Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
In deze samenvatting is alle literatuur + hoorcolleges/kennisclips van periode 1 van het vak medische kennis samengevat.
De samenvatting is 30 pagina's lang.
Ik heb met deze samenvatting een 7.7 gehaald!
Medische Kennis
Week 1
Anatomie: hoe ziet het eruit?
Fysiologie: hoe werkt het?
Pathologie (ziekteleer): waar gaat het mis?
Farmacologie: wat doen medicijnen?
Systematiek van ontleding:
Topografisch (regionaal kijk naar de ligging)
Functioneel (systemisch verbindingen en werking)
Bij macroscopische anatomie kijk je met het blote oog. Bij microscopische anatomie heb je
apparatuur (zoals een microscoop) nodig.
Fysiologie is de studie van het functioneren van het organisme m.b.v. natuurwetenschappelijke
methoden:
1. Fysiologische fysica = biofysica
2. Fysiologische chemie = biochemie
Homeostase is het constant houden van het interne milieu, door middel van:
- Temperatuur
- Zuurgraad
- Zuurstof
- Etc.
Histologie is erg belangrijk bij de diagnostiek.
Anatomie en Fysiologie
Hoofdstuk 1
Alle levende wezens verrichten de volgende basale functies:
- Reactievermogen
- Groei
- Voortplanting
- Beweging
- Stofwisseling
Anatomie is de studie van de structuur en fysiologie is de studie van de functie.
Uitwendige anatomie betekent het bestuderen van de algemene vorm en van
oppervlaktekenmerken. Bij regionale anatomie worden de oppervlaktestructuren en inwendige
structuren in een bepaald gebied van het lichaam bestudeerd. Bij systemische anatomie wordt de
structuur van belangrijke orgaanstelsels bestudeerd.
Organisatieniveaus:
Chemisch niveau (atomen)
Celniveau
Weefselniveau
Orgaanniveau
Orgaanstelsniveau
Organismeniveau
,Het lichaam bestaat uit elf orgaanstelsels:
1. Huid
2. Beenderstelsel
3. Spierstelsel
4. Zenuwstelsel
5. Endocriene stelsel
6. Cardiovasculaire stelsel
7. Lymfestelsel
8. Ademhalingsstelsel
9. Spijsverteringsstelsel
10. Urinaire stelsel
11. Voortplantingsstelsel
Onder homeostase wordt het bestaan van een intern stabiel milieu verstaan. Homeostatische
regulering bevat meestal een receptor die gevoelig is voor een bepaalde verandering in de omgeving,
oftewel een prikkel (stimulus); een besturingscentrum of integratiecentrum dat informatie van de
receptor ontvangt en verwerkt; en een effector die reageert op de signalen van het
integratiecentrum en waarvan de werking de prikkel tegengaat (negatief) of versterkt (positief).
Positieve terugkoppeling leidt vaak tot overmatige reacties.
Het belangrijkste kenmerk van negatieve terugkoppeling is het volgende: ongeacht of de prikkel bij
de receptor toeneemt of afneemt, wekt een variatie buiten de normale grenzen een automatische
reactie op waardoor de situatie wordt gecorrigeerd. Bij positieve terugkoppeling brengt de
aanvankelijke prikkel een reactie teweeg waardoor die prikkel wordt versterkt.
Symptomen zijn subjectief – dingen die iemand ervaart en beschrijft, maar die verder niet vindbaar
of meetbaar zijn, zoals pijn, misselijkheid en angst. Een aanwijzing daarentegen is een objectief
waarneembare of meetbare fysieke indicatie voor een ziekte zoals huiduitslag, een zwelling, koorts of
het geluid van een afwijkende ademhaling.
Rugligging = gesupineerd
Buikligging = geproneerd
Navel = umbilicus
Arm = brachium
1. Transversaal vlak verdeelt in onder en boven
2. Frontaal (coronaal) vlak verdeelt in voor en achter
3. Sagittaal vlak verdeelt in links en rechts
Proximaal = naar de … toe
Distaal = van de … af
Superior = dichterbij het hoofd
Inferior = verder weg van het hoofd
De inwendige organen zijn deels omgeven door holten en worden ingewanden of viscera genoemd.
Ze zijn bekleed met een sereus membraan dat de oppervlakten van de omsloten viscera bekleedt.
Sereuze membranen produceren een waterig vocht dat de oppervlakten van de ingewanden vochtig
houdt en smeert, waardoor er bij beweging minder wrijving optreedt. Het gedeelte van een sereus
membraan dat een visceraal orgaan bekleedt, wordt een viscerale laag genoemd. De laag die op het
binnenste oppervlak van de wand van het lichaam of van het compartiment bekleedt, wordt de
pariëtale laag genoemd.
De borstholte omvat drie interne compartimenten: een enkele pericardiale holte (hart) en twee
pleurale holten (longen).
, Hoofdstuk 2, 2.7 & 2.8
De concentratie van waterstofionen wordt meestal uitgedrukt als de pH van de oplossing. De pH van
bloed schommelt normaal tussen 7,35 en 7,45.
Een zuur is een stof die in een oplossing uiteenvalt (dissocieert) met afgifte van waterstofionen. Een
sterk zuur dissocieert volledig in een oplossing.
Een base is een stof die waterstofionen in een oplossing opneemt.
Het menselijk lichaam bevat zwakke zuren en basen die belangrijk zijn om zuren te neutraliseren die
tijdens de celstofwisseling worden gevormd.
Een zout bevat geen waterstofion en geen hydroxideion, het wordt door ionbindingen bij elkaar
gehouden.
Buffers zijn verbindingen die de pH-waarde stabiliseren, door waterstofionen op te nemen of door
waterstofionen aan te vullen.
Bloeddruk wordt geregistreerd in baroreceptoren (wanden van de aorta).
Osmo-receptoren registreren de vochtbalans.
Week 2
De cel is de kleinste bouwsteen van ons lichaam. Cellen ontstaan door deling van eerder gevormde
cellen. De homeostase wordt gehandhaafd.
De cel bestaat uit een celmembraan, organellen, cytoplasma en de celkern.
1953 Watson en Crick ontdekten structuur van DNA
DNA ligt opgerold tot chromosomen. Er is 2 meter DNA per cel aanwezig.
Transcriptie is het kopiëren van DNA naar RNA.
Mitose:
- Interfase
- Profase
- Metafase
- Anafase
- Telofase
DNA zit verpakt als chromosomen in de kern van de cel (de nucleus). Het volledige DNA van de
menselijke cel wordt ook wel het genoom genoemd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demispoolder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.