100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Mediabeleid VUB Tim Raats $5.34
Add to cart

Summary

Samenvatting Mediabeleid VUB Tim Raats

2 reviews
 107 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Ik haalde 16/20 hiermee. Samenvatting van slides + eigen notities van de lessen Uitwerking van een beleid: ondersteuning aan de pers en online spelers is niet samengevat, leerstof uit gastlezing Jonathan Hendrickx

Preview 8 out of 56  pages

  • May 30, 2021
  • 56
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: raphvub • 1 year ago

review-writer-avatar

By: jillsel • 3 year ago

Translated by Google

Everything's in it! Clearly described

avatar-seller
Mediabeleid samenvatting
DEEL 1: Mediabeleid – inleiding en principes
1. De contouren van mediabeleid
1.1 Wat is mediabeleid?
➔ “Policy-making is a process that concerns the interaction between different actors, the
institutional structures within which they work and the objectives that they pursue”
Mediabeleid bestaat dus uit 4 componenten:
1. Proces: het neemt tijd in + gaat over andere/langere periode
2. Verschillende belangen en actoren: die moeten worden verzoend om een bepaald
probleem op te lossen.
3. Betrokken instellingen bij beleidsmaking: bv regering, vrt, parlement
4. Objectieven: doelen, ideologische visies

➔ “Het uitwerken van bepaalde processen voor het oplossen van problemen in het belang van
het publiek”
Sluit meer aan bij de visie v Laswell. Klemtoon op absolute objectiviteit, geïnformeerde
partijen, waardevrij handelen ih algemeen belang.
➢ Beleid gemaakt in officiële beleidsorganen, met niet 1 actor die hele proces domineert
➢ Gebaseerd op een aantal leidende principes: transparantie, expertise, etc.
➢ Beleid aangepast als gevolg van veranderingen op tech of eco vlak (bv digitalisering,
regulering SM, regulering slimme wagens, etc)
➢ Beleid is resultaat v pluralistisch proces met inspraak van bepaalde partijen

➔ “Decisions about the media are made in the most transparent and accessible ways with an
emphasis on expert advice, open discussion and public participation” (Freedman)
Klopt eigenlijk niet, te eenzijdig. Mediabeleid is niet objectief + niet mechanistisch.
➢ Bij verzoening vd belangen wegen ene meer door dan andere. Bv BHO VRT: DPG heeft
meer impact want kan sterker lobbyen & makkelijker uitdrukken over het beleid. Kleinere
spelers minder impact, terwijl die ook valabele argumenten hebben
➢ Context speelt ook rol, bv taalkwestie bij ons. In VL ih algemeen focus op lokale content.
Dat komt omdat VL omroepen voor zo’n kleine markt veel produceren.
➢ Gevolg v ideologische/pol keuzes: politici willen ook eigen belangen bekrachtigen, dus
leggen daarom bepaalde accenten op het beleid. Bv beheersovereenkomst VRT: VLgericht,
omdat VRT id kaarten wil spelen v Jambon & zo subsidies voor VL content bemachtigen.
Er zouden andere accenten zijn mocht socialist of liberaal minister v Cult zijn.

➔ “policymaking in which a range of views is sought, the evidence is considered carefully and a
decision is reached based only on the merits of the specific situation. Special interests are held
at bay while the public interest remains paramount” (Freedman)
Deze quote van Freedman is wel correct + meer genuanceerd.



1

, ➔ “Policymaking (…) as a battleground in which contrasting political positions fight for material
advantage […] This struggle occurs throughout the policy process […]” (Freedman)
Quotes kloppen ook. ‘Strijd’ hoeft niet cynisch te zijn: hoe meer belangen, hoe groter
spanningsveld. Bv BHO VRT: puzzel v allerlei belangen en lobbying die soms zelfs recht tov
elkaar staan. Denk aan VRT NWS waarop het nieuws centraliseert op 1 platform. VRT wil dat
zo uitgebreid mogelijk (want gefinancierd door belastinggeld, dus burger dienen), maar gaat
daardoor concurrentie aan met betalende spelers. Daarvoor consensus zoeken en vinden.

➔ “Media policy […] is a deeply political phenomenon” (Freedman)
Mediabeleid zit ingebed in een ideologische en politieke context.
➢ Vanaf jaren ’80 tot nu trend vh neoliberalisme (terugdringen verzorgingsstaat, afbouwen
v staatsapparaten…). Daardoor een andere manier v denken over instrumenten ih
mediabeleid, bv publieke omroepen bekijken vanuit perspectief: hoe verstorend voor de
vrije markt? Wat is eco opbrengst? PO tonen hoe relevant ze zijn voor eco en cultuur, net
omdat er shift is in legitimiteit die ze krijgen vanuit de politiek.
➢ Nadenken over vrije markt: zou garantie zijn op pluralisme, dus ook mededingingsbeleid
op poten zetten. Cultuursubsidies om er een waardevolle & rendabele markt v te maken.
➢ Dwz dat een beleidsprobleem ook politiek is. Constante wisselwerking tussen die belangen



CONCLUSIE: Mediabeleid = proces v interactie tssn actoren, institutionele structuren & belangen die
ze dienen.

➢ meer dan instellingen/organen die beleid maken + instrumenten + bereikte resultaat.
➢ dynamisch + evoluerend (zowel ad hoc maatregelen als LTevoluties, bv kinderreclame) +
conflictgebonden (altijd op zoek naar consensus, bv BHO) + verschilt naargelang pol context
➢ is niet altijd expliciet/formeel (ook informele krachten ah werk) + non-decisionmaking en
media policy silences hebben ook impact



1.2 Waarom mediabeleid?
MB hangt samen met publiek + publiek belang. Er heerst het geloof id maakbaarheid vd SL, want
productie en consumptie heft impact op burgers. Veelvoorkomende discussies/tegenstellingen:
publiek <> privaat, burger <> markt maar eig is het complexer. Beleid is een continu spanningsveld tssn
publieke en marktprincipes mét overlappende objectievne.

3 grote redenen waarom er mediabeleid is

1. Media zijn belangrijke actoren van soc com & verandering. Hangt samen met publiek belang
Ze spelen een rol id maakbaarheid vd SL, zo kan het publiek zich verbeteren. Id praktijk wel
spanningsveld publieke vs private belangen – burgers vs markt (denk aan case VRT NWS:
journalistiek voor iedereen of betalen). Toch ook overlappende objectieven.
Er zijn positieve (trekken debat op gang, informeren de burgers) en negatieve (gewelddadige
videogames zijn schadelijk) externaliteiten. Daarom content en toegang reguleren, anders
processen die meerwaarde teniet doen. Denk aan clickbait: hoe ver kan/mag je daarin?


2

, 2. Media zijn een belangrijke economische sector
Het volgt marktprincipes + wedijveren voor aandacht vd consument. Zullen zich ook zo
positioneren. Bij geen regulatie: bv netflix zal enkel content v USA uitgeven, terwijl EUR het
verplicht ook lokale content aan te bieden. Bv FB splitsen in kleinere bedrijven want te machtig

3. Media neigen tot marktfalen
Media = publieke goederen + merit goods + consumptie uitsluiten is moeilijk (non-rivalrous) +
consumptie is onzeker. MB-en ontwikkelen daarvoor strategieën (bv. concentratie, copyright
houden, data verzamelen en verkopen etc). Daarom: nood aan ondersteuning v bep
media(content) omdat ze geen ‘slaagkans’ hebben id markt. Denk aan VL content: zou falen
als er geen taks shelter of VAF bestaat. Te kleine schaal. Idem met nicheprogramma’s.



1.3 Mediabeleid, -regulering en -governance
MEDIABELEID

Mediabeleid = verzamelnaam voor ideeën, processen, belangen die mediastructuren vormen. Het is
een resultaat v dynamiek tssn verschillende machtsverhoudingen, politieke krachten…. Er heersen dus
spanningsvelden tussen:

➢ Bevoegdheidsniveaus: sectorspecifiek (filmbeleid) vs multisectorieel (innovatiebeleid)
➢ Perspectieven: economisch, cultureel, sociaal
➢ Meerdere actoren: multi-level governance
➢ Geografisch spanningsveld: lokaal, regionaal, nationaal, EUR, mondiaal
Vb: wie betrokken bij beleid rond videogames? Minister v Media, Economie &
Innovatie, Onderwijs (want ontwikkelaars werken voor uitgevers v
onderwijspakketten, dus die ook betrekken)


MEDIAREGULERING

Mediaregulering = gevolg vh mediabeleid, is de specifieke institutionele mechanismen die bestaan om
die doelen te realiseren.

Dat beleid wordt nu in regels gegoten, bv rond mededinging, auteursrecht, quota etc. Het is een
uitwerking v specifieke + meestal bindende instrumenten om in mediamarkten en -systemen te
interveniëren met het oog op in beleid uitgezette doelen, normen en waarden. Wetgevende organen
en regulatoren zien toe op die regulatie en delen boetes uit bij overtredingen. Ze zijn onafhankelijk,
maar vertrekken wel vanuit opgelegde DS-en vd overheid, bv VRM, GBA. Op de 3 grote niveaus:

➢ Federaal: wetten, besluiten, omzendbrieven
➢ Regionaal: decreten en ordonnanties
➢ Europees: verdragen, richtlijnen, verordeningen, beschikkingen/arrest

OPMERKING: richtlijnen ≠ tips. Het is enkel een andere benaming voor een wet met licht verschil:
wet = onmiddellijk bindend voor iedereen en alle landen op dezelfde manier (bv GDPR) <> richtlijn
= EUR wet die nog moet omgezet worden id nationale wetgeving. Kan strenger dan EUR, nooit
minder streng.

3

,Er is ook een evolutie naar soft law mechanismen zoals adviezen, zelf- en coregulering, codes of
conduct…. Bv adviesraad vd Sectorraad Media = bindend tot op zekere hoogte of groen-/witboeken
op EUR niveau. Brengt belangrijkste mediaspelers samen, maken adviezen, verplicht te volgen maar
geen verplichting mbt inhoud vh advies. Komt dus niet id wetgeving. Lijst van mechanismen:

− publieke omroep − Spectrumbeleid − Handelsinstrumenten
− subsidies − Eigendomsbepalingen − protocols
− Quota − inhoudelijke regels − auteursrechtelijke
− Belastingsvoordelen (reclame, bescherming bepalingen/ terms of trade
− Licenties minderjarigen) (convenant/sectorakkoord)
− codes of conduct

Binnen mediaregulering ook spanningsveld, want: wat is verschil tussen distributeur en contentmaker
als distributeur eigen content voorziet? Convergeren tot 1 orgaan, wel nog actief op versch domeinen.
Daarom verbreedt mediawetgeving, bv Broadcasting act verandert naar Communications act.

Synoniem: level-playing field = zo veel mogelijk spelers betrekken in je wetgeving. Denk aan
discussie tussen publieke omroep en FB rond beperkingen op reclame: PO volgt strikte regels,
maar op FB wel nog steeds onthoofdingsvideo’s te vinden (goed voor ads/clicks). FB claimt:
kunnen onmogelijk alles controleren, terwijl mediabeleid beweert dat het dat wél moet doen

Door het spanningsveld multisectorieel versus sectorspecifiek zijn nieuwe evoluties gegroeid. Denk
aan filmondersteuning: valt nu onder mededingings- en handelsbeleid. Regulering groeit meer uit
eigenheid vd dragers (o.a. door die convergentie) + georiënteerd vanuit cult, eco en soc invalshoeken.
Zorgt op zijn beurt voor spanningsveld tssn versch bevoegdheidsdomeinen.



MEDIAGOVERNANCE

Vroeger eerder government = beleid vanuit topdownniveau. Nu naar governance = beleid gemaakt
door web v instellingen met versch bevoegdheden, suprantationale niveaus zoals EU, WTO en UNESCO
(= global media governance), subniveaus met adviesraden, middenveldsorganisaties, integratie vh
publiek etc → evolutie naar multi-stakeholderism

Die shift hangt samen met shift v nationaal naar sublokaal & globaal niveau + met shift opgang
v non-gouvernementele manieren v beinvloeding en organisaties (civil society).



1.4 Mediabeleid in het meervoud
Het mediabeleid verschilt naargelang de mediasystemen. Dat is een constructie gevormd door context
+ individuen + ideeën. Het is een resultaat v machtsverhoudingen, processen en dynamieken,
specifieke waarden en structurele factoren. Dwz dat het geen logisch resultaat is van bep comvormen.

Die mediabeleidssystemen kan je altijd categoriseren, bv obv omvang v regulering (laissez-
faire), marktgrootte (grote/kleine landen), toegang v gebruikers tot de markt. Dus:
mediabeleid is altijd contextgebonden, verklaart dat versch markt = versch context
(marktgrootte, taal, cultuur etc).


4

, Die categorisering gebeurt obv verschillende manieren en modellen. Categorisering v HALLIN
& MANCINI – Three Models of Media and Politics (2004) is gebaseerd op de Four Theories of
the Press (Siebert, Peterson and Schramm) en kijkt naar de versch cult, soc en pol context.
Resultaat: een model bestaande uit 4 dimensies/criteria waaruit 3 types ontstaan:

1. Structuur van mediamarkten
2. Political parallelism: afstand tussen media en politiek
dimensies
3. Professionaliteit van journalistiek
4. Rol van de staat in regulering van mediasystemen



1. Polarised pluralist
Kranten (en bij uitbreiding andere soorten media) zijn gelinkt aan pol partijen. Ideologisch
geïnspireerd. Vooral zuid-EUR landen.
2. Democratic corporatist
Grote verspreiding v kranten, dus worden veel gelezen. Oorspronkelijk media nog steeds
types linken aan pol partijen, maar werd objectiever en het partijpolitieke landschap gaat naar
de achtergrond. Vooral Scandinavische landen + centraal en west-EUR landen. Sidenote:
BEL & NED verschillen wel v elkaar, maar op macroniveau zeer gelijklopend
3. Liberalist
Objectieve en neutrale krantenberichtgeving, waarin commerciële pers even belangrijk
was/is als die vd overheid. Vooral Angelsaksische en Noord-Atlantische landen

Er zijn nog andere categoriseringen zoals

− het Media Welfare Stat model: om Scandinavische landen te beschrijven + toont aan
dat culturele aspecten ook meespelen naast geografische en marktkenmerken
− de Media for Democracy Monitor: scores obv indicatoren gelinkt aan mediavrijheid
− onderverdeling kleine versus grote landen: kleine landen zijn kwetsbaar, beperkte
martkgrootte en spelers, kleinere schaal en minder geld. Gevolg: lokale mediacultuur
wordt bedreigd (o.a. door buitenlandse groepen) en sterke afhankelijkheid.
➔ OPMERKING: categoriseringen vaak bekritiseerd omdat het uitgaat v bestaande cases,
te eurocentrisch, gaat voorbij aan complexiteit v landen (bv BEL)

CONCLUSIE: mediabeleid benaderen vanuit een I-I-I-mix = Interests, Ideas, Institutions (+ individuals).
Zo beleid evalueren. Ook PEM baseert zich daarop.

➢ Institutions: voornaamste I, mediabeleid wordt soms herleid tot enkel deze
➢ Ideas: binnen welke context komt dit tot stand, bv moderniteit, lib democratie,
consumentensoevereiniteit etc
➢ Interests: wiens belangen spelen mee
➢ (Individuals: specifieke mensen op bep moment id tijd kunnen ook belangrijk om bep keuzes
door te voeren)

Bij beleidsmaking is het belangrijk om te kijken naar wat andere landen, maar context moet je
altijd meenemen, geen kopie. Denk aan: def v publieke omroep is anders in UK dan oost-EUR
landen. Daarom: III-mix.


5

,2. Centrale principes voor de uitwerking van een mediabeleid
Elk mediabeleid vertrekt vanuit onderliggende DSen & principes. Dwz dat het zowel cult, eco als soc
georiënteerde kan zijn waarbij het ene aspect meer doorweegt dan het andere. Mediabeleid is
gestoeld op diverse principes, maar die komen niet altijd even rationeel tot uiting. Bovendien kunnen
die principes met elkaar in conflict gaan, want ze sluiten elkaar niet uit.

De 8 Mediabeleidsprincipes

1. Media-, info- en communicatievrijheid 5. Kwaliteit
2. Universaliteit 6. Onpartijdigheid, objectiviteit en neutraliteit
3. Toegang (access) 7. betrouwbaarheid
4. Diversiteit, pluralisme en pluriformiteit 8. Privacy


2.1 Mediavrijheid, informatie- en communicatievrijheid
➔ Mediavrijheid
draait hoofdzakelijk rond het garanderen vd onafhankelijkheid
Onafhankelijkheid van: eigenaars, overheid, interne druk, adverteerders, bronnen,
drukkingsgroepen. Onafhankelijk voor: artistieke vrijheid, belangenbehartiging, kritische rol,
diversiteit
Manieren om dat te garanderen: redactiestatuut aanstellen, ombudsman/-vrouw etc. Maar:
ook zeer vaak (bewuste) grijze zone. Denk aan PP: adverteerder heeft hier wel id pap te
brokken, maar programma moet PP-logo tonen + product mag niet langer dan x # seconden in
beeld. Denk aan reizen Waes: fietsen door BXL gesponsord door fietsersbond of mobiliteit?

➔ Spanningsveld mediavrijheid <> vrijheid van meningsuiting
Er zijn enkele grenzen aan de mediavrijheid, want botst op vrijheid v meningsuiting. Denk aan
initiatieven zoals reguleren v hate speech in EUR in de vorm vh Audiovisuele Media Diensten
Richtlijn. Daardoor ontstaat een nieuwe discussie: waar eindigt regulering en start censuur?



2.2 Universaliteit
Media = universele dienst. Iedereen moet toegang hebben tot een telefoon, internet, computer etc.
Zorgt voor uitdagingen als digitale kloof, mediageletterdheid, mediawijsheid etc. Zulke zaken worden
op hun beurt gelinkt aan het algemeen belang zoals diversiteit, pluriformiteit en bescherming v
bepaalde groepen.

OPMERKING 1: universaliteitsprincipe staat onder druk in ons digitaal tijdperk. Onze consumptie is
grotendeels verschoven naar grote streamingspelers. Dan is redenering: ik consumeer niets meer vd
publieke omroep, waarom zou ik er dan nog voor betalen? Trek parallel met mobiliteit: iedereen
betaalt voor OV, ook degene die het niet gebruiken.

OPMERKING 2: digitaal tijdperk zorgt voor nieuwe discussies zoals netneutraliteit: distribiteurs mogen
internetsignaal of content niet sneller/beter verspreiden ten voordele v een andere speler, bv amazon
betaalt aan telenet om zijn ignaal sneller door te geven = mag niet. Toch grijze zone bij onbeperkte
mobiele dataverbruik voor bepaalde “favorite apps”. Andere discussies: portability + wifi als
fundamenteel recht.

6

,2.3 Toegang (access)
Toegang slaat op toegang tot media, bronnen, hardware en software. Moet gatekeeping, lock-ins,
path dependencies etc vermijden. Slaat óók op toegang tot skills en competenties zoals
mediavaardigheid en -geletterdheid. Daarvoor bestaan instituten als Mediawijs. Klemtoon ligt
tegenwoordig op digitale geletterdheid door doorgedreven digitalisering vd media.

Tools om dat te garanderen zijn: concurrentie-, antitrust-, maar ook omkaderend beleid: toegang tot
TV voor slechthorenden, blinden, allochtonen; must carry & may carry regels voor kabel, open en
transparante toegang in telecom beleid



2.4 Diversiteit, pluralisme en pluriformiteit
➔ Diversiteit
uit zich op verschillende domeinen: formats/genres/issues, inhoud, personen/groepen
(personen met handicap representeren in zowel productie als back office), geografisch,
cultureel. Maar ook: in aanbieders en aanbodvormen (krant én tv én magazines én online én
offline én …)
➔ Pluralisme + Pluriformiteit
Pluralisme = versch media-eenheden. Pluriformiteit = inhoudelijke verscheidenheid aan
invalshoeken.
Bij beide gaat het over extern (media voor verschillende kanten vh spectrum) & intern (bv
mensen op de werkvloer zijn divers) pluraliteit/pluriformiteit + kwantitatief (voldoende
aanbod) & kwalitatief (deftige content).

Tools om dat te garanderen zijn: subsidies, concurrentiebeleid, eigendomsbepalingen, quota

Er ontstaan nieuwe discussies mbt diversiteit door (inzicht in) algoritmes. Vroeger media consumeren
die voorgeschoteld werd. Nu zit iedereen in zijn echo chambers & filter bubbles. Te eenzijdige info. Pol
maakt er gretig gebruik v in hun campagnevoering. Vervolgens ook bedreiging voor lokale content met
grote buitenlandse spelers als Netflix. Wie kijkt nog naar de PO?

Klassieke discussies blijven na liberalisering: grote spelers eten de kleine op, sterke
mediaconcentratie, journalisten buiten smijten

2.5 Kwaliteit
Kwaliteit is moeilijk te meten + operationaliseren. Manier om dat toch te doen: Total Quality
Management → inhoudelijke output is kwalitatief als operationele, financiële, HR… procedures
kwalitatief zijn. Dat kan je garanderen adhv opleidingen, deontologische codes (igv journalisten),
selectiecommissies (bv subsidies voor film),

VRT doet dat met een kwaliteitskaart

− Publieke kwaliteit (vult PO de openbare omroepdomeinen in)
− Functionele kwaliteit (waardering, tevredenheid en kijkcijfers PO)
− Ethische kwaliteit (diversiteit; onpartijdigheid; waarheidsgetrouw...)
− Operationele kwaliteit (effectiviteit en efficiëntie productie en organisatie...)



7

, 2.6 Onpartijdigheid, objectiviteit en neutraliteit
Onpartijdigheid = alle meningen, geen positie innemen. Objectiviteit/neutraliteit = niet
vooringenomen rapporteren

Alle 3 zeer moeilijk te meten. Onpartijdig geen synoniem van onafhankelijk, maar waar ligt grens?
Opletten dat onpartijdigheid geen keurslijf wordt of bedreiging voor kritische onafh journalisten.



2.7 Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid slaat op journalistieke kwaliteit & verantwoordelijkheidsgevoel. Ze zijn fact-
checkers en doen aan diepgravende journalistiek.

Tools om dat te garanderen: opleiding, ozJOU promoten, fonds Pascal Decroos/EU Journalism fund,
ombudsman, EC High level group on Fake News and disinformation.

Raad voor journalistiek = code vd raad voor JOU (oktober 2010). Is er gekomen omdat er nood
was aan geloofwaardigheid vd pers en dus ook nood aan journalistieke ethiek.

Dit principe kampt met serieuze uitdagingen.

− Denk aan uitspraak Chomsky: EUR denken dat ze over een fantastisch vrije pers beschikken,
[…] Organisaties als ‘fairness and accuracy in Media reporting’ controleren structureel de
berichtgeving in de Amerikaanse media, maar in Europa bestaat niets soortgelijks”
− Davies met flat earth news: 60% vd nieuwsberichten is afkomstig v persagentschappen en PR-
bureaus + die worden niet gecontroleerd. Resultaat: nieuws = eenvormig, niet kritisch
− Fake news & desinformatie: bedreiging voor msm en vertrouwen in media ih algemeen. Wordt
sneller gedeeld. MSM werpen zich op als baken v vertrouwen, maar draagvlak voor het
vertrouwen is klein + hun redenering is beetje arrogant.

2.8 Privacy
Is al langer een issue id pers, gaat over bv bescherming v verdachten en slachtoffers. Denk aan gevallen
als news of the world en busramp v Sierre: is al die persoonlijke info noodzakelijk?

Anderzijds: belang in stijgende lijn, want steeds meer tools en trends die privacy in gedrang
brengen, bv webgedrag traceren via cookies en zo digitale footprint achterlaten, opkomst v
SM & chats & gaming & webcams + e-commerce zit id lift (inlusief emailingslijsten en target
ads). Reactie: right to be forgotten

Er liggen nieuwe accenten op de privacykwestie, wat resulteert in een paradigmashift:

− Privacy wordt negotiatie: opgeven privacy is onderdeel business model
− Privacy is zaak v LT: wat onbelangrijk lijkt, kan later tegen je gebruikt worden (bv iem had
comment op FB geliket waar Erwin Kessler (voorzitter v Zwitserse dierenrechtenorganisatie)
'racist', 'fascist' en 'antisemiet' werd genoemd → is daarvoor veroordeeld
− Nieuwe tweesplitsing: degene die onze privacy kunnen & willen beschermen <> degene die
dat niet kunnen & willen
− Privacy = personal data? dezelfde juridische gevolgen? zie privacy directive en GDPR
− Spanningsveld bescherming persoonsgegevens <> vrijheid van meningsuiting (pers)


8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fienl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.34  6x  sold
  • (2)
Add to cart
Added