College aantekeningen Methoden En Technieken Van Onderzoek (PABAP037)
10 views 0 purchase
Course
Methoden En Technieken Van Onderzoek (PABAP037)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
In dit document staan de aantekeningen bij alle colleges van het vak Methoden en Technieken van Onderzoek. Vrijwel alles wat behandeld is tijdens de colleges staat hier in.
College 1 – Methoden en Technieken van onderzoek
- Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek : oplossen van kennisproblemen (kennis genereren) >
Doel: ontwikkeling of toetsing theorieën.
- Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: oplossen van praktijkproblemen (maatschappelijke
problemen bv., kennis om problemen op te lossen) > Doel: Kennis voor besluitvorming bij
praktijkproblemen.
Wanneer is onderzoek wetenschappelijk? > Streven naar kennis over verschijnselen voor
theorievorming, empirische uitspraken, methodologische spelregels (toetsbare uitspraken,
controleerbaar, repliceerbaar), voortbouwen op werk van voorgangers (cumulatief)
-Positivisme = positieve ontwikkeling (vd empirische werkelijkheid) omdat er nieuwe kennis is
gegenereerd.
-Logisch positivisme = aansluiten op werk van voorgangers, theorieën moeten op elkaar aansluiten.
> Kritiek (Karl Popper) : Niet alles is empirisch zichtbaar, er zijn ook abstracte begrippen die je niet
kan zien maar misschien wel kan onderzoeken; niet steeds bestaande theorieën bevestigen, maar
juist onderuithalen (zoek de zwarte zwaan, als de theorie alleen witte zwaan is.) > niet alleen kijken
naar wetmatigheden.
Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: Empirische cyclus (de Groot, 1961) > steeds opnieuw
gevolgd wordt voor kennis vermeerdering:
1. Observatie ( Waar hij verder onderzoek naar wil doen) > Formulering kennisprobleem
Kwalitatief onderzoek
2. Inductie (aanname) ( Algemene wetmatigheden proberen te ontdekken) > Inductie
hypothesen (globaal)
> Theorie (= Een samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische wetmatigheden
beschreven, verklaard of voorspeld kunnen worden)
3. Deductie (hypothese) ( Meer specifiek) > Deductie hypothesen
Data verzameling
Kwantitatief onderzoek
4. Toetsing
Data-analyse
5. Evaluatie ( Wat die toets zegt over of de theorie houdbaar blijft of niet)
Deductief-Nomologisch model (Hempel, 1965): Specifieke (toetsbare) uitspraken afleiden uit
algemene uitspraken over de empirische werkelijkheid. Theorie (wetmatigheden met goed
gedefinieerde begrippen) & aannames > logische toetsbare hypotheses.
Probleemstelling in onderzoeksplan:
Wat wil je weten? = vraagstelling
-Fundamenteel (theoretisch) onderzoek:
Hiaren/tegenstrijdigheden in de wetenschappelijke kennis
-Praktijkgericht onderzoek: probleem afkomstig van opdrachtgever, vaag/globale weergave van het
probleem (concretiseren), huidige vs gewenste situatie
, Waarom wil je dit weten? Waarom belangrijk? = doelstelling
>”Inzicht te krijgen in … ‘
> Relevantie vh onderzoek/kennis: theoretisch, praktijkgericht of beide
Welk theoretisch raamwerk <> conceptueel model
>Hoe je de theorie weergeeft, grafische weergave van wat je gaat onderzoeken (de kern)
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: concretisering probleem:
Vage en globale probleemstelling > Overleg met opdrachtgever:
Verheldering probleem, inperking
Nieuwe gegevens verzamelen?
Doelstelling?
Relevant en uitvoerbaar?
Ethische aspecten
>Doelstelling en concrete onderzoeksvraag
Type (kwantitatieve) globale vraagstellingen:
1. Beschrijvende vraagstellingen (bv. frequentievragen (hoeveel, hoe vaak, hoe lang) (hoe iets
in elkaar zit beschrijven)
2. Verklarende vraagstellingen > Waarom? causaliteit (oorzaak-gevolg (x veroorzaakt y))
3. Voorspellende vraagstellingen > Causaliteit ( x veroorzaakt y) > Wat wordt y als ik x … doe?
- Verschilvragen (in welke mate is er een verschil tussen …. ? (voor/na of groepen)
- Samenhangvragen ( in hoeverre is er een relatie tussen … en … ?)
- Frequentievragen (Hoeveel, hoe vaak, hoe lang)
Goede kwantitatieve onderzoeksvragen:
Relevant & Specifiek:
- Sluit goed aan bij de probleem- en doelstelling
- Onderzoekbaar
- Bevat belangrijkste kenmerken van het onderzoek
- Antwoord meer dan ja/nee
Vermijden:
- Waarom- vragen (te vaag, te open)
- Hoe komt het- vragen
- Hoe kunnen we- vragen
- Normatieve (goed/fout, al in de vraag sturing) / ethische (goed/fout, vraag je je af) / esthetische
(wat is mooi) vragen
Onderzoekseenheid: Op wie/wat heeft de onderzoeksvraag betrekking?
>Volgt direct uit de onderzoeksvraag > niveau waarop antwoord verwacht wordt > vaak respondent >
soms groepsniveau > vaak regel/rij in databestand, soms aggregatie nodig (onderzoekt leerlinge, voor
uitspraak over school) > Oftewel: de groep waar je de uitspraak over gaat doen, kan ook over een
school.
Kenmerk = eigenschapsbegrip
>Wat ga je meten bij de onderzoekseenheden/respondenten? > (abstracte)
eigenschap/kenmerk/aspect > komen terug in de onderzoeksvraag
, Variabele > kenmerk die in concreet meetbare termen in omgezet (= operationaliseren) > kolom in
databestand
Concept = eenvoudig kenmerk > 1 variabele
Construct = ingewikkeld kenmerk, abstract/complex begrip > meerdere items/variabelen >
samennemen
Direct (beste, bv. meetlat )/ indirect (vragenlijst bv.) > voorbeeld lichaamslengte, kan beide zijn.
Meerdere indicatoren die het moeten meten (concept/construct)
Conceptueel model:
Theoretisch raamwerk <> conceptueel model <> statistisch model
>Weergave van de relaties tussen de kenmerken, opgebouwd uit alle kenmerken van de
onderzoeksvragen, geen onderzoekseenheden, geen waarde/score van kenmerk.
Type kenmerken:
- Afhankelijke kenmerk(en) (Y) > Directe kenmerken
- Onafhankelijke centrale kenmerk(en) (X) > Directe kenmerken
- Onafhankelijke controle kenmerken (‘derde variabelen’) > Indirecte kenmerken >
> Moderator= Het verband wordt anders X > geslacht < Schoolloopbaan (bv. Geslacht) > Is het voor
jongens anders dan voor meisjes bv.
> Mediator= Het is een gedeeltelijke verklaring voor het verband, X > Y (mediator) > Z (bv.
Opvoedstijl) > SES is op invloed van de opvoedstijl en die opvoedstijl is weer op invloed van de
schoolloopbaan.
> Confouder: Potentieel verstorend kenmerk (verstoord de Y variabele)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elishavanderbij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.61. You're not tied to anything after your purchase.