Samenvatting van alle colleges van het vak ontwikkelingsleer, aangezien er voor dit vak geen verplicht boek was bevat deze samenvatting alles wat je moet kennen voor je tentamen. Het is een samenvatting van 45 pagina's, dit is lang genoeg om alle belangrijke informatie in te bespreken, maar kort ge...
The summary is unfortunately not complete, compared to the exam material
By: juliasistermans • 1 year ago
Translated by Google
Hey Fleur,
Too bad you feel that the exam material is not fully covered, may I ask what you are missing?
By: kikidegens • 3 year ago
Seller
Follow
juliasistermans
Reviews received
Content preview
HC 1: Introductie
Wat is ontwikkelingspsychologie?
Nauwe visie op ontwikkeling:
Sequentieel: verschillende stadia/niveaus/fases.
Unidirectioneel: eerdere veranderingen zijn een voorwaarde voor latere.
End state (eindstaat): hogere waarde dan de oorspronkelijke staat.
Onomkeerbaar: als je een hoger level bereikt hebt, kun je niet meer terug naar het lagere
level.
Kwalitatief: structurele transformaties.
Biologische groei: onafhankelijk van cultuur.
Universeel: voor iedereen hetzelfde.
Bredere visie op ontwikkeling:
Niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen.
Heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft (bv. persoonlijkheid).
Is zowel kwalitatief als kwantitatief (bv. taal: aantal woorden).
Kan universeel zijn, maar kan ook verschillen tussen personen.
Wordt beïnvloed door cultuur en biologie.
Kan binnen personen is positieve zin veranderen maar ook beperkt werken, afhankelijk van de
omstandigheden (plastisch).
Definitie ontwikkelingspsychologie:
Ontwikkelingspsychologie betreft de verandering binnen personen door de levensloop heen,
en de verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de
veranderingen.
Het doen is niet alleen om intrapersoonlijke (binnen personen) veranderingen en
interpersoonlijke (tussen personen) verschillen te beschrijven, maar ook om te verklaren
waarom ze plaatsvinden en om te zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te
veranderen.
Wat ontwikkelt wanneer, hoe en waarom?
Ontwikkelingsleer bekijkt de ontwikkeling vanuit verschillende perspectieven:
Biologisch perspectief: het brein, neurofysiologie en genetica.
Psychologisch perspectief: sociaal gedrag, emotie en cognitie.
Sociaal perspectief: vrienden, familie, cultuur en school.
Normatieve ontwikkeling: hier focust de ontwikkelingspsychologie zich op. De ontwikkeling van het
gedrag of de fysieke skills die gelijktijdig voorkomen en ook wat een vergelijkbare tijdlijn bij
verschillende personen laat zien. Dus: wanneer ontwikkeld zich wat (bv. kinderen gaan gemiddeld
lopen wanneer ze één jaar zijn, maar er zijn wel individuele verschillen).
Non-normatieve ontwikkeling: onvoorspelbare of atypische levensveranderingen die zich voordoen
tijden de levensloop.
De ‘wanneer’ in ontwikkelingspsychologie
Period of life Age range
Prenatal period Van conceptie tot geboorte
Infancy Eerste 2 jaar
Preschool period 2-5
Middle childhood 6-10
Adolescence 10-18
, Emerging adulthood 18-25
Early adulthood 25-40
Middle adulthood 40-65
Late adulthood 65 en ouder
Jong oud: 60-80 (relatief gezond en actief).
Oud oud: 80-100 (toegenomen risico voor fysieke en cognitieve problemen.
Belangrijke: biologische leeftijd is nooit verantwoordelijk voor veranderingen, en verklaart ze dus
niet. Veranderingen kunnen alleen correleren met leeftijd
Tijdschaal van ontwikkeling:
Variabiliteit: korte termijn veranderingen die min of meer omkeerbaar zijn en erg fluctueren.
Verandering: min of meer blijvend.
Variabiliteit kan verandering voorspellen.
Leeftijd: twee manieren waarop je leeftijd kan gebruiken:
Continue: leeftijd X vaardigheid correlatie.
Categorisch: verschil in vaardigheid tussen leeftijdsgroepen.
We kunnen kijken naar:
Individuen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdsmoment: cross-sectioneel design.
o We onderzoeken verschillen tussen mensen.
Dezelfde individuen op verschillende tijdsmomenten: longitudinale design.
o We onderzoeken veranderingen binnen personen.
Cohorteffecten:
Cohort: een groep mensen die dezelfde ervaringen en dezelfde omgeving hebben
meegemaakt (bv. het cohort studenten uit coronatijd).
Cohorteffect: verschillen in variabelen die relevant zijn voor de ontwikkeling, die voortkomen
uit (niet leeftijdsgerelateerde) factoren waaraan iedereen in het geboortecohort is
blootgesteld.
Cross-sectioneel design:
Voordelen:
o Kost relatief weinig tijd en geld.
o Toont overeenkomsten en verschillen tussen leeftijdsgroepen.
Nadelen:
o Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met cohorteffecten.
o Geen informatie over individuele ontwikkelingen.
o Beperkt generaliseerbaar naar andere meetmomenten.
Longitudinaal design:
Voordelen:
o Echte meting van intra-persoonlijke verandering.
o Metingen van stabiliteit en veranderingen van ontwikkelingskenmerken.
Nadelen:
o Leeftijdseffecten zijn een confound met tijd-van-metingen-effect, hertest effecten en
attrition (uitval)effecten.
o Beperkt generaliseerbaar naar andere cohorten.
o Kost veel tijd en geld.
Sequentiemodellen: combinatie van een cross-sectioneel en longitudinaal onderzoek. We maken
een cross-sectionele vergelijking, maar houden we ook een longitudinaal onderzoek (we
,onderzoeken dus meerdere groepen voor een langere tijd). Op deze manier kan je de ontwikkeling
van mensen door de jaren heen analyseren maak ook cohorten onderling vergelijken.
Tijdens onderzoek kan je met verschillende uitdagingen te maken krijgen, zoals problemen met spaak
en sensomotorische vaardigheden, enz. de onderzoeken moeten hier dus op aangepast worden door
bv. gebruik te maken van grote letters of non-verbale taken.
De ‘hoe’ in de levenslooppsychologie
Principes van levenslooppsychologie: ontwikkeling is:
1. Levenslang
2. Multidisciplinair: de ontwikkeling moet vanuit verschillende disciplines benaderd worden.
3. Multidirectioneel: ontwikkeling is niet een universeel proces dat maar één richting op gaat.
4. Gains and losses (groei en verlies): ontwikkeling gebeurt door een samenkomst van toename
(groei) en verlies (achteruitgang).
5. Plastisch
6. Ingebed in de geschiedenis: het verloop van leeftijd gerelateerde ontwikkelingen wordt sterk
gevormd door de socio-culturele condities van een historische periode (cohort effecten).
7. Gecontextualiseerd
HC 2: Waarom en hoe ontwikkelen wij?
Belangrijke debatten binnen de ontwikkelingspsychologie
Discussies binnen de ontwikkelingspsychologie:
1. Nature-nurture: is de ontwikkeling een product van genen of omgeving.
2. Actief-passief: geven mensen actief vorm aan hun eigen omgeving en dragen ze bij aan hun
eigen ontwikkeling of worden ze passief gevormd door krachten buiten hun controle.
3. Continuïteit-discotinuïteit: veranderen mensen geleidelijk en kwantitatief of doorlopen ze
kwalitatief verschillende stadia en ontwikkelen ze zeer verschillende competenties en
kenmerken.
4. Universeel-context specifiek: is de ontwikkeling voor elke cultuur gelijk of is het afhankelijke
van de sociale context.
Nature versus nurture
Charles Darwin: nature: focust op aangeboren biologie.
John B. Watson: nurture: focust op aangeleerd gedrag.
Nature:
Bv. emotionele gezichtsuitdrukking: iedereen heeft dezelfde emotionele uitdrukkingen, dus
ook blinden die de uitdrukkingen nog nooit bij andere gezien hebben.
Tweelingstudies: hiermee kan je de rol van genetica bij gedrag onderzoeken.
Nurture: traditioneel behaviorisme (gedragspsychologie):
Gedrag kan geconditioneerd worden (bv. little Albert met de angst voor ratten).
De waarheid ligt in het midden:
Kritische periode: een periode waarin het zenuwstelsel vooral gevoelig is voor bepaalde
stimuli in de omgeving. Als een organisme niet de juiste stimulus aangeboden krijgt in deze
periode, dan is het onmogelijk om later in het leven deze vaardigheid te ontwikkelen.
Sensitieve periode: een periode waarin specifieke ervaringen een maximaal positief of
negatief effect hebben: perioden van verhoogde plasticiteit onder invloed van specifieke
factoren. Buiten deze perioden is het moeilijk om een vaardigheid te ontwikkelen, maar niet
onmogelijk.
, Gen-omgeving interactie: mensen met verschillende genen worden op verschillende
manieren beïnvloed door omgevingsfactoren (bv. iemand met twee high-risk genes zal sneller
depressief worden dan iemand met één of geen high-risk genes onder gelijke
omstandigheden, maar als er geen stressvolle gebeurtenissen zijn maken de genen weinig
verschil).
Gen-omgevings correlaties: nature beïnvloedt nurture
o Passieve genotype-omgevingscorrelatie: ouders bepalen de omgeving waarin het kind
opgroeit (bv. kind heeft de genen om verbaal ingesteld te zijn, de ouders kopen veel
boeken om lezen te stimuleren. Hierdoor is er een correlatie tussen verbalen
vaardigheden en het aantal boeken in huis, het kind heeft hier echter niets voor
gedaan).
o Evocatieve genotype-omgevingscorrelatie: aangeboren karaktertrekken van het kind
roepen bepaald gedrag op uit de omgeving (bv. een kind dat van knuffelen houdt
reageert positief op knuffels en zal daardoor meer geknuffeld worden dan een kind dat
hier niet van houdt).
o Actieve genotype-omgevingscorrelatie: kind selecteert actief de omgeving die het best
past bij de genen.
o Deze soorten genotypen-omgevingscorrelaties veranderen door de levensloop heen.
Epigenetica: nurture beïnvloed nature. Bij omgevingsgevoelige genen kan de genexpressie
door de levensloop heen veranderen door omgevingsinvloeden (bv. fysieke activiteit gaat het
genetische risico op geheugenproblemen op oudere leeftijd tegen).
Belangrijke theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie
Erikson’s psychosociale ontwikkelingstheorie:
Ontwikkeling van persoonlijkheid kan in 8 fases/stadia worden opgedeeld.
Iedere fase wordt gekenmerkt door een conflict dat opgelost moet worden. Dit kan op
adaptieve maar ook op een maladaptieve manier.
1. Als het conflict in een fase op een maladaptieve manier is opgelost, dan kunnen de
volgende fases niet adequaat behaald worden, wat leidt tot maladaptieve aanpassingen
van het individu.
2. Het succesvol oplossen van een conflict leidt tot deugden (virtues).
De 8 fase:
1. Infancy (0-1,5): trust vs. mistrust: grote afhankelijkheid van de moeder.
2. Early childhood (1,5-3): autonomy vs. shame: als het kind zichzelf kan ontdekken
ontwikkel je zelfvertrouwen, kan het kind dat niet ontstaat er schaamte. Beide ouders
zijn belangrijk in deze fase.
3. Play/preschool age (3-5): initiative vs. guilt: kinderen vragen zich of af dat wat ze doen
goed is, als ze aangemoedigd worden kunnen ze hun interesses ontwikkelen, als ze
tegen gehouden worden ontwikkelen ze schuldgevoel, de hele familie is nu belangrijk.
4. School age (5-12): industry vs. inferiority: we ontdekken onze eigen interesses en
komen erachter dat je anders bent dan anderen, we vragen ons af of we dingen goed
doen en of we succesvol kunnen worden. Als we erkenning krijgen van docenten gaan
we hard werken, bij teveel negatieve feedback verliezen we motivatie. Je wordt in deze
fase erg beïnvloed door school.
5. Adolescence (12-18): ego identity vs. role confusion: we leren dat we verschillende
sociale rollen hebben, als de ouders het toelaten om op onderzoek uit te gaan
ontwikkelen we onze eigen identiteit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliasistermans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.02. You're not tied to anything after your purchase.