100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcollege Aantekeningen Diagnostiek in de Klinische Psychologie $5.42   Add to cart

Class notes

Hoorcollege Aantekeningen Diagnostiek in de Klinische Psychologie

 41 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Aantekeningen van hoorcollege 1 tot en met 6 van het vak Diagnostiek in de Klinische Psychologie. Succes met leren!

Preview 4 out of 34  pages

  • May 23, 2021
  • 34
  • 2020/2021
  • Class notes
  • -
  • All classes
avatar-seller
DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE PSYCHOLOGIE
HOORCOLLEGES


Hoorcollege 1: Introductie Blz. 2
Hoorcollege 2: Achtergrond Intake & Casus Tom Blz. 6
Hoorcollege 3: Klachtenvragenlijsten Blz. 12
Hoorcollege 4: Persoonlijkheidsdiagnostiek Blz. 17
Hoorcollege 5: Neuropsychologische diagnostiek Blz. 23
Hoorcollege 6: Terugkoppeling naar Tom Blz. 30
Kritische kijk op Diagnostiek en Indicatiestelling




Page 1 of 34

,HOORCOLLEGE 1 – INTRODUCTIE DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE
PSYCHOLOGIE

Zelftest voor Angst?
Het is van belang om te bepalen wanneer een test positief uitslaat en op welke populatie deze test is getest; pas
boven een specifieke cutoff waarde wordt er gesproken over een positieve uitslag. Dit geldt ook voor testen van
psychologische symptomen; dit is ontzettend ingewikkeld. Wanneer er wordt gesproken over angst kunnen er
zeer uiteenlopende symptomen ontstaan. Als al deze symptomen bij elkaar worden gegooid en aan de hand
daarvan een test wordt gemaakt, moet men zich afvragen of dit wel is wat we willen. Er moet worden
onderzocht bij hoeveel klachten de uitslag positief wordt en bij welke populatie er getest wordt (algemene
populatie, screening of patiënten die al in een GGZ-traject zitten). Daarnaast moet er worden gekeken naar
mogelijke consequenties van een vals positieve of vals negatieve uitslag zijn.

DIAGNOSTISCHE CYCLUS

De eerste fase van de diagnose cyclus is de exploratiefase; in deze fase wordt informatie verzameld en
samengevat afkomstig uit bijvoorbeeld een verwijsbrief. De
inductiefase is de fase waarin de onderzoeksvraag wordt
geformuleerd en wordt er gekeken naar wat er nodig is om de patiënt Exploratie Inductie
te onderzoeken. Hieruit worden vervolgens hypotheses geformuleerd,
waarvan wordt bepaald hoe deze worden onderzocht in de
deductiefase. Hierna volgt de specifieke toetsingsfase van de
hypotheses. In de evaluatiefase worden de resultaten geëvalueerd.
Als in de evaluatiefase blijkt dat er toch nog informatie ontbreekt,
kan er weer worden doorgegaan naar de exploratie.
Evaluatie Deductie
De onderzoeksvragen en de hypotheses die hieruit volgen, kunnen 5
verschillende thema’s hebben, namelijk:
1. Onderkenning.
2. Verklaring. Toetsing
3. Predictie.
4. Indicatie.
5. Evaluatie.
Sommige mensen hanteren deze 5 thema’s juist als de diagnostische cyclus in plaats van bovenstaande
afbeelding. Dit is dan meer de klinische cyclus, maar met betrekking tot diagnostiek is de afgebeelde cyclus
beter om te hanteren.

ONDERKENNING

De onderkenning draait om de beschrijving van wat er aan de hand is, waarbij er wordt geïnventariseerd wat de
klachten en problemen zijn, maar ook naar de sterke kanten/krachten van de patiënt en/of de gunstige
omstandigheden. Het is als het ware een ordening en categorisering in de disfunctionele gedragsclusters of
stoornissen. Hiermee wordt een inschatting gemaakt van de ernst van het probleemgedrag.
Er wordt gebruik gemaakt van:
 Classificatie: hierbij worden de symptomen beschreven in termen van syndromen volgens de indeling
van de ICD-10 of DSM-IV/DSM-5. De classificatie is niet theorie gebonden, maar juist meer
gebaseerd op de klinische praktijk. Er wordt hierbij ook geen uitspraak gedaan over de mogelijke
oorzaken; het is een label.
 Diagnose: er wordt gekeken naar de individuele kenmerken, zoals persoonskenmerken. Hierbij wordt
er een theorie gevormd over het probleem, zowel onderkennend als verklarend.

In de psychiatrie kan de classificatie worden gedaan middels een categoraal model waarbij iemand wel of niet
voldoet aan de diagnose. Dit is ingewikkeld omdat veel van de klachten en symptomen zich meer bevinden op
een spectrum/dimensie; in de psychodiagnostiek zijn er geen harde cut-offs. Dimensionale modellen zien
individuele verschillen in de mate van bepaalde trekken, waarbij het kan lopen van aanwezig tot niet aanwezig.


Page 2 of 34

,Een voorbeeld is de persoonlijkheidstrek van introvert, welke uiteenloopt van introvert-ambivert-extrovert. Het
is handig om deze twee modellen naast elkaar te gebruiken. Als iemand met een aanmeldklacht komt waarin
blijkt dat hij/zij last heeft van paniekaanvallen in sociale situaties, dan past de diagnose van sociale angst zeker.
Echter, deze informatie zegt te weinig over de frequentie van de aanvallen en hoe lang deze al bestaan. De
psychodiagnose is veel informatiever:
“Cliënt is al jaren bang om in groepen te zijn. Hij durft amper naar feestjes te gaan en vindt
werkgroepen tijdens zijn studie doodeng. In dergelijke situaties heeft hij het idee tekort te schieten of
afgewezen te worden. Hij probeert deze situaties daarom zoveel mogelijk te vermijden. Als hij ze wel
aangaat dan zegt hij nauwelijks iets, uit angst om iets doms te zeggen. Hij geeft aan te lijden onder zijn
geringe zelfwaardering”.
Aan de hand van deze informatie zijn er al veel meer aangrijppunten voor de therapie maar zonder de diagnose
van sociale angst kan de therapie moeilijk vorm worden gegeven; je hebt dus beide vormen nodig om tot een
goed gevormde conclusie en behandeling te komen.

VERKLARING

De verklaring kijkt veel meer naar de oorzaak van het probleem, maar ook welke factoren het probleem in stand
houden of zelfs doen toenemen. Hierbij is het noodzakelijk dat de behandelaar kennis heeft van het beloop van
de stoornissen, maar ook kennis van de instandhoudende factoren. In het artikel van Groenier et al. stond dat de
onderkenning en indicatie vaker worden uitgezocht dan de verklaring, terwijl 2 patiënten met dezelfde diagnose
een heel andere causale factor kunnen hebben. De verklaring is soms zeer ingewikkeld om uit te zoeken omdat
het moet worden gedaan aan de hand van de cliënt vertelt. Daarnaast is het zo dat een correlatie nog niet een
causaal verband hoeft te zijn; denk aan het klassieke voorbeeld van “naarmate er meer ijsjes worden gekocht,
verbranden meer mensen”. Hoewel er wel degelijk een correlatie bestaat tussen deze twee variabelen, is het zo
dat deze niet causaal met elkaar verbonden zijn; de oorzaak van de toename van verbrande mensen is immers de
sterkte van de zon, niet de hoeveelheid ijsjes.

PROGNOSE

De prognose is meer gericht op de toekomst en hoe het probleem zich zal ontwikkelen. Hoe zal het probleem
zich gaan ontwikkelen en wat weten we van het natuurlijke beloop? Hierbij is het van belang dat er wordt
gekeken naar wat we weten over de predictoren die wijzen op een gunstig of juist een minder gunstig beloop
van de stoornis (suïcide, agressieve recidive, of terugval).

INDICATIE

De indicatie heeft te maken met de behandeling; welke behandeling komt het meeste in aanmerking. Hiervoor is
het van belang dat de behandelaar beschikt over kennis over welke behandeling het meest effectief is bij
verschillende stoornissen. Hiervoor worden de GGZ-richtlijnen gebruikt, wat evidence-based behandelingen
zijn die zijn bepaald door een groep experts voor iedere stoornis. Het nadeel hiervan is dat niet alle richtlijnen
allemaal even up to date zijn. De bepaling van de indicatie is afhankelijk voor wie de behandeling is; draait dit
om het eerste contact met de GGZ of niet, is er sprake van voldoende draagkracht, en is iemand meer rationeel
of emotioneel ingesteld? Het is van belang dat er wordt gekeken naar wat de cliënt nodig heeft, want als hier
geen rekening mee wordt gehouden kan het zeker zo zijn dat de behandeling minder succesvol komt.

EVALUATIE

De evaluatie bestaat met name uit het kijken naar in hoeverre de behandeling werkt. Als blijkt dat er minder
sprake is van succes, moet er worden gekeken naar mogelijke oorzaken hiervan? Je zou zelfs kunnen kijken of
de diagnose in kwestie wel correct is, of dat er toch iets over het hoofd is gezien omdat er bij de intake fase
wellicht minder informatie is gegeven door de cliënt. Er moet ook kritisch worden gekeken of de behandeling
wel juist is uitgevoerd. Uit onderzoek blijkt dat de eerste keus interventies van de GGZ-richtlijnen maar weinig
worden uitgevoerd (35-45% van de gevallen), en daarnaast is het zo dat CGT’ers niet altijd de correcte of
adequate de CGT uitvoeren. Er moet dus altijd evidence-based worden gewerkt.




Page 3 of 34

, DIAGNOSTIEK

Het is van belang om te realiseren dat een diagnosticus aan het eind van de dag nog steeds slechts een mens is.
Mensen hebben nu eenmaal de neiging om een bevestiging te zoeken voor hun eigen hypotheses en om
disconfirmerende informatie te veronachtzamen; dit zijn valkuilen. Zo worden relaties tussen problemen veelal
worden overschat, terwijl het zeker mogelijk is dat er helemaal geen sprake is van een relatie. Bij psychologen is
het probleem van overdiagnostiek ook zeker van belang om waakzaam voor te zijn. Daarnaast zijn mensen
geneigd om hypes te volgen. Er zijn daarnaast ook verschillende biases die invloed uitoefenen op hoe iemand
het intakegesprek in gaat. Hierbij kan worden gedacht aan de eerste indruk heuristiek, het halo-effect, een
logicafout of een bevestiging van eigen hypotheses. Deze vooroordelen hebben effect op hoe iemand wordt
bevooroordeeld.

In de diagnostiek is het met name van belang om te leren hoe er goede onderzoeksvragen kunnen worden
gesteld. Hierbij is het van belang dat iemand specifiek is; een onderkenningsvraag als “wat is er aan de hand?”
is dus niet een goede onderzoeksvraag  “is er sprake van een trauma gerelateerde stoornis/is er sprake van een
foutieve coping stijl?”. Het is van belang dat bij het opstellen van deze vragen er rekening wordt gehouden met
de toetsbaarheid van de vragen en de hypothese. Deze toetsbaarheid is ook afhankelijk van de tools die worden
gekozen bij de beantwoording van de onderzoeksvraag.
“Mevrouw B geeft aan zich veel zorgen te maken. Ze piekert veel over wat ze heeft gezegd in sociale
situaties en over toekomstige sociale situaties. Ze is bang dat mensen haar uitlachen als ze iets doms
zegt. Daarnaast geeft ze aan dat als ze eenmaal begint met piekeren ze niet meer kan stoppen en ze over
alles gaat nadenken en bang wordt”.
Een onderkenningsvraag kan vorm krijgen in de zin van “Heeft mevrouw B. een angststoornis?”. In de
hypotheses kan vervolgens worden gesteld dat “mevrouw B. heeft een sociale angststoornis” (hypothese 1) of
“mevrouw B. heeft een gegeneraliseerde angststoornis” (hypothese 2). De tools om deze hypotheses te testen
kunnen bestaan uit het intakegesprek, een gestructureerd interview, en een specifieke symptoomvragenlijst voor
Sociale Angst en Gegeneraliseerde Angst om zo de ernst van de klachten in kaart te brengen. Een verklarende
vraag kan vorm krijgen in de zin van “Houdt de coping stijl van mevrouw B. haar angststoornis in stand?”.
Hierbij moet men onthouden dat deze vraag alleen kan worden gesteld als de onderkennende vraag is bevestigd.
Daarnaast is het zo dat in stand houden niet kan worden gemeten. De tools waarmee deze vraag beantwoord kan
worden zijn onder andere een coping stijl vragenlijst en een intakegesprek waarbij de nadruk komt te liggen op
gedetailleerde levensloop vragen.

De selectie van de tools die worden gebruikt is zeer belangrijk. De COTAN-criteria is van belang wanneer er
wordt gekeken naar de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst; vaak is de interne validiteit van
vragenlijsten niet goed onderzocht. Er moet altijd kritisch worden gekeken naar wat er kan worden gedaan met
een specifieke test. Er moet ook goed worden gekeken naar het doel van de vraag; willen we enkel een diagnose
tot stand brengen, of willen we een uitgebreid psychologisch onderzoek uitzetten. Bij de selectie van de
vragenlijsten moet er ook rekening worden gehouden met de patiënt in kwestie. Bij mensen met ADHD is het
niet realistisch om aan hen te vragen om een enorme test batterij in te laten vullen. De beantwoording van de
vragen zijn in dit geval ook veel minder valide. Er kan ook op een medische manier worden gekeken naar de
selectie van de tests en dan gaat de behandelaar ervan uit dat als de score boven een specifieke waarde komt er
sprake is van een klinisch relevant resultaat. Op basis hiervan kan de sensitiviteit van een test worden gemeten,
waarbij het draait om het percentage terecht positieve uitslagen onder zieke personen. Dit wordt berekend
middels de formule Sens= A/(A+C). De specificiteit is het percentage terecht negatieve uitslagen onder niet-
zieke personen. Dit wordt berekend middels de formule Spec = D/(B+D).

Ziekte aanwezig Ziekte niet aanwezig
Test positief A B
Test negatief C D

Een specifiek voorbeeld hiervan is de Beck Depression Interview, waarbij er een cut-off waarde geldt van 20.
Dit betekent dus dat mensen met een waarde boven de 20 in principe de diagnose van depressie zouden moeten
krijgen. Echter, als men kijkt naar de sensitiviteit en de specificiteit van de vragenlijst komen de volgende
getallen naar voren uit een steekproef van 100 mensen.




Page 4 of 34

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissa_vg. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.42  2x  sold
  • (0)
  Add to cart