Week 1
Hoorcollege 1:
Gedragswetenschap = hiermee willen we valide uitspraken doen over menselijk
gedrag met een wetenschappelijke fundering, dus uitspraken die kloppen en juist
zijn.
De wetenschap is opgebouwd uit drie aspecten:
1. Onderzoek= verzamelen van data, doen van onderzoek en genereren van kennis.
2. Theorie= het organiseren van kennis, verbanden tussen concepten vinden
3. Toepassen= gebruik van kennis die verzameld is en geïntegreerd in theorie
toepasbaar maken. De kennis wordt toegepast.
Vier doelen met wetenschap:
• Beschrijven (describe)
• Begrijpen (understand)
• Voorspellen (predict)
• Controleren (control)
Beschrijven = het definiëren van fenomenen, dat is het precies beschrijven van de
fenomenen om misverstanden te voorkomen. Bijvoorbeeld: geheugen
• We willen fenomenen onderscheiden.
• Gegevens bijhouden (meten).
• Relaties tussen fenomenen beschrijven.
Begrijpen = weten waarom dingen gebeuren en samenhangen. We beginnen vaak
met een hypothese, een vermoeden. Dat gaat over causaliteit.
De 3 criteria voor causaliteit:
• Covariatie = de veronderstelde oorzaak moet verband houden met, of gecorreleerd
zijn met het effect.
• Juiste tijdsvolgorde = de oorzaak gaat vooraf aan het gevolg.
• Geen alternatieve verklaringen = de hypothetische oorzaak moet de enige
mogelijke oorzaak zijn die aanwezig is tijdens de test van de hypothese.
Voorspellen = op grond van onze kennis willen we een voorspelling kunnen doen.
• Toegepaste voorspelling = we willen gedrag kunnen voorspellen en toepassen.
Hierbij neem je bijvoorbeeld een test af en wil je weten of de persoon ergens geschikt
voor is. Bijvoorbeeld: succes voorspellen voor een opleiding of niveau
• Onderzoeksvoorspelling = in onderzoek vormen we een hypothese, deze
onderzoeksvraag is een voorspelling.
Controleren = hierbij kijken we naar het controleren van gedrag en hoe we gedrag op
een ethische manier kunnen controleren.
, 3
Vier waardes in de wetenschap:
• Empirisch = data verzameling gebaseerd op objectieve evidentie die te repliceren
zijn, in plaats van in plaats van intuïtie, ideologieën of abstracte logica.
• Sceptisch = we stellen vragen en geloven niet alles, we bekijken dus wat het bewijs
is en hoe goed is het bewijs.
• Voorlopig (tentative) = kennis is voorlopig, het kan veranderen naarmate er nieuwe
onderzoeksresultaten beschikbaar komen.
• Openbaar (public) = iedereen moet het onderzoek kunnen controleren, de
resultaten en methode moeten daarom openbaar zijn door het publiceren hiervan.
Drie gunstige effecten:
• Mensen kunnen de resultaten van het onderzoek gebruiken
• Wetenschappers kunnen de validiteit van het onderzoek en van anderen
controleren door te onderzoeken hoe het onderzoek is uitgevoerd.
• Wetenschappers hebben alle informatie die ze nodig hebben om het onderzoek
te repliceren. Repliceren van onderzoek is belangrijk voor het controleren van de
kwaliteit.
Al deze eerdergenoemde begrippen hebben te maken met waarheid.
Epistemologie (kennistheorie)= omvat een tak in de filosofie die zich bezighoudt met
wanneer iets waar is.
• Een epistemologie = een reeks overtuigingen over de aard van wetenschap (en
van kennis in het algemeen).
• Ook als psycholoog en pedagoog hebben we te maken met deze tak, want wij willen
weten wanneer we iets als waaraan kunnen nemen.
Binnen deze theorie zijn twee takken:
• Logisch positivisme = snappen hoe iets werkt.
• Humanisme = vergaarde kennis kunnen toepassen, vaak psychologie.
Logisch positivisme: Humanisme:
Persoonlijke overtuigingen en waardes Persoonlijke overtuigingen en waardes
hebben geen effect op de wetenschap. hebben sterke invloed op de theorie,
methode en interpretatie van de resultaten.
Kennis wordt gezocht omwille van; de Onderzoek moet direct toepasbare kennis
toepassing is niet relevant. opleveren.
De wetenschap moet kennis genereren die De wetenschap moet erop gericht zijn
voor alle mensen geldt. mensen te helpen.
Wetenschap moet een gecontroleerd De wetenschap zou de natuurlijke
proces zijn. omgeving moeten onderzoeken, in plaats
van laboratoria.
, 4
Er is maar één juiste interpretatie van Dezelfde data kunnen op veel manieren
gegevens. worden geïnterpreteerd.
Dit is belangrijk want het bepaalt:
• Welke theorie ze gebruiken
• Wat voor soort onderzoek ze doen
• Welke methode ze gebruiken
• Hoe ze de resultaten interpreteren
Wat is een theorie= omvat een set van verklaringen over relaties tussen variabelen.
Op grond van theorieen leiden we onze voorspellingen af.
Onderscheid maken tussen:
• Componenten
• Karakteristieken
• Doelen
• Criteria
Componenten= dit loopt van abstract naar steeds concreter: algemene aannames >
hypothetische constructen > proposities > definities > variabelen.
• Algemene aannames
• Definities van zowel narratieve als hypothetische constructies
• Proposities
Algemene aannames = zijn vaak impliciet en hangen samen met een paradigma. Ze
zijn algemeen aan een paradigma gebonden en domein specifiek. Dit maakt dat we
aannames vaak niet specifiek benoemen, omdat dit een gegeven is.
• Paradigma = een opvatting binnen een wetenschappelijke discipline over de
structuur van het onderzoeksobject en over wat zinvolle problemen zijn om te
onderzoeken
Hypothetische constructen= omvat constructen die je niet direct kunt observeren,
abstract, maar die nuttig zijn omdat we er waarneembaar gedrag aan kunnen
toeschrijven (vb: geheugen, geweld)
• Operationele definities= omvat een concrete representaties van een
hypothetisch construct om in onderzoek te gebruiken.
De hypothetische constructies die in theorieën worden gebruikt, kunnen eenvoudig of
complex zijn:
• Uni-dimensioneel = het construct heeft 1 enkele dimensie (of component), dit
betekent dat je ofwel aan de ene kant van de as zit ofwel aan de andere kant.
• Multi-dimensioneel = het construct heeft 2 of meer dimensies (of componenten), dit
betekent dat je twee of meer assen hebt waardoor er geen directe wisselwerking
plaatsvindt tussen waardes. We noemen dit niet gecorreleerd (= onafhankelijk).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisanneJansen3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.