Toelichting:
• Dik gedrukt onderstreept, een belangrijk begrip dat de kandidaat moet kunnen uitleggen.
• Onderstreept, een belangrijke toelichting op een begrip of een belangrijke zin.
• ⚠ Biologische onderdelen/begrippen zijn weggelaten (zie examenvatting biologie).
Pagina 1 van 34 Versie 3
, Inhoudsopgave:
Atomen & sto en 3
Metalen twee metaalatomen 4
Moleculen twee niet-metaalatomen 5
Polymeren type molecuul 6
Zouten één metaalatoom en één niet-metaalatoom 8
Andere materialen 9
Chemische rekenen 10
Reactie(omstandigheden) 12
Energie-e ect 13
Reactiesnelheid 14
Evenwichten 15
Zuur-basereacties 16
Redoxreacties 19
Elektrochemische cel 20
Koolstofverbindingen 21
Systematische naamgeving 22
Ruimtelijke bouw 23
Isomerie 23
Reactiemechanismen 24
1. Condensatie- & hydrolysereactie 25
2. Substitutiereacties 26
3. Additiereactie 27
4. Eliminatiereactie 27
5. Polymerisatie 28
Chemie van het leven 29
Analysemethoden 29
Scheidingsmethode 30
(Gas)chromatogra e kwalitatieve en kwantitatieve analyse 31
Massaspectrometrie kwalitatieve en kwantitatieve analyse 31
Titratie kwantitatieve analyse 32
Chemische industrie & milieu 32
Groene chemie 33
Pagina 2 van 34 Versie 3
ff ff fi
,Atomen & sto en
Basisbeginselen:
I. Macroniveau: Een beschrijving op waarnemingen niveau, dat wat wij mensen kunnen zien.
II. Microniveau: Een beschrijving op deeltjes (atomen) niveau, voor ons met microscoop
zichtbaar, het helpt eigenschappen van materialen te verklaren.
III. Mesoniveau: Manier waarop deeltjes op microniveau zijn geordend tot grotere structuren.
Gaat om grote groepen deeltjes die samen een structuur vormen, die niet met het blote oog
waarneembaar is. (Grenzen tussen micro-meso en meso-macro zijn ene beetje vaag).
Atomen
Een atoom, is het kleinste deeltje op aarde en bestaat uit:
I. Atoomkern: Het centrum van het atoom dat bijna zijn gehele massa bevat. Bestaat uit:
+
• Protonen: Positief geladen deeltjes, heeft een lading van e .
• Neutronen: Neutraal geladen deeltjes in de kern van het atoom.
II. Elektronen(wolk): Rondom de kern bevinden zich negatief geladen elektronen (e −),
elektronen zijn veel lichter dan protonen/neutronen en beïnvloeden dan ook niet de massa van
het atoom. Ze nemen wel veel meer ruimte in beslag, elektronenwolk stuk groter dan de kern.
• Elektronenschillen: Elektronen zijn gerangschikt in bepaalde schillen rondom de kern. De
eerste schil is de K-schil (max. 2•12= 2 elektronen), de tweede: L-schil (max. 2•22= max. 8
elektronen) en de derde is de M-schil (max. 2•32= 18 elektronen). In de buitenste schil
zitten de valentie-elektronen, die komen altijd in paren voor en zijn belangrijk bij reacties.
• Hoe elektronen zich over de schillen verdelen noemen we de elektronencon guratie. De
meeste stabiele con guratie, de edelgascon guratie, is 8 elektronen (of 2 voor He) in de
buitenste elektronenschil, alle elementen streven hier na.
Elk atoom is in principe neutraal geladen doordat er evenveel protonen als elektronen zijn, die
elkaars lading ophe en. Elk atoom heeft verder een,
I. Atoomnummer: Dat geeft de identiteit van het atoom weer. Het is het aantal protonen in de
kern (en bij neutrale lading dus ook het aantal elektronen). Notatie: 26 Fe.
II. Massagetal: Geeft de massa van het atoom weer. Het is het aantal protonen + neutronen in
de kern (omdat elektronenmassa kan worden verwaarloosd). Notatie: 55,85Fe of Fe − 55,85.
• Isotopen: Een atoom heeft altijd het zelfde aantal protonen (anders wordt het een ander
atoom) maar het aantal neutronen, en dus het massagetal, kan verschillen. Atomen van
dezelfde soort maar met een verschillend aantal neutronen zijn isotopen (geen invloed op de
chemische eigenschappen.
III. Atomaire massa (u): De massa van alle atomen ten opzichte van het kleinste atoom, H = 1u,
dit is een andere notatie voor massa dan het massagetal (verschilt ook per isotoop).
• Relatieve atoommassa (A): Gemiddelde van de atoommassa’s van de verschillende
isotopen van een atoom op basis van voorkomen in de natuur. Dit zijn de waardes in het
periodiek systeem zie tabel 25A. Bereken je zo: A = 34 u komt 70,05% voor en B = 32 u
komt 29,95% voor. 0,7005 x 34 + 0,2995 x 32 = 33,401 u.
Periodiek systeem
Het periodieke systeem is een rangschikking van elementen. En bestaat uit:
• Perioden: Elementen gerangschikt op atoomnummer (horizontaal). Het nummer van de periode
(van 1 t/m 7) geeft aan hoeveel elektronenschillen de atomen in die horizontale rij hebben.
• Groepen: Elementen gerangschikt op vergelijkbare eigenschappen (verticaal).
• Edelgassen (Groep 18): Reageren niet of nauwelijks met andere sto en, erg stabiel.
• Halogenen (Groep 17): Reageren gemakkelijk met metalen en nemen hierbij een elektron op
om zo de edelgascon guratie te bereiken.
Synthetische elementen: Kunstmatige elementen die niet in de natuur voorkomen.
Pagina 3 van 34 Versie 3
fffi fi ff fi ff fi
,Ionen
Atomen zijn op te verdelen in metalen en niet-metalen. Er ontstaat een ion wanneer een
metaalatoom een of meer elektronen afstaat aan een niet-metaalatoom. Twee soorten:
• Positieve ionen: Deeltjes die minder elektronen dan protonen hebben en hierdoor positief
geladen zijn. Twee soorten:
• Enkelvoudige positieve ionen, dat zijn metaalatomen met een vaste (of meerdere vaste)
ladingen zoals Fe2+. Zie BiNaS 99 (rechtsboven een element) voor alle opties.
• Meervoudige positieve ionen, dat zijn groepjes niet-metaalatomen met een positieve lading
zoals NH4+. Zie BiNaS 66B
• Negatieve ionen: Deeltjes die minder protonen dan elektronen hebben en hierdoor negatief
geladen zijn. Twee soorten:
• Enkelvoudige negatieve ionen, dat zijn niet-metaalatomen die een negatieve lading hebben
gekregen, we noteren ze met de uitgang -ide, zoals Cl − (chloride).
• Meervoudige negatieve ionen, dat zijn groepjes niet-metaalatomen met daarin altijd een aantal
negatief geladen zuurstofatomen, ze krijgen de uitgang -aat of -iet, zoals SO42− (sulfaat) en
SO32− (sulfiet). De -iet variant heeft altijd een O-atoom minder dan de -aat variant.
Binding tussen twee Intramoleculaire binding, een binding Binding tussen twee ionen,
metaalatomen, tussen twee atomen in één molecuul. • Ionbinding ++
• Metaalbindingen ++ • (Covalente) atoombinding ++
Een zout in water lost op in twee
Intermoleculaire binding, een binding individuele ionen deze kunnen een
tussen twee moleculen. binding aangaan met een
• Vanderwaalsbinding - - dipoolmolecuul (zoals water):
• Dipool-dipool-binding - • Ion-dipool-binding -/+ afhankelijk
• H-bruggen + van ion/dipool.
De relatieve sterkte van de bindingen (t.o.v. elkaar) is weergegeven met de ++ t/m - -
Metalen twee metaalatomen
Een metaal is opgebouwd uit metaalatomen die een metaalrooster
vormen. De metaalatomen staan een elektron af waardoor een
positieve atoomrest over blijft. De positieve atoomresten
rangschikken zich in het metaal/kristalrooster (in vaste fase) doordat
zij sterke metaalbindingen aangaan met, er tussendoor zwevende,
vrije elektronen (tegengestelde lading). Metaal eigenschappen:
• (Macro) Elektrische geleidbaarheid: Wanneer een stuk metaal in
een stroomkring wordt opgenomen kunnen de vrij bewegende
elektronen ongehinderd door het materiaal naar de + pool
stromen. Hierdoor kunnen metalen goed stroom geleiden. (Zelfde
geldt voor warmte, elektronen geleiden dan de energie van de warmtebrom gemakkelijk
door het materiaal)
• (Macro) Vervormbaar: Metalen zijn gemakkelijk te vervormen en breken niet snel. Dit
komt op microniveau door het metaalrooster. Wanneer er een kracht op zuiver-metaal
wordt uitgeoefend zal er op mesoniveau een rij metaalatomen in het metaalrooster
langs elkaar schuiven, de metaalbinding blijft dan intact.
Legering
Een legering (alliage) is een mengsel van twee of meer samengesmolten
metaalsoorten (soms wordt ook een niet-metaal opgenomen). Dit beïnvloed de
metaaleigenschappen:
• De positieve atoomresten in het metaalrooster zijn niet langer allemaal meer
Pagina 4 van 34 Versie 3
, even groot, dit maakt het langs elkaar schuiven van atoomrijen lastiger (mesoniveau). Een
legering is daarom harder en niet vervormbaar. (Doordat de rijen niet langs elkaar kunnen
schuiven breken de rijen of blijven ze stug op hun plek staan.)
Reactiviteit van metalen
We onderscheiden meerdere type metalen:
I. Edele metalen: Metalen die niet reageren met andere sto en, zij worden dus ook niet
aangetast door sto en in de lucht. Sto en als goud, zilver en platina.
II. Onedele metalen: Metalen die wel reageren met andere sto en. Zij worden ook aangetast
door sto en uit de lucht, deze aantasting noemen we corrosie. Zoals ijzer en zink.
• Meeste metalen vormen enkel een klein laagje corrosie, dat laagje beschermt het metaal
tegen verdere corrosie, corrosie is een redoxreactie van het metaal met zuurstof/halogenen.
• Roest: Corrosie van Ijzer door water en zuurstof uit de lucht. Ijzer kan wel in zijn geheel
worden afgebroken door corrosie, het wordt dan poreus.
III. Zeer onedele metalen: Reageren heftig zelfs met H2O. Hierdoor zijn vuurverschijnselen
waarneembaar. Zoals lithium en natrium.
Ertsen
Een erts is een gesteente of mineraal dat een economische winbaar gehalte van een bepaald
metaal bevat. Onedele metalen reageren met sto en in de lucht, daarom zijn deze op aarde enkel
binnen in mineralen te vinden.
Moleculen twee niet-metaalatomen
Een molecuul, bestaat uitsluitend uit niet-metaalatomen. De atomen worden in het molecuul bij
elkaar gehouden door onderlinge bindingen, de atoombindingen. Deze bindingen is een
covalente binding, er wordt een elektronen paar gedeeld tussen twee niet-metaalatomen. Door
het delen van de elektronen bereiken allebei de atomen de edelgascon guratie.
• Apolaire atoombinding: Bij deze atoombinding bevinden de elektronen van het gedeelde
elektronenpaar zich precies in het midden tussen de twee atomen, de elektronegativiteit (Hoe
hard een atoom trekt aan het gemeenschappelijk elektronenpaar, BINAS 40A) is dan gelijk.
• Polaire atoombinding: Het atoom met de hoogste elektronegativiteit trekt de gedeelde
elektronen naar zich toe en krijgt een partiële negatieve lading (ẟ-) het ander atoom komt
verder van het elektron af te staan en krijgt een partiële positieve lading (ẟ+). Er is spraken van
een polaire atoombinding bij een verschil in elektronegativiteit > 0,4.
De atoombindingen zijn zeer sterk, voor het verbinden is altijd een chemische reactie nodig.
• Covalentie: Aantal atoombindingen dat een atoom aan kan gaan (benodigd voordat de
edelgascon guratie wordt bereikt). Trucje: vanaf de laatste rij terug tellen in BINAS 99.
Atoomrooster
Een atoomrooster, is een rooster waarin enkel één type atoom voor komt (dus niet meerdere
verschillende zoals bij een molecuul). Atoombindingen zijn onderling erg sterk. Een atoom kan
meerder verschillende atoomroosters volgen. (Diamant en gra et bestaan beide alleen uit C)
Vanderwaalsbindingen
De vanderwaalsbindingen (vwb), is een binding tussen verschillende moleculen. De binding
ontstaat doordat elektronen in een molecuul niet altijd mooi over het elektron zijn verdeeld,
hierdoor ontstaan tijdelijke ligt positieve / negatieve delen. Deze trekken tegenovergestelde
geladen delen op andere moleculen weer aan.
• Fase: De vanderwaalsbindingen houdt moleculaire sto en in vaste en vloeibare fase bij elkaar.
• Kracht: Redelijk zwakke binding door tijdelijke ladingsverschillen.
• Versterken: Hoe groter het contact oppervlak tussen twee moleculen, en hoe groter de
molecuulmassa (Dan zijn er meer elektronen dus meer ladingsverschillen) van de twee
moleculen, hoe sterker de vanderwaalsbinding tussen de moleculen is.
Pagina 5 van 34 Versie 3
ff fi ff ff ff ff ff ff fi fi
, Dipool-dipoolbinding
Een dipoolmolecuul, is een molecuul maximaal bestaand uit
twee verschillende soorten atomen, waarin een polaire
atoombinding aanwezig is. Hierdoor is het molecuul in een
deel ẟ+ geladen en een ander deel ẟ- geladen. Een dipool-dipoolbinding, is een binding tussen
twee dipoolmoleculen waarbij de partiële negatieve kant ẟ- van het ene dipoolmolecuul en de
partiële positieve ẟ+ kant van het andere dipoolmolecuul elkaar aantrekken.
• Fase: Binding tussen twee dipoolmoleculen in elke fase.
• Kracht: Vrij sterke binding.
⚠ Let op: Als een CO2 molecuul een lineaire (ruimtelijke) bouw heeft door een dubbele binding
dan trekt de ẟ- aan links en rechts even hard waardoor deze elkaar ophe en. Ondanks de
aanwezigheid van de partiële ladingen zijn de bindingen dan apolair en geen dipoolmolecuul.
Waterstofbruggen
Een waterstofbrug (H-brug), is een niet-covalente binding (er
worden geen elektronen gedeeld) tussen water (H2O) en een
ander dipoolmolecuul. Hiervoor is een OH, NH, FH of C=O
(C=O kan alleen als ook een andere groep aanwezig is) groep
nodig. De partiële negatief geladen (ẟ-) O-, N - en F-atomen
kunnen H-bruggen aangaan met ẟ+ geladen H-atomen in
waterstof.
• Fase: Binding tussen waterstof en een dipoolmoleculen (met
verplichte groep) in elke fase.
• Kracht: Sterkste binding tussen moleculen (sterker dan vwb
en dipool-dipoolbinding) daarom heeft waterstof een hoog
kookpunt. Watermoleculen (beide dipool) vormen onderling
H-bruggen
• Goed oplosbaar: Om goed in water oplosbaar te zijn moeten er voldoende groepen zijn, er
moet minstens 1 groep aanwezig zijn voor 4 C-atomen.
• Notatie: Noteer een stippellijn tussen de ẟ+ en ẟ-.
We onderscheiden twee type moleculen als gevolg van H-bruggen:
1. Hydro ele sto en: Moleculen die op microniveau ook H-bruggen kunnen vormen worden
tussen de watermoleculen gelaten. Deze sto en zijn oplosbaar in water.
2. Hydrofobe sto en: Moleculen die op microniveau geen H-bruggen met de watermoleculen
kunnen vormen, lossen niet op in water. Alle apolaire sto en.
Molecuulrooster
Een molecuulrooster, is een rooster van bij elkaar zitten moleculen (meerdere moleculen), ze
worden bij elkaar gehouden door de drie bovenstaande intermoleculaire bindingen.
• Vaste fase: Moleculen zijn langs elkaar gerangschikt in een rijtje in het molecuulrooster
zodat contactoppervlak maximaal is (sterke vwb). Moleculen trillen zachtjes op hun plaats.
• Vloeibare fase: Als de temperatuur toeneemt krijgen de moleculen meer kinetische energie
(gaan harder trillen), hierdoor botsen ze en wordt de onderlinge afstand tussen moleculen
groter (vwb wordt zwakker). Bij het smeltpunt breken de moleculen uit het molecuulrooster,
de moleculen kunnen vrij om elkaar heen bewegen maar trekken elkaar nog wel beetje aan.
• Gas fase: Wanneer het kookpunt wordt bereikt bevatten de moleculen genoeg kinetische
energie (gaan nog harder trillen) om de vwb volledig te verbreken. De losse moleculen
kunnen dan vrij door de ruimte bewegen.
Noteer moleculen via de molecuulformule —> hoofdstuk over systematische naamgeving.
Polymeren type molecuul
Een polymeer is een hele lange keten moleculen, bestaat uit een opvolging van identieke of
soortgelijke delen de monomeren, die chemisch aan elkaar koppelt zijn. De polymerisatiegraad
is de gemiddelde ketenlengte, uitgedrukt in de hoeveelheid monomeer moleculen die per
polymeer aan elkaar gekoppeld zijn.
Pagina 6 van 34 Versie 3
fi ffff ff ff ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Examenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.