100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Portaal $4.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Portaal

 48 views  10 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek Portaal (praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs). Hoofdstukken: 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11

Preview 4 out of 25  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 (hele boek behalve h3 en h7)
  • May 25, 2021
  • 25
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Portaal
Prakti sche taaldidacti ek voor het basisonderwijs

Hoofdstuk 1
Drie hoofdfuncties van onderwijs:

- Kwalificatie: het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen
kwalificeren voor het leven in onze rijke multiculturele maatschappij en voor een beroep.
- Socialisatie is het proces waarbij iemand bewust en onbewust cultuurkenmerken van een
groep overneemt. (je leert hoe de maatschappij in elkaar zit en hoe je een rol gaat vervullen)
- Subjectivering de vorming van een persoon. Is wat ik wens ook wenselijk voor de wereld om
mij heen? (het geeft de mogelijkheid je eigen norm te vormen)

Bekende leertheorieën zijn de behavioristische, cognitieve en constructivistische/sociaal-culturele
leertheorieën. Constructivisme stelt de interactie tussen de lerende en de leeromgeving centraal:
leren is een actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat in interactie met
anderen.

Emancipatorische ideologie: kinderen moesten hun gedachten, ideeën en meningen goed leren
verwoorden: communicatie en expressie gingen een belangrijke rol spelen in het onderwijs.

21-eeuwse vaardigheden in het onderwijs: creativiteit, kritisch denken, probleemoplossings-
vaardigheden, communiceren, samenwerken, digitale geletterdheid, sociale en culturele
vaardigheden en zelfregulering. Bij digitale geletterdheid gaat het om een combinatie van ICT-
basisvaardigheden (kunnen omgaan met ICT en computational thinking), informatievaardigheden en
mediawijsheid.

Visies op taalonderwijs

- Traditioneel onderwijs: taal wordt gezien als belangrijke drager van cultuur. Taal bestaat uit
deelvaardigheden die geïsoleerd worden aangeboden. Nadruk ligt op schriftelijke
vaardigheden. Grammatica is belangrijk. Weinig aandacht voor spreken en luisteren.
Leerkracht is overdrager van de lesstof.
voordeel: het is overzichtelijk; verdeeld in deelaspecten, los van elkaar te analyseren.
nadeel: niet evenwicht; nadruk op meetbare aspecten van taal; weinig betekenisvol
- Thematisch-cursorisch onderwijs: leerlingen leren vooral taal door taal te gebruiken in
zinvolle gebruikssituaties. Er wordt gewerkt vanuit thema’s. De leraar bedenkt interessante
taken voor leerlingen, waarbij zij al werkend taalervaringen opdoen die hun taalvaardigheid
vergroten. Bijv. poster maken van onderwerp of presentatie. Leerkracht is vooral begeleider.
voordeel: de activiteiten worden als zinvol ervaren;
nadelen: het kost veel tijd; balans vinden moeilijk; grip op wat is geleerd is lastig.
- Taal bij alle vakken: er wordt uitgegaan dat taal meer is dan materie die geleerd moet
worden en dat je door middel van taal kunt leren. Taal gebruik je voor het leren van nieuwe
inhouden en inzichten.
voordeel: taal wordt betekenisvol gebruikt; transferproblemen worden voorkomen.
Strategieën die aangeleerd worden bij BL zijn geen doel op zich, maar een middel voor
andere vakken.
Nadeel; bepaalde taalonderdelen komen niet goed uit de verf

, - Communicatief taalonderwijs: er staat centraal dat leerlingen leren om goed mondeling en
schriftelijk te communiceren. Aandacht gaat minder uit naar de correctheid van taalgebruik
en meer naar tot stand komen van communicatie en overbrengen van de bedoeling van
spreker. Accent ligt op spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de gedachte;
- Whole-languagebenadering: gaat ervan uit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om taal op
te delen in kleinere eenheden (domeinen) die apart aangeleerd worden. Taal als geheel.
Kinderen leren door taal te gebruiken. Eigen ervaringen van het kind zijn het uitgangspunt.
- Strategisch taalonderwijs: gebaseerd op de visie dat leerlingen voor het uitvoeren van
communicatieve taken strategieën moeten leren beheersen.
voordeel: leerlingen krijgen een middel op greep op de taal te krijgen
nadeel: kan als vervelend ervaren worden; strategieën worden een doel i.p.v. een middel.
- Taakgericht onderwijs: leerlingen leren niet alleen een taal om er taken mee te kunnen
uitvoeren, maar dat ze taal leren juist ook door zulke taken uit te voeren. Welke taken vinden
leerlingen zelf interessant. Doel is dat leerlingen gemotiveerd zijn om de kloof te
overbruggen en al doende in interactie met anderen taalvaardiger worden. Want wat
leerlingen zelf ontdekken blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren.
- Interactief taalonderwijs; gaat ervan uit dat leerlingen taal het beste leren in een krachtige
leeromgeving waarbij rekening gehouden wordt met hun individuele verschillen en
behoeften. Bij deze vorm van taalonderwijs staan betrokkenheid en activiteit centraal.
Interactief taalonderwijs bestaat uit: betekenisvol, sociaal en strategisch leren.
- betekenisvol: kinderen leren het best in contexten die voor hen belangrijk zijn.
- sociaal leren: leerlingen leren in samenspraak en samenwerking met anderen.
- strategisch leren: leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde
taalproblemen op efficiënte wijze op te lossen.

1.3 Inhouden van taalonderwijs staan niet los van elkaar, maar zijn geïntegreerd.
- Taalvaardigheden: spreken, luisteren, schrijven, lezen
- Taalbeschouwingen: nadenken over taal
- Woordenschat
- Jeugdliteratuur

Doelen en inhouden van taalonderwijs:
Elke basisschool moet zich houden aan de kerndoelen en het Referentiekader.

- Kerndoelen: dit aanbod moet in ieder geval door de school worden aangeboden (zeggen
niets over niveau van de leerling). Nederlandse taal heeft 12 kerndoelen 
De meeste basisscholen zorgen ervoor dat ze aan de kerndoelen voldoen door het
taalonderwijs op niet verouderde methoden te baseren.
- Om scholen te ondersteunen bij de keuze van de inhouden van het taalonderwijs heeft de
overheid tussendoelen en leerlijnen laten ontwikkelen.  TULE.
- Referentiekader taal en rekenen; : hierin staat welk eindniveau ze moeten behalen aan eind
basisschool  geconcretiseerd: leerstoflijnen SLO. Voor taal vier domeinen: mondelinge
taalvaardigheid, lezen, schrijven, begrippenlijst en taalverzorging
Vier niveaus:
- 1F: fundamenteel niveau 1: voor het eind van het basisonderwijs, het so en het pro
- 2F: voor mbo 1, 2, 3 en vmbo
- 3F: voor mbo 4 en eind havo
- 4F: voor eind vwo.

,  het F-niveau is zo bepaald dat ongeveer 75% v.d. leerlingen dit bereikt aan eind
schooltype. Is dit behaald dan gaan ze naar het streefniveau. 1S = 2F
- Leerstoflijnen bij het Referentiekader taal  door de invoering van de Wet op de
referentieniveaus is het belangrijk dat basisscholen goed weten wat de inhoud van de
domeinen van taalonderwijs is: ze moeten een beeld hebben van de eindniveaus 1F en 1S.
 in het boek referentiekader taal en rekenen staan de niveaus beschreven, maar zijn ze
concreter gemaakt op www.taalenrekenen.nl.

1.4 Didactiek van het taalonderwijs
Elke basisschool moet zich houden aan de kerndoelen en het Referentiekader. Over de didaktiek
staat niets vastgelegd; scholen mogen dit zelf bepalen hoe zij de inhoud van t onderwijs verwerken.

Incidenteel en intentioneel: twee manieren waarop leerlingen leren.
- incidenteel: als het leren spontaan en ‘onbedoeld’ plaatsvindt. Bijv. basiswoordenschat,
grammaticale structureren van woordbouw en zinsbouw, talige normen beleefdheidsregels.
- intentioneel: als een kind er bewust voor kiest om iets te leren, bijv. als het op zoek gaat naar
kennis via ontdekkingen, bevragen van anderen, uitleg van anderen, bestuderen van teksten,
bewuste reflectie, etc.

Instructief en constructief: In grote lijnen zin er twee leersituaties:
- instructief: leerlingen wordt via directe instructie iets geleerd en via oefeningen moeten inoefenen
- constructief: de leerkracht gaat in op de leervragen van de leerlingen en hen via zogenoemde
ankers taalactiviteiten laat uitvoeren. Ankers zijn rijke, probleemgeoriënteerde contexten die
functioneren als gemeenschappelijke kennisbron. Of d.m.v. routines; terugkerende, vaststaande en
herkenbare leersituaties die aanzetten tot communicatie en daardoor betekenisvolle taal

instructief Constructief (coöperatief)
- instructiemodel, zoals het MOVUER-model: - Leergesprekken voeren met andere kinderen
motiveren, oriënteren, voorbereiden, (en de leerkracht) waarbij kinderen door de
uitvoeren, evalueren, reflecteren dialoog hun kennisnetwerk uitbreiden
- gedifferentieerde instructie, zoals het IGDI- - Met een groep aan een opdracht werken
model (interactief, gedifferentieerde directe waarbij ieder groepslid één onderdeel
instructie-model) uitwerkt. De opdracht kan pas goed door
- GRRIM (Gradual Release of Responsability iedereen begrepen worden als alle
Instruction Model) is een instructiemodel onderdelen zijn gedeeld met elkaar. Zo is
waarbij de verantwoordelijkheid voor de iedere leerling expert van een deel
instructie geleidelijk verschuift van leerkracht - De leerkracht geeft de kinderen een
naar leerling levensecht rekenprobleem, dat door de
- Modeling: Tijdens de leesles demonstreert de kinderen in groepjes wordt opgelost
leerkracht hoe hij een tekst leest. Hij leest de - Bij de leesles werken kinderen in groepjes. In
tekst hardop voor en verwoordt zijn elk groepje is er een leerling die de rol van de
denkprocessen tijdens het lezen hardop leerkracht heeft overgenomen (rolwisselend
leren). Dit kind stelt vragen aan de andere
kinderen over de tekst voor, tijdens en na het
lezen

1.5 Evaluatie van het taalonderwijs:

- Summatieve toetsen: geven aan of een leerling het doel aan het eind van de periode heeft
bereikt; je kunt zakken of slagen; toets drukt kwaliteitsoordeel uit.

, - Formatieve toetsen: zijn toetsen die aangeven of een leerling of groep de leerstof heeft
begrepen. De leraar kan op basis hiervan bepalen of hij zijn vorm van onderwijs aanpast. Zijn
van belang om het gegeven onderwijs te evalueren en op grond daarvan aan te passen.

Goed taalonderwijs voldoet aan de volgende uitgangspunten:

1. Goed taalonderwijs is bedoeld voor iedereen en is kindgericht.
2. Goed taalonderwijs sprankelt
3. Goed taalonderwijs is doel én middel
4. Goed taalonderwijs heeft een balans van aandacht voor deelvaardigheden en het geheel
5. Goed taalonderwijs is doelgericht
6. Goed taalonderwijs is betekenisvol en functioneel
7. Goed taalonderwijs is taalontwikkelend
8. Goed taalonderwijs is gericht op bedoeling, proces en effect
9. Goed taalonderwijs is interactief




Hoofdstuk 2.2 Wat is taal?
De vier vaardigheden van taal: luisteren, spreken, lezen en schrijven; deze onderscheiden we in:

- Het onderscheid tussen gesproken (luisteren/spreken) en geschreven taal (lezen/schrijven)
- Het onderscheid tussen receptieve en productieve processen: betekenis geven aan klanken
en tekens noemen we een receptief (ontvangend) proces. Je kunt ook zelf klanken/tekens
produceren; dat doe je als je spreekt/schrijft; dit noemen we productief proces.

Geletterdheid:

- Ontluikende geletterdheid: voor kinderen van 0-4 jaar; die geleidelijk ontdekken dat er
geschreven taal bestaat.
- Beginnende geletterdheid: voor kinderen van groep 1,2 en 3 die het alfabetisch schrift en
het verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken; leren eenvoudige woorden
verklanken, hechten er betekenis aan en schrijven hun eerste woorden
- Gevorderde geletterdheid; kinderen van groep 4 tot en met groep 8; het loopt
geautomatiseerd; kinderen ontwikkelen eigen smaak en kunnen beter hun gedachten….

Taal:

- Taal heeft verschillende functies: je kunt via taal contact onderhouden met anderen
(communicatieve functie), greep krijgen op hoe de wereld in elkaar steekt
(conceptualiserende functie) en jezelf uitdrukken (expressieve functie).
- Taal heeft betekenis. Je kunt met woorden verwijzen naar ervaringen, feiten, ….
- Taal heeft een systeem. Het gaat volgens bepaalde regels.

2.2. de functies van taal

1. Taal als communicatiemiddel (1).

- Bij schriftelijke communicatie verloopt het vaak lineair; context speelt ondergeschikte rol.
- Mondelinge communicatie is meer recursief (zichzelf herhalend); context van belang.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marleenarkink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.88  10x  sold
  • (0)
  Add to cart