100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide uitwerking alle hoorcolleges Sociale Zekerheidsrecht $6.92
Add to cart

Class notes

Uitgebreide uitwerking alle hoorcolleges Sociale Zekerheidsrecht

 39 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een uitgebreide uitwerking van alle hoorcolleges van het vak Sociale Zekerheidsrecht, grotendeels woordelijk meegetypt en voorzien van belangrijke schema's uit de sheets. Bevat ook alle uitwerkingen van kennisclips.

Preview 4 out of 43  pages

  • May 24, 2021
  • 43
  • 2020/2021
  • Class notes
  • W. roozendaal
  • All classes
avatar-seller
HC’s Sociale Zekerheidsrecht

HC 1 – Grondslagen en beginselen van het socialezekerheidsrecht
Van oudsher: armenzorg en liefdadigheid. Werd vaak gedaan door rijkeren. In die zin is die vorm van sociale
zekerheid al heel oud.

De eerste wettelijke sociale bescherming in arbeidswetgeving  eind 19e eeuw: liberalen (Thorbecke en Van
Houten) bestrijden extreme armoede. Mede onder invloed van revolutiegevaar. Die arme mensen konden in
opstand komen.

20e eeuw: opbouw van de welvaartsstaat  met name in de periode na de WOII, saamhorigheid, alles opnieuw
opbouwen. Een periode van veel draagkracht om het socialezekerheidsstelsel uit te breiden.

1989: einde van het rode gevaar? De val van de Berlijnse muur en het instorten van de Sovjet-Unie. In de westerse
wereld rees de vraag of we het socialezekerheidsstelsel nog wel nodig was. Mensen kunnen goed voor zichzelf
zorgen etc.

De aandachtsgebieden van sociale zekerheid volgens ILO CO. 102:
 Medische zorg
 Ziekte
 Invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten
 Werkloosheid
 Ouderdom
 Gezinslasten en moederschap
 Achterblijven na vooroverlijden (voor weduwen en wezen)
 Heel breed spectrum. Als je in onze eigen wetgeving kijkt, kom je op een lange lijst van wetten met elk hun eigen
afkorting.

Rubricering naar oorsprong:
 Sociale voorzieningen
 Werknemersverzekeringen
 Volksverzekeringen

Sociale voorzieningen  lange traditie van liefdadigheid
 Armenwetten van 1854 en 1912
 1965: Algemene Bijstandswet (nu Participatiewet)
 Doelgroep sociale voorzieningen: behoeftigen, mensen die zo arm zijn dat ze zichzelf niet meer kunnen
onderhouden

Sociale verzekeringen – moderne tijd, tijd waarin sprake was van staatsvorming en duidelijke groei van macht van de
staat. Deze ging de samenleving meer inrichten en organiseren.
 Werknemersverzekeringen  Bismarck was de Duitse architect van de werknemersverzekering.
o Ziektewet 1913  vangnet ZW 1996 (en loonplicht bij ziekte)
o Ongevallenwet 1901, Invaliditeits- en Ouderdomswet 1919  WAO 1967  WIA 2006
 Volksverzekeringen  Beveridge was de Britse architect van de volksverzekering. Het maakt niet uit welke
arbeidsrelatie je hebt (zelfstandige of werknemer of werkloos), maar iedereen die ingezetene is kan
aanspraak maken op een volksverzekering
o AOW 1957  AIW 1985. Het bijzondere van deze uitkering is dat het niet uitmaakt of je er behoefte
aan hebt, iedereen heeft er recht op. Zo ook prinses Beatrix.
o AWW 1959  Anw 1995
o AKW 1961  AKW (en kindgebonden regelingen)
o Oorsprong van het concept sociale zekerheid als vangnet, van wieg tot graf

Je hebt dus werknemersverzekeringen (werknemers), volksverzekeringen (ingezetenen) en sociale voorzieningen
(behoeftigen).
1

,  Dit is een ‘grof’ schema met
uitgangspunten. In werkelijkheid zijn er
vele uitzonderingen!




Sociale zekerheid als vangnet: van loon naar bedelstraf  loon uit arbeid, werknemersverzekeringen
(WW/ZW/WIA), ‘tussen’-voorzieningen (IOAW/IOW/TW), bijstand, bedelstraf.

1980-2020: vier grote hervormingen:
1. Bijstand en volksverzekeringen: gelijke behandeling m/v
 Tot ongeveer 1980 waren er regelingen in Nederland in grote mate geënt op het feit dat de man met
name kostwinner was en hij dus degene was die een uitkering kon aanvragen als dit inkomen terugliep.
Alleen weduwen konden een uitkering krijgen, werkende vrouwen niet, ook al verloren zij hun inkomen.
Andersom konden mannen ook geen inkomen krijgen als hun vrouw overleed. Dat mocht niet meer,
omdat de EU dit verbood. Dit heeft geleid tot aanpassingen in het Nederlandse stelsel.
2. Ziekte en arbeidsongeschiktheid: privatiseren en activeren
 Vanaf 1996 inbouwen financiële prikkels in ZW, WAO/WIA (zie week 2 en 3)
3. Werkloosheid: krimp en activeren
 1987-2015: WW krimp uitkeringsduur
 WW als arbeidsmarktinstrument (zie week 4)
4. Bijstand/participatie: decentraliseren en activeren
 Van recht op bijstand naar participatiewet in 2015 (zie week 6)

21e eeuw: waarom hebben we nog sociale zekerheid nodig? Mensen vragen zich af waarom anno 2021 niet iedereen
voor zichzelf kan zorgen. Overwegingen waarom je die uitkeringen aan elkaar zou willen geven:
 Solidariteit  we leven met andere personen mee die minder inkomen heeft. Verschillende vormen:
o Draagkrachtsolidariteit: wie inkomen heeft draagt bij, wie behoefte heeft vraagt bijstand (de
sterkste schouders dragen de zwaarste lasten)
o Inkomenssolidariteit: premie is inkomen gerelateerd, uitkering is voor iedereen even hoog
o Rsicosolidariteit: iedereen is even welkom in de verzekering en krijgt dezelfde dekking tegen
dezelfde voorwaarden. In een commerciële verzekering wil je dit niet
o Leeftijdssolidariteit: jong met oud of oud met jong. Verbinding met risicosolidariteit.
 Vereffening (repareren schade)
 Wederkerigheid (voor wat hoort wat)
 Verdienste (rechtvaardig arbeidsloon)
 Paternalisme (spaardwang)
 Emancipatie
 Maatschappelijke cohesie
 Stabiliseren koopkracht
 Rechtsbeginsel (grondrecht/burgerrecht)

Terug naar de vraag: wat is sociale zekerheid?


2

,  Een stelsel van sociale uitkeringen met meerdere doelen of waarden: bescherming bieden tegen sociale
risico’s, activeren en bevorderen van participatie (‘meedoen’), organiseren van solidariteit van sterk met
zwak, bevorderen van de sociale cohesie en daarmee de economie
Actualiteiten personele werkingssfeer
Het etiket dat partijen aan de overeenkomst hebben gehangen, mag geen rol spelen bij de vraag of sprake is van een
arbeidsovereenkomst of een ander soort overeenkomst.

ZZP en fiscaal recht:
 2001: invoering Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) met als doel duidelijkheid vooraf scheppen
 2005: Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR  gebruikmaking VAR leidt tot vrijwaren premieplicht met als
doel de vergroting van de rechtszekerheid.

Van VAR II naar wet Dba:
 Regering onderhandelt met zzp-partijen. Partijen stellen een ‘webmodule’ voor
 Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA)
 Wet DBA wordt ondanks grote kritiek aanvaard en treedt per 1 april 2016 in werking
 Invoering opt-out mogelijkheid in de gelijkstellingsregeling (art. 1 lid 5 en 5 lid 4 RB)
o Let op: geldt niet voor alle gelijkgestelden (niet voor tussenkomst)
 Wet DBA veroorzaakt paniek. Handhaving wordt uitgesteld, tot dusver tot oktober 2021. Wel handhaving bij
kwaadwillenden die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of voortbestaan.

Regeerakkoord 2016 stelde een driedeling voor:
1. ‘Top’ zzp’ers  opt-out: de zzp’ers die het beste verdienden zouden mogen kiezen om uit de
werknemersverzekeringen te stappen
2. Werkenden aan de onderkant: arbeidsovereenkomst wordt verondersteld  het is lastig om van tevoren al
vast te stellen dat zij geen arbeidsovereenkomst hebben omdat dit in strijd is met het vrij verkeer van
diensten
3. Middensegment: webmodule met die hele lange vragenlijst
2018-2020
 Commissie Regulering van werk buigt zich over de toekomst van de arbeidsmarkt
 Verduidelijking gezagscriterium in handboek Loonheffingen per 1 januari 2019
 Exploratie mogelijkheid minimumtarieven voor zzp’ers. Dit is inmiddels afgeblazen, dit blijkt heel veel
administratieve belasting voor mensen mee te brengen om precies te gaan overeenstemmen welke kosten
zij maken zodat je die minimumtarieven kan waarmaken.

Ondertussen in Europa:
 ‘A-typische’ werkers nu al 40% van alle werkers (0 urencontracten, uitzendbureaus etc.)
 Zij hebben slechte toegang tot bescherming
 Dit bedreigt financiële houdbaarheid van socialezekerheidsstelsels. Er komt minder premie binnen maar er
wordt wel meer beroep gedaan op uitkeringen
 Het level playing field tussen lidstaten wordt ook hiermee bedreigt
 Europese Pijler van Sociale Rechten: initiatief om ‘sociale markteconomie’ te versterken
 Aanbeveling: werknemers en zelfstandigen die onder vergelijkbare voorwaarden moeten werken, adequaat
te beschermen en min of meer dezelfde bescherming bieden. In Europa wordt gevonden dat Nederland hier
echt iets aan moet doen.

Stand van zaken: we zijn bezig met het ontwikkelen van zo’n vragenlijst (webmodule) waarin heel veel vragen
moeten worden beantwoord om in te schatten of iemand nou met een bepaalde mate van zekerheid gebruik kan
maken van zelfstandigen. Dit zou moeten leiden tot een opdrachtgeversverklaring.

Personele werkingssfeer werknemersverzekeringen
Verzekering van rechtswege:
 Partijen kunnen wel zelf bepalen hoe ze samenwerken, maar ze kunnen niet zelf bepalen welke kwalificatie
deze samenwerking in rechte krijgt. Ook niet als de werker hier vrijwillig voor kiest!

3

,  Het is aan het UWV of de fiscus om te stellen en te bewijzen of er sprake is van verzekeringsplicht, en aan de
rechter om de knoop door te hakken
 ‘Ontduiking’ gaat twee kanten op: soms fingeren partijen wel een dienstverband om een uitkering te krijgen,
soms fingeren partijen dat er geen dienstverband is om geen premies te hoeven afdragen

Het werknemersbegrip in de werknemersverzekeringen:
 Art. 3 WW/ZW + art. 8 WIA: ‘’werknemer’’ is de natuurlijke person die in privaatrechtelijke dienstbetrekking
staat
 Op dit uitgangspunt gelden verruimingen (geen arbeidsovereenkomst, wel verzekerd, fictieve
dienstbetrekking, art. 4, 5 WW/ZW jo. Rariteitenbesluit) en uitzonderingen (wel een arbeidsovereenkomst,
niet verzekerd, art. 6 WW/ZW, zie ook art. 8 RB)

Systematiek onderzoek naar verzekeringsplicht:
 Stap 1: art. 3 lid 1 WW/ZW ( art. 8 WIA): bepaal eerst of er een 610-dienstbetrekking is  een werknemer
verbindt zich gedurende een zekere tijd, persoonlijk, arbeid te verrichten, in dienst van de werkgever. De
werkgever verbindt zich loon te betalen. Ruime uitleg van het begrip ‘persoonlijk’, ‘arbeid’ en ‘loon’.
o Onder arbeid vallen bijv. ook slaapdiensten; van waarde voor de werkgever; niet in de eerste plaats
gericht op uitbreiding van de eigen kennis en ervaring.
o Persoonlijk: niet (volledig) vrij zich te laten vervangen. Zie ook art. 7:659 BW.
o Loon: in geld of in natura, ook als het maar 50 cent per uur is en ongeacht benaming door partijen
o Het probleem is vaak ook de uitleg van ‘in dienst’ of gezag. In
dienst/gezagsverhouding/ondergeschiktheid impliceert een aanwijzingsbevoegdheid, zie ook art.
7:660 BW (inhoudelijk en/of organisatorisch). Maar, ook bij een overeenkomst van opdracht zijn er
aanwijzingen mogelijk (zie art. 7:402 BW).
Zo nee:
 Stap 2: bepaal nu of er misschien sprake is van een fictieve dienstbetrekking.
o Art. 4 WW/ZW: gelijkgestelde arbeidsverhoudingen (= fictieve dienstbetrekking  jo.
Rariteitenbesluit)
 Art. 4 lid 1 sub a en b jo. lid 2 en lid 5: aannemer van werk die geen zelfstandige is in de zin
van Wet IB noch DGA en dienst hulpje, behalve als het werk voor een particulier wordt
gedaan
 Art. 4 lid 1 sub c en d: bemiddeling. Voor bemiddeling geldt een overeenkomst tegen
beloning met ‘een ander’ (pseudo-werkgever), bemiddeling verlenen, geregeld, niet
bijkomstig, niet meer dan twee helpers, verhouding met pseudo-werkgever (‘de ander’) is
exclusief




 Art. 4 lid 1 sub e-h: sommige bestuurders van een vennootschap die geen
grootaandeelhouder zijn, bemanning vissersvaartuigen, dienstplichtigen, lid van coöperatie
met werknemerszelfbestuur (ev lid 3)
o Art. 5 WW/ZW
 Thuiswerker jo. art. 1 en 2 RB
 Hulpje thuiswerker
 Artiest of sporter jo. art. 4 en 4a RB
 Persoonlijk arbeidsverrichter jo. Art. 5 RB: persoonlijke arbeid, op ten minste twee dagen
per week, aangegaan voor ten minste 30 dagen (of bij keten tezamen meer dan 30 dagen),
bruto-inkomen per week is minstens 40% van het minimumloon, lid 4 opt-out mogelijk en
zie ten slotte de uitzonderingen zoals neergelegd in art. 8 RB. Het gaat samengevat om een


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anne-sophiehoedjes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.92  4x  sold
  • (0)
Add to cart
Added