afschrijvingskosten.
Discretionary costs; managementafhankelijke kosten. Kosten die door middel van een budget elke
maand kunnen worden bijgesteld, te denken aan reclamekosten. Dit kan echter wel tot gevolgen
kunnen leiden op lange termijn, want reclame dien je te maken om meer klanten te werven.
Directe en indirecte kosten.
Directe kosten zijn duidelijk toe te rekenen aan de kostendrager. Zodra een bedrijf alleen maar directe
kosten heeft, moet er sprake zijn van een homogene massaproductie. Bij
multiproductenondernemingen zijn er ook indirecte kosten (overhead costs). Deze kunnen niet meteen
naar één kostendrager.
Private en externe kosten.
Externe kosten zullen zich vooral voordoen als milieuschade, gezondheidsschade en mindere
levenskwaliteit als gevolg van productbeslissingen. Lastig om te berekenen omdat het geen prijs
heeft, maar het kan berekend worden als kosten om de negatieve effecten te vermijden of toch
proberen uit te drukken in geld.
Maatschappelijke kosten bestaan uit de private en de externe kosten en ligt vaak hoger dan de
kostprijs. De overheid probeert deze kosten te dwingen om op te nemen, door dit in de vorm van
belastingen te doen. Dit heet internaliseren.
Relevante kosten en sunk costs.
Voor een extra order dienen de sunk costs, in dit geval de vaste kosten, buiten beschouwing te
worden gelaten. Hierbij moet je wel blijven denken aan het eind van de periode. Waarbij uiteraard de
sunk costs moeten worden opgenomen om het beleid te evalueren. (verschil MAC en FAC, vooraf en
achteraf). Ook mag rationeel gezien een sunk costs geen rol in de besluitvorming spelen. In praktijk
spelen emotionele factoren soms een tegenwerkende kracht.
Kosten en misgelopen opbrengsten.
De misgelopen opbrengsten omdat voor het alternatief is gekozen noemen we, opportunity costs. Een
ander woord hiervoor zijn knelpunt beslissingen.
Hoofdstuk 3
Het hoeveelheidselement dat berusten op effiencynormen.
Afval en uitval. Beide worden opgenomen in de berekening van de standaardkosten als ze
onvermijdelijk zijn.
Aan het begin van een proces kan het maken van een product langer duren en meer kosten met zich
meebrengen, maar zodra langer er mee bezig is geweest kan dit afnemen door het leerproces. Men
leert beter hoe ze het product sneller kunnen maken.
Prijselement.
De kostprijs dient onder andere als basis voor het bepalen van de verkoopprijs. Voor een op
continuïteit gerichte onderneming dient de kostprijs niet gebaseerd te zijn op de historische prijzen
maar op de actuele inkoopprijzen (vervangingswaarden). Onafhankelijk van de ruilwinst kunnen er ook
voorraadresultaten zijn. Deze worden ook wel schijnwinsten genoemd en zijn niet uitkering vatbaar.
2
, Tijdselement.
omlooptijd; ‘de cost gaet voor de baet uyt’ er dient eerst geïnvesteerd te worden in productie en
verkoopproces voordat er opbrengsten kunnen komen.
Het gegeven dat er sprake is van een verschil in tijdstip tussen de investeringsuitgaven en de
verkoopontvangsten houdt in dat er bij de kostprijsbepalingen rekening gehouden moet worden met
de rentefactor: investeringen dienen gefinancierd te worden. Dit kan worden gedaan in samengestelde
en enkelvoudige interest. Je kan per maand, week, dag doen maar het beste is een continue interest.
Vaak wordt voor kostprijsberekeningen discontinue gebruikt.
Relevante interestpercentage.
Voor financiering van processen kan je kiezen uit eigen vermogen en vreemd vermogen. Eigen
vermogen komt uit eigen zak en hoeft niet terugbetaald te worden, wel wordt er een vergoeding
betaald voor het beschikbaar stellen van het vermogen. Bij nv en bv wordt dit gedaan in vorm van
dividend. Vreemd vermogen is ter beschikking gesteld door schuldeisers. Het is tijdelijk vermogen.
Vreemd vermogen kan worden onderverdeeld in kort en lang vreemd vermogen en ook wordt er een
vergoeding betaald voor het beschikbaar stellen van het vermogen (naast de terugbetaling). Bij MAC
worden deze vergoedingen allebei gezien als kosten. Bij FAC wordt vergoeding eigen vermogen
gezien als winstverdeling en niet als winstbepaling.
Kostenvoet vreemd vermogen wordt vastgesteld aan de hand van een vast interest percentage.
Kostenvoet eigen vermogen ligt niet van te voren vast. Het wordt bepaald door schatting van de
winstuitkering te maken die nodig is om eigen vermogensverschaffers tevreden te stellen. Bij nv’s en
bv’s is dit het rendement. Dit kan bepaald worden door de kostenvoet van een risico vrije belegging te
verhogen met een opslag voor het gelopen risico.
In de financieringstheorie is het Capital Asset Princing Model (CAPM) ontwikkelt, waarin béta-
coëfficient een belangrijke rol speelt. Het geeft aan hoeveel risico je loopt over het vermogen. De
formule die gebruikt wordt voor de kostenvoet van het eigen vermogen = risicovrije kostenvoet + bèta
x (overall rendement aandeelmarkt – risicovrije kostenvoet).
Dividend is niet aftrekbaar van de winst en rente wel.
Partiële financiering, verband leggen tussen de desbetreffende investering en de manier waarop die
specifieke investering wordt gefinancierd. Maar werkt niet en dus totale financiering, waarbij aan
iedere investering de gemiddelde financiering gehanteerd dient te worden (weighted average cost of
capital, WACC). Deze gemiddelde vermogenskosten zijn de kosten van de financiering van de gehele
onderneming bij een optimale financiële structuur. Vermogenskosten zijn indirecte kosten.
Hoofdstuk 4
Totale kosten en gemiddelde kosten.
Constante kosten worden ook wel capaciteitskosten genoemd. Ze worden gemaakt om
productiecapaciteit ter beschikking te stellen.
Kostprijs:
In deze berekening is het van belang om de constante kosten vast te stellen aan de hand van de
bedrijfsdrukte: production denominator level. Dit wordt altijd vooraf vastgesteld.
Transactieresultaat = verkochte hoeveelheid x (verkoopprijs – kostprijs)
Bezettingsresultaat = (werkelijke bezetting – gekozen bedrijfsdrukte) x in de kostprijs opgenomen
tarief voor de dekking van de constante kosten.
Om de kostprijs te berekenen kan je ook gebruik maken van een procyclische werking van de
kostprijs. Hierbij kan de verkoopprijs worden aangepast door werkelijke verkoop dat afwijkt van de
gebudgetteerde productie en dus stijging of daling van de kostprijs. De normale bezetting is de
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JuliaHagen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.