1831-1848: Cijnskiesrecht
Cijns = belastingen. Het cijnskiesrecht betekent dat degene die belastingen betaalden aan de staat
kregen stemrecht. Enkel zij hadden stemrecht. Dit was perfect democratisch en liberaal uitgangspunt.
Het is ook logisch dat degene die aan de staat betalen het recht hebben om te kiezen hoe politici,
ministers omgegaan zijn met het belastinggeld. Verkiezingen dienen ervoor dat de burger zich zou
kunnen uitspreken over het beleid van de regering van de afgelopen jaren. Dat beleid die de overheid
voert, voert de overheid met ons belastinggeld.
Voorbeeld: de regering heeft €100 miljard. De regering en de parlementsleden zullen a.d.h.v. wetten
beslissen dat ze 50% besteden aan onderwijs, 20% aan de gezondheidszorg en 30% aan veiligheid. De
kiezer kan dan kiezen hoe de overheid dat beleid heeft uitgevoerd met dat geld.
Er was wel een probleem. Er was slechts 1,1% van de bevolking dat belastingen betaalde. Dat was een
democratisch aanvaardbare regel maar wel asociaal. Dat slechts 1,1% van de bevolking belastingen
betaalde kwam door het belastingstelsel. In die tijd haalde de overheid zijn belastingen uit de gekende
BTW zoals op het drankgebruik maar daar hield men geen rekening mee met dat kiesrecht. De cijns
dat waren eigenlijk de belastingen op vermogen. Als je bijvoorbeeld aandelen had, huizen, koetsen,
paarden. Deze bezittingen betaalden belastingen aan de staat en zij kwamen in aanmerking om te
stemmen.
Wat met de arbeiders en de middenklasse?
Zij betaalden geen belastingen omdat er toen geen belastingen waren op de lonen. Nu betalen mensen
belastingen op hun inkomen. Vroeger had je dit niet omdat zij geen vast loon hadden. Ze hadden geen
contract. Als de werkgever besliste om de arbeider niet te betalen dan kon dit. Ze werden per dag of
week uitbetaald. Dit werd uitbetaald in het café naast de fabriek waar het geld vaak werd
opgedronken. Het waren asociale tijden. De arbeiders hadden geen rechten, geen vast loon, geen
contract. Ze hadden geen sociale rechten en betaalden geen belastingen. Daardoor hadden alleen de
superrijken het stemrecht.
Verschil steden en platteland
De cijns die verschilde in de stad en op het platteland. In de steden lag de cijns hoger. Op het platteland
moet men bijvoorbeeld 10F belastingen betalen. In de steden was dit bijvoorbeeld 20F. Dit kwam
doordat de rijken op het platteland werden bevooroordeeld dan de mensen uit de stad. Degene die
de belangen van het platteland verdedigden waren vooral de hogere katholieken. Het was op vraag
van de katholieke stroming maar ook van de conservatieven. In Europa waren tussen 1830-1860 waren
de conservatieven aan de macht die niet meer wilden dat de tijd vooruit ging, niet meer wilden dat er
sociale en democratische vooruitgang kwam. Dit was zowat overal in Europa. De hogere katholieke en
protestantse klasse wou men bevooroordelen t.o.v. republikeinen en de vooruitstrevende klassen die
,in de steden woonden. In de steden woonden vooruitstrevende klassen die meer republikeins waren.
D.w.z. dat ze minder koningsgezind waren en een president wouden. Ze werden radicale democraten
genoemd. Ze behoorden tot de middenklasse en conservatieven wouden niet dat ze stemrecht kregen.
Ze vonden ook dat de lagere klassen meer rechten moeten krijgen. De conservatieve elite probeerden
de macht en invloed van de radicale vooruitstrevende middenklasse af te nemen door hen niet te laten
stemmen. Door de cijns te verhogen kon men het stemrecht ondermijnen en zelf wegvegen.
1848: uitbreiding stemrecht
In Europa was er een conservatieve wind. Dit waren vooral katholieken, koningsgezinden uit de hogere
klassen. Daar zaten in België ook enkele rechtse liberalen bij. Zij waren conservatief omdat ze de macht
en de rijkdom van hun klasse wilden behouden. Ze wouden niet dat de middenklasse en de lagere
klasse politieke en sociale rechten kregen. Ze zijn aan de macht in België maar ook op andere plaatsen
in Europa. In 1848 komen de eerste tekenen van het socialisme aan bod. We krijgen ook de opkomst
van Karl Marx. Binnen de lagere klassen en de middenklasse begint het te woelen. Ze zijn het beu om
uit de maatschappij gesloten te worden. Ze hebben geen politieke inspraak en te weinig sociale
rechten. Er ontstaat een revolterende sfeer. De arbeiders komen in opstand, ze gaan staken maar dit
was wel verboden ook bij ons. Bij de elite krijgen ze wat schrik. Ze zijn bang dat de opstandige sfeer zal
leiden tot een revolutie. Als er een revolutie komt dan krijg je vaak een wissel van de macht. Dan
zouden de conservatieven hun macht verliezen. Ze willen dit vermijden. De elite begint na te denken
over hoe ze deze revolutie kunnen vermijden. Je hebt in de lagere en middenklasse altijd mensen die
het volk gaan aanzetten tot protesteren, die hen inspireren. Ze willen die mensen: de radicale
democraten, republikeinen, linkse liberalen stemrecht geven. Als ze dit krijgen kunnen ze aan politiek
deelnemen en gaan ze zich verzoenen met het bestaande systeem. Dit is een middel om degene die
kritisch tegenover dit systeem staan hen te laten verzoenen met het systeem. Ze doen dit door hen te
laten integreren in het systeem, hen te laten deelnemen. Ze kennen hen dus stemrecht toe. In 1848
hebben ze de stedelijke middenklasse stemrecht toegekend door de cijns gelijk te stellen aan de cijns
van het platteland.
Capaciteitsstemrecht
Bij de uitbreiding van het stemrecht hebben ze nog een bijkomend stemrecht toegevoegd. Dit slaat op
het bekwaamheidsstemrecht. Dit gaat uit van dat de bevolking moet voldoen aan enkele
bekwaamheden om te kunnen stemmen. Deze bekwaamheden slaan op intellectuele, verstandelijke
bekwaamheden.
Voorbeeld: wie in die tijd een humaniora diploma bezat behoorde toen automatisch tot de hogere
klasse en had door dat capaciteitsstemrecht ook het recht om te gaan stemmen. In die tijd was dat een
prestigieus diploma. Op dat moment was er ook nog kinderarbeid vandaar dat dit een heel hoog
diploma. Je kon behoorlijk mooie jobs krijgen door dit diploma.
De linkse liberalen en vooruitstrevende democraten zijn toen begonnen met avondonderwijs. Zo
wouden ze arbeiders en ook geschoolde arbeiders de kans geven dit te volgen. Daar werden
inburgeringscursussen gegeven. Daarin werd het stemrecht uitgelegd, wat de overheid, parlement is
en doet enz. Als men geslaagd was kon men gaan stemmen. Er zat wel enige strategie achter de
, oprichting van het avondonderwijs. Als deze mensen slaagden dan konden ze stemmen. De oprichters
van dit onderwijs hoopten zo dat deze mensen op hen gingen stemmen.
Actueel
Vandaag bestaat dit nog steeds en er worden ook inburgeringscursussen gegeven aan mensen die hier
komen wonen. Ze krijgen dan lessen Nederlands en lessen over hoe ons land werkt.
1848: Europees revolutionair jaar
In sommige landen hebben de sociale en politieke onlusten geleidt tot evoluties. Bij ons hebben ze dit
anders opgelost door de uitbreiding van het stemrecht.
1893: algemeen mannelijk meervoudig stemrecht
Doorbraak tweede industriële revolutie
Er kwam een versnelling van het productieproces. Bij iedere industriële, digitale, technologische
revolutie krijg je een versnelling van productie. Ze kunnen sneller en massaler worde aangemaakt. Zo
kunnen ze ook mondialer worden verspreidt. Er is dus een versnelling van de maatschappij. Bij de 2de
industriële revolutie had dit onder meer te maken met de uitvinding van de elektriciteit. Bij deze
versnelling gaan de mensen sneller werken. Bij de uitvinding van de elektriciteit krijg je machines die
niet meer werken op stoom maar elektriciteit. Je krijgt trams, er is verlichting. Er kan meer en sneller
gewerkt worden. De productie drijft op, de economische groei neemt toe en ook de consumptie. De
arbeiders moeten harder, sneller en meer werken. Ze moeten vooruitstrevend zijn om mee te gaan
met de evolutie. Bij zo een evolutie investeren kapitaalbezitters in nieuwe materialen, machines. Om
winsten te maken beslissen ze de lonen niet te laten stijgen. De lonen blijven gelijk maar arbeiders
moeten meer, langer en sneller werken. Dit leidt tot frustraties. De kapitaalbezitters verdienen zeer
veel geld waardoor de kloof tussen arm en rijk groter wordt. Waardoor die frustraties zich ophopen bij
de arbeiders. Ze hebben geen politieke inspraak, weinig sociale rechten en ze mogen niet staken. Ze
voelden zich uitgesloten van het systeem. In de winkels zien ze die goederen (fototoestellen, platen,…)
en ze kunnen deze niet kopen. Dit leidt tot protesten en hevige opstanden waarbij ze dingen gaan
vernielen, fabrieken beschadigen en dergelijke. Het werd steeds heviger en het leidde bijna tot een
revolutie. Ze stuurden het leger erop af. Ze schoten mensen dood en dan werden de andere nog bozer.
In 1902 hebben ze in Leuven enkele mensen doodgeschoten. Rond de eeuwwisseling kwam het
socialisme sterk op. De socialistische partij (BWP) is opgericht in 1884. Hun belangrijkste
programmapunt was stemrecht voor iedereen. Dit was omdat als deze mensen konden stemmen
zouden ze op de socialisten kunnen stemmen en kregen zij een plaats in het parlement en misschien
in de regering en konden ze het beleid maken. Ze eisten dat elke man zijn stem moet kunnen
uitbrengen. Het marxisme en het anarchisme werd in die periode gewelddadig. Het anarchisme was
eerst geweldloos maar op het einde van de 19de eeuw werd dit een terreurbeweging. Dit kwam van
Rusland. De Russische anarchist pleitte voor geweld, de revolutie van het geweld. Ze moesten
aanslagen plegen op rijke lui en op de staatshoofden. Er zijn aanslagen gebeurt op de Duitse keizer,
Italiaanse koning en ook op de Belgische koning Leopold II. De elite krijg schrik. Deze aanslagen, de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ybeleyman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.18. You're not tied to anything after your purchase.