Samenvatting alle onderwerpen voor het vak Goederen- en Insolventierecht
15 views 0 purchase
Course
Goederen- en insolventierecht (RD212)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
In dit document staan alle onderwerpen voor het tentamen van Goederen- en Insolventierecht samengevat, inclusief de rechtsregels van de relevante jurisprudentie en stappenplannen voor op het tentamen.
beperkt recht met zekerheidsfunctie pand amp hypotheek 3227 bw
beschikkingsonbevoegdheid
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Rechtsgeleerdheid
Goederen- en insolventierecht (RD212)
All documents for this subject (112)
Seller
Follow
tychodijkhuis
Reviews received
Content preview
Leerstukken per onderwerp – Goederen en insolventierecht
Beperkte genotsrechten
Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht. Het is echter ook mogelijk om ‘met dit recht’ ten
behoeve van een ander een minder omvattend recht te creëren een beperkt recht.
Beperkt recht met genotsfunctie:
• erfdienstbaarheid
• erfpachtrecht
• recht van vruchtgebruik
• opstalrecht
Beperkt recht met zekerheidsfunctie:
• hypotheekrecht
• pandrecht
Er zijn verschillende mogelijkheden van een beperkt recht met een genotsfunctie. Hier worden ze
allemaal kort besproken:
1) Obligatoire overeenkomst: een overeenkomst waarop A toelaat dat B iets doet/gebruikt of
iets dergelijks. Het nadeel echter: deze overeenkomst is persoonsgebonden. Als A zijn grond
verkoopt of verhuurt geldt de overeenkomst niet meer met de nieuwe huurder.
2) Erfdienstbaarheid (5:70 BW): “... een last, waarmede een onroerende zaak – het dienend erf –
ten behoeve van een andere onroerende zaak – het heersende erf – is bezwaard.” (5:70 lid 1
BW)
Onder last valt: - principe: dulden of niet doen (5:71 lid 1, eerste zin)
- uitzondering: doen (5:71 lid 1, tweede zin / 5:71 lid 2)
In dit geval is er altijd sprake van een dienend en een heersend erf. Het heersend erf is van
degene die (in ruil voor een vergoeding, retributie 5:70 lid 2) gebruik mag maken van het erf
van de ander (het dienend erf). Bijvoorbeeld het recht van overpad. Tevens geldt dat dit
recht de zaak (het erf) ‘volgt’. Dus wanneer er een nieuwe eigenaar komt, rust op het
dienend erf nog steeds deze last zaaksgevolg.
Aan de andere kant geldt dat het heersend erf afhankelijk is van de erfdienstbaarheid, ook
als die wordt overgedragen afhankelijkheid. De duur van erfdienstbaarheid is in beginsel
eeuwig, tenzij anders overeengekomen.
3) Kwalitatieve verplichting (6:252 BW): Een last op een goed ten behoeve van een ander
persoon. Dit kan ook wel worden gezien als een erfdienstbaarheid zonder heersend erf.
Voorwaarden (6:252 BW):
1. Verplichting tot dulden of niet doen
2. Registergoed
3. Derdenwerkingsbeding
4. Notariële akte + inschrijving
4) Kettingbeding: Dit is een louter verbintenisrechtelijke mogelijkheid. Het ziet er als volgt uit:
P bedingt plaatsing telecomantenne op dak van A en dat A tot
jaarlijkse reiniging (‘doen’) verplicht is
• P bedingt dat A reinigingsplicht moet doorgeven aan opvolgers
• P bedingt dat A beding tot doorgeven doorgeeft
, 5) Erfpacht (5:85 BW): “Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft
eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.” (5:85 lid 1 BW)
Verder staat er in 5:89 lid 1: Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft
de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.”
Dit betekent dat bij erfpacht de gebruiker dezelfde rechten heeft als de eigenaar, maar zelf
geen eigenaar is. Andere rechten houden in: vruchttrekking (5:90 lid 1 BW), verhuren (5:94
lid 1 BW), bebouwen & beplanten (5:89 lid 3 BW), etc. Wel geldt respect voor bestemming
(5:89 lid 2 BW)! Dus: de eigenaar mag de onroerende zaak slechts gebruiken waarvoor het
bedoeld is (bijvoorbeeld als woning).
Vergoeding: canon (5:85 lid 2 BW) – facultatief!! De duur van erfpacht is eeuwigdurend tenzij
anders overeengekomen (5:86 BW).
6) Vruchtgebruik (3:201 BW): Vruchtgebruik lijkt erg op erfpacht, maar heeft 2 grote verschillen.
Vruchtgebruik is ruimer dan erfpacht Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die
aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten (3:207 BW).
- Het gaat dus om goederen. Dit is ruimer dan ´´onroerende zaken´´ als in
erfpacht.
‘Goederen’ =
• zaken
• vorderingen
• effecten
• vermogensrechten
De duur is korter, de duur van vruchtgebruik is namelijk beperkt tot de levensduur van
de vruchtgebruiker(s).
DUUR (3:203 BW)
Steeds beperkt tot leven vruchtgebruiker(s)
(bij rechtspersonen: sowieso max. 30 jaar)
OFWEL: 1 vruchtgebruiker
OFWEL: 2 (of meer) vruchtgebruikers tegelijkertijd
OFWEL: 2 (of meer) vruchtgebruikers bij opvolging
7) Recht van opstal (5:101 BW): “... een zakelijk recht om in, op of boven de onroerende zaak
van een ander gebouwen, werken of beplantingen te hebben of te verkrijgen.”
Opstalhouder is eigenaar van de gebouwen, werken of beplantingen, NIET van de
onroerende zaak !!!
Bevoegdheden t.a.v. de onroerende zaak? Art. 5:103 BW: “…die voor het volle genot van
zijn recht nodig zijn.”
Het recht van opstal is daarnaast zelfstandig of afhankelijk (5:101 lid 2 BW), het kan dus ook
in combinatie met bijvoorbeeld erfpacht of vruchtgebruik zijn. De vergoeding staat geregeld
in 5:101 lid 3 BW: retributie – facultatief!!. De duur is daarnaast in beginsel eeuwigdurend,
tenzij anders overeengekomen
Tenslotte kan het voorkomen dat iemand een gebouw of iets dergelijks wil neerzetten op de grond
van iemand anders. De vraag is of hij daarvoor een recht van opstal nodig heeft, want 5:20 sub e zegt
dat onder ´grond´ ook de ´gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd´ horen.
, Hierdoor kan het gebeuren dat wanneer men een gebouw plaatst op deze grond, op grond van
natrekking het gebouw ook tot de grondeigenaar behoort. In het Portacabin-arrest oordeelde de HR:
Bij beantwoording van de vraag of een gebouw of een werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven moet […] worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar
is. Het moet dus voor objectieve omstanders duidelijk zijn dat de zaak bestemd is voor langer
gebruik, en het er niet slechts tijdelijk staat.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tychodijkhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.