Psychologie is onderzoek naar anderen, niet naar jezelf. Het is een wetenschappelijke studie
van geest, gedrag, hersenen en sociale interacties.
Hypothese: Een standpunt over oorzaak en gevolg die getest kan worden.
Experiment: Een goed gecontroleerde test van een hypothese over oorzaak en gevolg.
Onafhankelijke variabele: Een variabele die gemanipuleerd wordt.
Afhankelijke variabele: Een variabele die gemeten wordt, als effect op de onafhankelijke variabele.
Geschiedenis Psychologie
Tot midden 19e eeuw = Filosofen
In de 19e eeuw = Onderzoek op andere mensen
Wilhelm Wundt deed als eerste onderzoek op andere mensen (vader van de psychologie). In
1879 bouwde hij het eerste lab -> experimentele psychologie.
Francis Galton -> 1869, begin differentiële psychologie (onderzoek naar verschillen tussen mensen).
Psysiologie: De studie van de functies van de levende organismen en hun delen.
Introspectie: Het observeren en registreren van waarnemingen, gedachten en gevoelens.
Probleem: Mensen wisten niet hoe ze aan hun ideeën over zichzelf kwamen.
1913: Watson start behaviorisme, kijken naar het gedrag van mensen. Watson wou niets weten
over het innerlijk. Gevoelens waren irrelevant, het ging alleen maar om gedrag. Hij wou wetten
daarvoor ontwikkelen.
Functionalisme: Onderzoeken hoe de geest werkt, zodat een organisme zich kan aanpassen en
kan functioneren in een omgeving.
Gestalt: Een Duits woord voor vorm of formatie. Gestalt psychologen zijn geïnteresseerd in
waarneming en geloven dat waarneembare ervaringen afhangen van de patronen gevormd
door stimuli en van de organisatie van ervaringen.
William James was een filosoof.
1959: Chomsky begint cognitieve revolutie: je kan naar gedrag kijken, maar dat wil niet zeggen dat je
geen theorie kan maken over het innerlijk (theorie over de geest).
Sigmund Freud, 1890. Psychoanalyse is gebaseerd op behandelingen van patiënten. Alle patiënten
van Freud zijn nooit beter geworden, hij schreef het alleen. Psychoanalyse is de methode
ontwikkeld door Sigmund Freud en uitgebreid door zijn volgers om mentale ziektes te
behandelen. De personaliteitstheorie die gegroeid is uit ervaringen met de psychoanalytische
methode van behandelen. De theorie benadrukt de rol van het onbewustheid van processen in de
ontwikkeling van personaliteit en motivatie.
Vrije associatie: Sigmund Freud gebruikte deze methode. Hij liet een patiënt alles zeggen wat
maar voor de geest kwam om zo het onbewustzijn naar voren te laten komen.
Vijf perspectieven in de psychologie:
1. Gedragsperspectief. Dit perspectief is van mening dat alleen uitwendige
activiteiten geobserveerd en gemeten kunnen worden.
, lOMoARcPSD|383 406 3
2. Cognitief perspectief. Dit perspectief legt de nadruk op mentale processen en het linken van
deze processen aan gedrag.
3. Psychoanalytisch perspectief. Dit perspectief benadrukt dat onbewuste
motieven voortkomen uit seksuele en agressieve impulsen.
4. Subjectief perspectief. Dit perspectief focust op hoe mensen actief sociale werelden,
persoonlijke geschiedenis en staat van motieven opbouwen en interpreteren.
5. Biologisch perspectief. Dit perspectief linkt acties met gebeurtenissen die plaatsvinden in het
lichaam, vooral in de hersenen en het zenuwstelsel.
In 1990 werd de bijdrage van de hersenwetenschappen serieus. Theorie geest --> Theorie hersenen.
Overjustification effect: Als de nadruk meer ligt op opvallende redenen dan op persoonlijke redenen.
Dat kan voorkomen bij het geven van beloningen.
Propasognia: Verlies in het kunnen herkennen van gezichten door hersenbeschadiging.
Fundamentele attributie fout: De neiging om invloeden die aanwezig zijn in een situatie te
onderschatten en te denken dat persoonlijken karakteristieken verantwoordelijke zijn voor gedrag.
College 2 september
Neuronen zorgen voor de actie in de hersenen. Ze communiceren met elkaar met behulp van
neurotransmitters.
Delen van een neuron:
• Soma: cellichaam
• Dendriet: verbinding naar de neuron toe
• Axon: verbinding van de neuron af
• Myeline: zorgt voor een snelle signaaloverdracht
• Knoop van Ranvier: ligt tussen de cellen in
• Axon uiteinden: terminale knopen
Zenuw: een bundel van axonen.
Ganglion: een groep neurale cellichamen.
Glialcellen: niet neurale cellen in het zenuwstelsel. Zij houden de neuronen op hun plaats en
houden huis in de hersenen.
Neuronen kunnen erg verschillen in vorm en grootte:
• Sensorisch: van sensor naar hersenen
• Motorisch: van hersenen naar spieren
• Interneuron: Alles er tussenin
Neuronen werken elektrisch. De binnenkant van de neuron is negatief, de buitenkant is neutraal. De
neuron besteedt veel energie aan het negatief houden van de binnenkant.
De neuron is negatief, omdat er ionen zijn. De neuron pompt de positieve natrium ionen
eruit, waardoor de binnenkant dus negatief wordt.
, lOMoARcPSD|383 406 3
In de celwand van een neuron zitten poortjes voor natrium, kalium en chloor (ionkanaaltjes).
Synaps: Spleet tussen twee neuronen.
Presynaptisch: Voor de synaps.
Postsynaptisch: Na de synaps.
Neurotransmitters: Stofjes die signalen doorgeven.
Glutamaat (na+): exciterend.
GABA (Cl-): inhiberend.
Acetylcholine: exciterend of inhiberend. In het brein en neuron-op-spiercontact (contact
tussen zenuwen en spieren). Botuline (doet acetylcholine na) zorgt voor verlamdheid. Het gaat
op de spierreceptoren zitten en daardoor trekt je hele lichaam samen. Norepinephrine: energie
en aandacht.
Dopamine: beloning, leren en actie. Amfetamines en cocaïne. Cocaïne blokkeert de heropname van
dopamine. Als je het teveel gebruikt kan je je niet meer goed voelen zonder. Schizofrenie: teveel
dopamine in de frontale cortex, je kunt gedachten niet loslaten). Parkinson: te weinig dopamine
(spieren krijgen geen beslissingen binnen en gaan trillen). Serotonine: iets met stemming.
De kanaaltjes hebben een bepaalde vorm, waar de neurotransmitters oppassen (sleutel-slotprincipe)
Neurotransmitters worden door eiwitten teruggepompt (heropname) of door eiwitten kapot geknipt
(degradatie). Ze blijven niet rondzwerven. Neurotransmitters hebben ook andere effecten op de
neuron.
Er zijn verschillen in receptoren, neuronen hebben niet overal hetzelfde effect.
Depolarisatie: Neuron wordt positiever, naar vuren toe.
Hyperpolarisatie: Neuron wordt negatiever, van vuren af.
GABA zorgt voor niet vuren, Glutamaat zorgt voor wel vuren.
Actiepotentiaal: Bij -55 mV schiet het potentiaal omhoog en daalt het vervolgens weer. Er wordt
dan een heel kort elektrisch stroompje verstuurd. (dan gaan er veel meer Na+ kanaaltjes open en
vervolgens allemaal K+ poortjes)
Refractaire periode: Na het vuren van de neuron staan de K+ kanaaltjes iets langer open zodat
het langzaam iets positiever wordt, hij schiet na het vuren namelijk verder door dan -75 mV.
Alles of niets wet: OF actiepotentiaal OF niets.
, lOMoARcPSD|383 406 3
Het begin van een axon bepaalt het begin van vuren en die stuurt het door. Het elektrische
stroompje zorgt voor het uitzenden van de neurotransmitters.
Een neuron kan veel of niet veel vuren. De frequentie bepaalt de intensiteit. Daarvan en van
welke neuronen er vuren leest het brein informatie af.
ZENUWSTELSEL
Centraal: Hersenen en ruggenmerg (neemt zelf beslissingen, zorgt voor reflexen)
Somatisch: Onder jouw controle.
Autonoom: Niet onder jouw controle.
Afferent: Naar toe.
Efferent: Vanaf.
Sympathisch zenuwstelsel maakt je lichaam klaar voor actie.
Parasympathisch zenuwstelsel maakt je lichaam klaar voor rust.
HERSENEN
• Voorbrein
• Achterbrein
• Middenbrein
Voorbrein bestaat uit:
• Thalamus: Brengt inkomende informatie van de voel receptoren naar het cerebrum
• Hypothalamus: Reguleert eten, drinken en seksueel gedrag en is betrokken bij de
homeostase.
• Hypofyse: Belangrijkste deel van het endocrien systeem, wordt gecontroleerd door de
hypothalamus.
• Limbisch systeem: Hippocampus, heeft een rol in geheugen. Amygdala, is kritiek bij
emoties als angst.
Middenbrein bestaat uit:
• Superior en inferior colliculus: Belangrijk voor het aflossen van sensorische informatie aan
het brein + bewegingscontrole
• Substantia negra: Stoot dopamine uit op de rest van de hersenen.
Achterbrein bestaat uit:
• Medulla: Controleert ademen en sommige reflexen die voor een rechtop staand
figuur zorgen
• Pons: Belangrijk voor de controle van de oplettendheid en ook voor de timing van slaap.
• Reticulaire formatie: Een netwerk van neuronen die het wakker worden controleert en
het bij het focussen op één bijzondere stimulus.
• Cerrebellum: Houdt zich bezig met de coördinatie van beweging.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller summaryking. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.