Hoofdstuk 2 paragraaf 2.3
Fase 1 >> 1918-1923
Na de WOI werd Duitsland een democratische republiek (republiek van Weimar) met een grondwet
● De eerste jaren waren heel moeilijk > er was gebrek aan alles en er was geen werk voor de miljoenen die van het
front terugkeerden
Velen gaven de democratie de schuld, ook van de Vrede van Versailles
● De legerleiding gaf vlak voor de overgave de macht aan de democratie. Zij moesten de strijd staken en werden
gedwongen de vrede van Versailles te tekenen
● Vervolgens gaf de legerleiding de democraten de schuld van de nederlaag (dolkstootlegende)
● Economische problemen door herstelbetalingen (hyperinflatie)
Verschillende extremistische partijen proberen de macht te grijpen
● 1919, communisten (neergeslagen door leger)
● 1919-1920, vrijkorpsen van ex-soldaten (mislukt door stakingen)
● 1923, Putsch staatsgreep van Hitler (neergeslagen door leger) (Hitler gevangenisstraf)
De republiek leek te bezwijken door verschillende factoren
1. De Fransen bezette het Ruhrgebied omdat Duitsland achterliep met betalingen > Duitse arbeiders staken
2. Om de stakende arbeiders te betalen moest Duitsland geld bijdrukken > Duitse munt werd minder waard
3. Op het hoogtepunt van de hyperinflatie konden mensen niet eens meer een brood kopen
Fase 2 >> 1923-1929
Na 1923 ging het kort beter door Amerikaanse leningen > mensen kregen vertrouwen in de democratie
● Tijdens deze tijd nam het vertrouwen in extremistische partijen af
● De economie werd hersteld met Berlijn als cultureel centrum
● Groei van het vertrouwen in de democratie
Fase 3>> 1929-1938
De beurskrach van 1929 maakt daar een eind aan > Duitsers moesten Amerikaans leningen betalen
● Duizenden banken, bedrijven en winkels gingen failliet > mensen werkloos
● Extreemlinkse communistische partij en Extreemrechtse NSDAP profiteerden hiervan
Leider van de NSDAP was Adolf Hitler (vocht in 1914 in Duitse leger, was er kapot van dat Duitsland verloor)
● In 1919 sloot hij zich aan > hij werd al snel leider
NationalSozialistische Deutsche Arbeiterpartei
➔ 1 leider (Führer = Hitler)
➔ anti-democratisch, anti-communistisch, nationalistisch, totalitair, geweld=goed
➔ rassenleer (=verschil met fascisme), Joden en Slavische volkeren waren minder
Hitler gaf vurige toespraken waarin hij allerlei beloften deed over Duitsland. Ook gaf hij de Joden en Democraten de
schuld van de crisis. HIj beloofde werk en welvaart.
● Het straatgeweld leefde weer op > gewapende SA in bruine kleding kreeg meer leden (straatterreur)
● In het zwart geklede SS kwam op voor de bescherming van Hitler > werd een fanatieke organisatie
1933 > Hitler wordt in januari rijkskanselier met steun van de communisten (beiden tegen democratie)
● Hitler schreef nieuwe verkiezingen uit die hij met 44% net niet won
● Dmv intimidatie kreeg Hitler het toch voor elkaar om een wet aan te nemen die hem 4 jaar de macht gaf
De nazis veranderden Duitsland in een totalitaire staat > alle partijen behalve de NSDAP werden verboden
● Tegenstanders werden opgesloten in concentratiekampen
● Er kwam een ministerie van propaganda die alle media controleerden
● Alle jongen en meisjes waren lid van de BMD en Hitlerjugend waar ze werden opgevoed tot nationaalsocialisten
● Ook breidde hij het leger uit (herbewapening), waardoor de werkloosheid verdween > Hitler werd populair
Dawes plan van de VS; VS geeft lening aan Duitsland > Duitsland betaalt leningen aan GB en FR > BG en FR betalen
oorlogsleningen terug aan VS
, Geschiedenis samenvatting
Hoofdstuk 2 paragraaf 2.4
Dankzij de neutraliteit tijden de WOI pakte NL het leven snel weer op na de oorlog (1920)
● Toegenomen welvaart + economie doordat andere landen spullen kopen na de verwoestingen
● Bijna geen werkloosheid > kortere werkdagen (8,5h) en zo+za middag vrij
● Door de vrije tijd kwamen er nieuwe apparaten zoals radio’s, telefoons, stofzuigers
● Mensen gingen meer fietsen en naar de bioscopen + KLM werd opgericht (vliegtuigbouw door Fokker)
De confessionelen hadden de macht door de absolute
meerderheid tijdens de verkiezingen
● Andere groepen leefden in gescheiden werelden en
hadden eigen vakbonden, winkels, scholen, sportclubs,
kranten, ziekenhuizen enz. Dit proces heet verzuiling
● De Protestanten en Katholieken ontmoedigden
contacten met de andere zuilen omdat ze vonden dat zij een
bedreiging waren voor het geloof
● Later nam de verzuiling steeds verder toe en
kwamen er zelfs aparte radio uitzendingen voor elke zuil
● Iedereen bleef trouw aan zijn eigen zuil want anders
werd het gezien als verraad
Door de beurskrach in de VS ging het ook mis in Nederland
● Eerst kreeg de landbouw klappen, maar al snel de industrie ook. De handel en productie daalde
● De werkloosheid steeg en werklozen kregen daarom een uitkering die net genoeg was om te leven
● De controle was erg streng: werklozen moesten 2 keer per dag naar een stempellokaal om te voorkomen dat
mensen zwart gingen werken
In 1933 ging Hendrik Colijn de regering leiden > hij bedacht de aanpassingspolitiek
● Forse bezuinigingen op de uitkering en er mocht niet meer worden uitgegeven dan dat er binnen kwam
● Ook werd de werkverschaffing ingevoerd
● Dit leidde tot rellen en de economie bleef steeds verder dalen
De export was ook gedaald doordat Nederland de gouden standaard bleef houden (dan zijn producten duurder)
● In 1936 werd de gouden standaard toch verlaten en het ging meteen beter de de economie
NSB Rechts
➔ nationaal socialistische partij stemmers: middenklasse ideologie: fascisme (later nazi)
➔ opgericht in 1931 door Anton Mussert, Hitler en Mussolini groot voorbeeld
➔ marcheerden in zwarte uniform door de straten (weerbaarheidsafdeling WA)
De NL gaven de staatsvorm de schuld van de crisis maar toch bleven de democraten de meerderheid houden doordat
● NL nauwelijks had geleden door de WOI
● Geen woede over de afloop WOI
● Verzuiling gaf een veilig gevoel
● Colijn was een sterke minister-president en dat gaf mensen een veilig idee
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larissapeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.07. You're not tied to anything after your purchase.