100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Burgerlijk Procesrecht $8.59
Add to cart

Summary

Samenvatting Burgerlijk Procesrecht

 33 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting voor het vak Burgerlijk Procesrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Het is gebaseerd op de voorgeschreven literatuur van week 1 t/m 5. Ik heb dit vak gevolgd in het derde jaar van de bachelor Rechtsgeleerdheid

Preview 4 out of 66  pages

  • No
  • Literatuur week 1 t/m 5
  • May 26, 2021
  • 66
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Burgerlijk Procesrecht

Week 1
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstellingen van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk recht bevat:
1. Vermogensrecht: rechten staan in beginsel ter vrije beschikking van de
rechtssubjecten. Hier heeft het burgerlijk procesrecht tot doel het mogelijk
te maken de uit het privaatrecht voortvloeiende aanspraken op een
efficiënte, effectieve en eerlijke wijze te verwezenlijken. Ter voorkoming
van eigenrichting zijn er twee regelingen in het burgerlijk procesrecht
opgenomen: voor de procedure die tot een beslissing omtrent de
rechtsverhouding tussen partijen moet leiden en voor de tenuitvoerlegging
van die beslissing (de executie), waarvoor dwangmiddelen ter beschikking
staan. Deze twee onderdelen komen samen in de beslissing van de rechter
(vonnis).
2. Personen- en familierecht: private rechten staan niet (zonder meer) ter
vrije beschikking. Het rechtssubject is zelf maar in beperkte mate in staat
zijn materiële rechtspositie te bepalen en de rechter treedt vaak ordenend
op, als orgaan van de uitvoerende macht (het bestuur). Hier moet het
burgerlijk procesrecht het mogelijk maken dat het rechtssubject op
eenvoudige wijze toegang tot de rechter heeft en het moet de rechter in
staat stellen de hem opgedragen staatszorg actief uit te oefenen.

1.2 Eigenrichting
Op het terrein van het vermogensrecht is de hoofddoelstelling van het burgerlijk
procesrecht het mogelijk te maken dat de crediteur die een aanspraak heeft op
een geven, doen of nalaten, een veroordeling van de debiteur krijgt, die hij zo
nodig met overheidshulp kan executeren (art. 3:296 BW). Meestal is
eigenmachtig optreden onrechtmatig. Eigenrichting is dan het zonder
overheidshulp met eigen machtsmiddelen afdwingen van een (vermeende)
burgerrechtelijke aanspraak. Er zijn ook gevallen waarin de wetgever, de
betrokken belangen afwegend, voor rechtsuitoefening geen voorafgaande
tussenkomst van de rechter heeft willen voorschrijven. Vormen van indirecte
dwangmiddelen zijn de opschortingsrechten (art. 6:52 e.v. BW) en het
retentierecht (art. 3:290 BW). Een geval van direct ingrijpen (reële executie)
vormt het recht om overhangende beplantingen weg te snijden (art. 5:44 BW).
Ook in niet door de wet geregelde gevallen kan eigenmachtig, in beginsel
onrechtmatig, optreden toch gerechtvaardigd zijn.

1.3 Eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak
De taak van de burgerlijke rechter om vermogensrechtelijke geschillen te
beslissen en/of afdwingbare veroordelingen uit te spreken wordt wel
contentieuze (een twistgeding betreffende) of ook eigenlijke rechtspraak
genoemd. De bemoeienis van de rechter op het terrein van het personen- en
familierecht pleegt men aan te duiden met de term (voluntaire jurisdictie
(vrijwillige rechtspraak) ofwel oneigenlijke rechtspraak. Eigenlijke rechtspraak
bevat de dagvaardingsprocedure, waar oneigenlijke rechtspraak de
verzoekschriftprocedure kent.




1

,1.4 Soorten procedures
De dagvaardings- en verzoekschriftprocedure zijn de afgelopen decennia, door
toedoen van de wetgever en de rechter, duidelijk naar elkaar toegegroeid. De
belangrijkste verschillen zijn:
1. De dagvaardingsprocedure vangt aan met een dagvaarding, waar een
verzoekschrift- of rekestprocedure wordt gestart met een schriftelijk
verzoek, ingediend bij de griffie van de bevoegde rechterlijke instantie;
2. De absolute competentie is voor beide procedures hetzelfde: in het
algemeen is de rechtbank het bevoegde gerecht om van burgerlijke zaken
kennis te nemen. De relatieve competentie is anders: in de
dagvaardingsprocedure is in beginsel de rechter van de woonplaats van de
gedaagde bevoegd, terwijl dat in verzoekschriftzaken de rechter van de
woonplaats van verzoeker is;
3. In de dagvaardingsprocedure reageert de gedaagde schriftelijk op de
dagvaarding (conclusie van antwoord). Dan wordt een mondelinge
behandeling bevolen en kan verdere conclusiewisseling worden toegestaan
(repliek/dupliek). De procesreglementen bepalen de gang van zaken en
met name het procestempo. Uiteindelijk wordt het vonnis uitgesproken. In
de verzoekschriftprocedure wordt na ontvangst het rekest vastgesteld
wanneer het verzoek ter zitting zal worden behandeld. Daarvoor worden
de verzoeken van andere belanghebbenden door de griffier opgeroepen. In
de tussentijd kunnen belanghebbenden een verweerschrift indienen. Na
behandeling ter zitting waarbij alle verschenen belanghebbenden door de
rechter worden gehoord volgt een beschikking;
4. De opstelling van de rechter in de dagvaardingsprocedure is minder actief
dan in de verzoekschriftprocedure;
5. Het gebruik in de wet van de termen ‘vordering’ en ‘vorderen’ duidt op de
toepasselijkheid van de dagvaardingsprocedure, ‘verzoek’ en ‘verzoeken’
duidt op de verzoekschriftprocedure.

1.5 De rechtsvordering
Een rechtsvordering is een in rechte ingestelde eis. Dit is in het procesrecht
vereist om een beslissing te krijgen. Uitgangspunt is dat een partij meent een
materiële aanspraak te hebben, een in het materiële recht geworteld subjectief
recht. Aan dit subjectieve recht is in beginsel het vorderingsrecht (ius agendi)
gebonden. Als dit niet het geval is, dan gaat het om een natuurlijke verbintenis.

1.6 Wisselwerking tussen formeel en materieel recht
Het kan voor het bestaan van materiële rechten bepalend zijn of processuele
middelen worden gebruikt. Daarnaast is iets pas rechtens voor een persoon als
deze het door middel van het procesrecht heeft verwezenlijkt. Tot slot is een
rechterlijke beslissing procesrechtelijk bepaald, in de zin dat de wijze waarop is
geprocedeerd van invloed is geweest op de uitkomst. Waarbij ook het procederen
mede is bepaald aan de hand van procesrechtelijke regels.

1.7 Doorwerking van redelijkheid en billijkheid
De rechtsbetrekking tussen partijen wordt medebepaald door de eisen van
redelijkheid en billijkheid. Ook heeft redelijkheid en billijkheid invloed op welk
gedrag partijen van elkaar mogen verwachten. Redelijkheid en billijkheid kan
daarnaast grenzen stellen aan wanneer gewijzigde stellingen van een partij in
appel in het algemeen toelaatbaar is.


2

,1.8 Belangvereiste en misbruik van procesrecht
Een rechter kan pas overgaan tot inhoudelijke behandeling van een zaak als:
1. Iemand voldoende belang (art. 3:303 BW) heeft bij de rechtsvordering:
gebrek aan belang is er als iemand niets opschiet met het inzetten van
het processuele middel. Daarbij mag dit belang niet te gering zijn. Er zijn
ook twee aspecten:
a. Niet kwalitatief: het gekozen processuele middel moet dienstbaar
zijn aan het doel dat het middel in het procesrecht heeft. Het moet
de partij in een betere juridische positie kunnen brengen;
b. Kwalitatief: moeilijk is de afweging die een rechter moet maken om
een vordering te behandelen tussen hetgeen wat de eiser wil
bereiken en de kosten van de rechtspleging. Nog moeilijker is dat
de burgerlijke rechter zich soms de vraag moet stellen welke
andere dan financiële belangen voldoende of geschikt zijn om van
hem een beslissing te vragen.
en
2. Diegene geen misbruik maakt van zijn bevoegdheid (art. 3:13 BW):
misbruik van bevoegdheid levert een schadevergoeding uit onrechtmatige
daad op. Er is in de volgende gevallen sowieso sprake van misbruik van
bevoegdheid:
a. Een procespartij gaat in hoger beroep, alleen maar om de
wederpartij hinder of nadeel toe te brengen;
b. Het is een grond om een verzoek tot voorlopige getuigenverhoor af
te wijzen;
c. Als een ieder een vordering heeft gebaseerd op feiten en
omstandigheden waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze
onjuist waren.

1.9 Instroom en productie
Zie de cijfers in deze paragraaf.

1.10 Nederlandse regelingen van burgerlijk procesrecht
De regelingen zijn te vinden in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv)
en de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Daarnaast zijn er ook regelingen
opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW), het Wetboek van Strafvordering
(Sv) en de Faillissementswet (Fw).

Door de vele wettelijke regels en procedures groeit de behoefte aan een
andersoortige verduidelijking en nadere normering van wettelijke regels dan die
van wetgeving en rechtspraak. Het burgerlijk procesrecht kan deze vinden in
algemene regelingen, opgesteld door de rechterlijke macht in overleg met
deskundigen en belanghebbenden, waarbij ter vergroting van de rechtseenheid
de beslissingsruimte van rechters nader worden ingevuld. Sommige van deze
regelingen binden de rechter op grond van algemene beginselen van behoorlijke
rechtspleging. Als zij rechten en verplichtingen bevatten voor procespartijen en
gemaakt zijn door een gerecht of van een orgaan van de rechterlijke macht zijn
zij recht in de zin van art. 79 RO en kan in cassatie over schending ervan worden
geklaagd.

1.11 Netherlands Commercial Court (NCC)
Op 1 januari 2019 is een internationale handelskamer opgericht als onderdeel
van de Rechtbank en het Hof Amsterdam in zaken met een internationaal aspect.

3

, Zij kan de behandeling en de uitspraak doen in het Engels en die ook een eigen,
iets meer op grote zaken toegesneden procesreglement kent. Er zijn rechters en
raadsheren aangetrokken met een specifieke deskundigheid, naast vaardigheid in
de Engelse taal.

1.12 Nieuw beslagrecht, nieuw bewijsrecht, Experimentenwet
Het Wetsvoorstel tot herziening van het beslag- en executierecht is in werking
getreden per 1 oktober 2020, maar bevat slechts wijzigingen op een beperkt
aantal specifieke punten. Het gaat in op de taakverdeling van partijen en rechter
in het algemeen en in het kader van bewijs en betreft daarmee de kern van het
procesrecht. Ook bevat het codificaties van rechtspraakrecht en meer specifieke
verbeteringen en aanpassingen.
De Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging is per 1 juli 2020 in werking
getreden en wil een raamwerk bieden voor het opzetten van experimenten om
innovatieve wijzen van geschilbeslechting in de praktijk te testen.

1.13 Procesrecht van Europese herkomst
Over uiteenlopende onderwerpen zijn of worden verordeningen en richtlijnen tot
stand gebracht, die vervolgens door middel van uitvoeringswetgeving in het
Nederlandse (proces)recht moeten worden geïmplementeerd. Vanwege de met
een richtlijn beoogde bescherming kan er aanleiding zijn om deze richtlijn
ambtshalve toepassen. De Europese wetgeving voor grensoverschrijdende
geschillen zijn de volgende:
1. De Brussel I bis-Verordening: gaat over de bevoegdheidsregels;
2. Betekeningsverordening: gaat over de betekening en kennisgeving van
gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;
3. Bewijsverordening: gaat over de samenwerking tussen de gerechten op
het gebied van de grensoverschrijdende bewijsverkrijging in burgerlijke
en handelszaken;

Hoofdstuk 2 Artikel 6 EVRM en algemene voorschriften voor procedures
2.2 De toegang tot de rechter
Het recht op toegang tot de burgerlijke rechter is uit art. 6 EVRM afgeleid. Het is
niet alleen nodig dat de procedure zelf zo eenvoudig en informeel mogelijk is
ingericht, maar ook dat er zo min mogelijk feitelijke (met name financiële) en
wettelijke belemmeringen bestaan om de procedure daadwerkelijk te beginnen
en te doorlopen. Het ontbreken van bijvoorbeeld rechtsbijstand kan al een
schending van dit artikel opleveren. Daarom is in art. 18 lid 2 Gw opgenomen dat
de wet regels moet stellen omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder
draagkrachtigen. Er is ook sprake van schending als een rechterlijke uitspraak na
lange tijd nog niet ten uitvoer kan worden gelegd.

Aan het voeren van een civiele procedure kunnen voor partijen aanmerkelijke
kosten verbonden zijn. De belangrijkste kostenpost zal het hebben van
rechtsbijstand zijn. Daarnaast zal de griffier een bijdrage vragen in de kosten
van rechtspraak, het griffierecht. De verschuldigde bedragen hangen van een
aantal dingen af:
1. Of de zaak eenvoudig in een geldbedrag is uit te drukken. Bij kantonzaken
is het griffierecht hoger naarmate de hoofdsom de €500,- en de €12.500,-
overstijgt, bij andere gerechten zijn de grensbedragen €12.500,- en
€100.000,-;
2. Of een partij een rechtspersoon of een natuurlijke persoon is;

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisvandijk4. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.59
  • (0)
Add to cart
Added