Samenvatting Farmacologie
Les 1: introductie
Domein van Farmaceutische Wetenschappen
- Ontwikkeling, werking, toediening, fysiologische effecten en gebruik van
geneesmiddelen of farmaca (mv. van farmacon: werkzame stof in een
geneesmiddel).
Wat is een geneesmiddel?
- Diagnostisch: bijv. markers voor het opsporen van tumoren
- Behandeling (therapeutisch)
Causaal: bijv. antibiotica, cytostatica, anti-parasitair
Symptomatisch: bijv. pijnbestrijding en koortsonderdrukking (paracetamol)
Substitutie: bijv. insuline, vitamine B12 (bij vegetarisch dieet)
- Preventief (ter voorkoming): bijv. vaccins, ‘de pil’, cholesterolverlagers
- Ondersteunend: bijv. anesthetica (chirurgie)
Site of action:
- Orgaan of bepaald type cellen
- Effect intracellulair, extracellulair of bij plasmamembraan
Targets: biomoleculen (vaak een receptor); Geneesmiddel-target interactie (sleutel-
slot); Interactie niet specifiek? Ongewenste bijwerkingen en toxiciteit
Active site: de plaats op het target waar interactie plaatsvindt tussen stoffen en het
target.
Farmacodynamiek: wat doet een stof met het lichaam?
, Rational drug design (modelling)
- Ziekte (proces) is bekend target
- Targetbinding (& activatie)
- Verbeteren opname, verdeling, excretie
Random screening
Trial-and-error
Synthetische en natuurlijke componenten (bron: planten en micro-organismen)
Identificeren ‘’lead compounds’’ (beste kandidaat, meeste potentie
een chemische verbinding met farmacologische of biologische
activiteit die waarschijnlijk nuttig is, maar desalniettemin een
suboptimale structuur hebben die aanpassing vereist om beter bij het
doel te passen).
Verbeteren noemt men ‘’lead optimization’’
Chemische naam: geeft nauwkeurige omschrijving van de chemische samenstelling
en rangschikken van atomen of atomaire groepen.
Generiek stofnaam: dit is de officiële, internationaal aanvaarde en aanbevolen naam.
Deze naam is meestal verwant aan of afgeleid van de chemische naam en wordt
geschreven met een kleine letter.
Merknaam: de meest commercieel verkrijgbare farmaca hebben 1 of meerdere
merknamen. Deze naam duidt een bepaalde handelsverpakking aan. De merknaam
wordt met hoofdletter geschreven.
Familienaam: dit is de indeling in klassen, waarbij soms de chemische naam, maar
meestal de farmacologische verwantschap van een groep chemische verbindingen
wordt aangegeven.
Toediening van geneesmiddelen
2
, Toediengsroutes
Enteraal (maag-darm kanaal) vs parenteraal (alles anders dan maag-
darm kanaal)
Lokaal vs systemisch
Toedieningsvormen
Bijv. Tablet, pleister, inhalator
Toediening vaak oral
Opnamen in het bloed: absorptie
Farmacokinetiek: wat doet het lichaam met een stof?
ADME: Absorptie, distributie, metabolisme en excretie samen farmacokinetiek
Farmacogenomics
Individuele reactie op geneesmiddelen
Afbraak medicijnen erfelijk bepaald
Kennis van genetische factoren:
Ontwikkeling betere medicijnen
Specifiekere behandeling (juiste medicijn, juiste dosis, …)
Wanneer werkt een geneesmiddel?
1. Op de juiste plek terecht komen
2. Binden aan het juiste target molecuul
Chemische eigenschappen zijn belangrijk!
Anatomische barrières (lipofiele (vetoplosbaar) celmembranen)
Chemische barrières (pH maag)
Biochemische barrières en targets (transporters, enzymen, receptoren)
4 typen eiwittargets voor geneesmiddelen
Meeste geneesmiddelen binden aan eiwitten vh eigen lichaam
Geneesmiddel verhoogt of verlaagt normale functie vd target
Eiwittargets:
1. Receptoren
2. Ion kanalen
3. Enzymen
4. Transporters
3
Les 1: introductie
Domein van Farmaceutische Wetenschappen
- Ontwikkeling, werking, toediening, fysiologische effecten en gebruik van
geneesmiddelen of farmaca (mv. van farmacon: werkzame stof in een
geneesmiddel).
Wat is een geneesmiddel?
- Diagnostisch: bijv. markers voor het opsporen van tumoren
- Behandeling (therapeutisch)
Causaal: bijv. antibiotica, cytostatica, anti-parasitair
Symptomatisch: bijv. pijnbestrijding en koortsonderdrukking (paracetamol)
Substitutie: bijv. insuline, vitamine B12 (bij vegetarisch dieet)
- Preventief (ter voorkoming): bijv. vaccins, ‘de pil’, cholesterolverlagers
- Ondersteunend: bijv. anesthetica (chirurgie)
Site of action:
- Orgaan of bepaald type cellen
- Effect intracellulair, extracellulair of bij plasmamembraan
Targets: biomoleculen (vaak een receptor); Geneesmiddel-target interactie (sleutel-
slot); Interactie niet specifiek? Ongewenste bijwerkingen en toxiciteit
Active site: de plaats op het target waar interactie plaatsvindt tussen stoffen en het
target.
Farmacodynamiek: wat doet een stof met het lichaam?
, Rational drug design (modelling)
- Ziekte (proces) is bekend target
- Targetbinding (& activatie)
- Verbeteren opname, verdeling, excretie
Random screening
Trial-and-error
Synthetische en natuurlijke componenten (bron: planten en micro-organismen)
Identificeren ‘’lead compounds’’ (beste kandidaat, meeste potentie
een chemische verbinding met farmacologische of biologische
activiteit die waarschijnlijk nuttig is, maar desalniettemin een
suboptimale structuur hebben die aanpassing vereist om beter bij het
doel te passen).
Verbeteren noemt men ‘’lead optimization’’
Chemische naam: geeft nauwkeurige omschrijving van de chemische samenstelling
en rangschikken van atomen of atomaire groepen.
Generiek stofnaam: dit is de officiële, internationaal aanvaarde en aanbevolen naam.
Deze naam is meestal verwant aan of afgeleid van de chemische naam en wordt
geschreven met een kleine letter.
Merknaam: de meest commercieel verkrijgbare farmaca hebben 1 of meerdere
merknamen. Deze naam duidt een bepaalde handelsverpakking aan. De merknaam
wordt met hoofdletter geschreven.
Familienaam: dit is de indeling in klassen, waarbij soms de chemische naam, maar
meestal de farmacologische verwantschap van een groep chemische verbindingen
wordt aangegeven.
Toediening van geneesmiddelen
2
, Toediengsroutes
Enteraal (maag-darm kanaal) vs parenteraal (alles anders dan maag-
darm kanaal)
Lokaal vs systemisch
Toedieningsvormen
Bijv. Tablet, pleister, inhalator
Toediening vaak oral
Opnamen in het bloed: absorptie
Farmacokinetiek: wat doet het lichaam met een stof?
ADME: Absorptie, distributie, metabolisme en excretie samen farmacokinetiek
Farmacogenomics
Individuele reactie op geneesmiddelen
Afbraak medicijnen erfelijk bepaald
Kennis van genetische factoren:
Ontwikkeling betere medicijnen
Specifiekere behandeling (juiste medicijn, juiste dosis, …)
Wanneer werkt een geneesmiddel?
1. Op de juiste plek terecht komen
2. Binden aan het juiste target molecuul
Chemische eigenschappen zijn belangrijk!
Anatomische barrières (lipofiele (vetoplosbaar) celmembranen)
Chemische barrières (pH maag)
Biochemische barrières en targets (transporters, enzymen, receptoren)
4 typen eiwittargets voor geneesmiddelen
Meeste geneesmiddelen binden aan eiwitten vh eigen lichaam
Geneesmiddel verhoogt of verlaagt normale functie vd target
Eiwittargets:
1. Receptoren
2. Ion kanalen
3. Enzymen
4. Transporters
3