100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreid! - Samenvatting alle verplichte artikelen Jeugdrecht 2020/2021 $4.39
Add to cart

Summary

Uitgebreid! - Samenvatting alle verplichte artikelen Jeugdrecht 2020/2021

1 review
 80 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Dit zijn alle verplichte artikelen voor het mastervak Jeugdrecht 2020/2021 uitgebreid samengevat! Ik verkoop deze ook in een bundel samen met de verplichte jurisprudentie.

Preview 5 out of 56  pages

  • May 30, 2021
  • 56
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: ambervanrooij1 • 3 year ago

avatar-seller
Jeugdrecht Literatuur



Hoorcollege 1: Introductie (inter)nationaal jeugdrecht
en minderjarigheid

Liefaard en Doek, ‘Kinderrechten in de rechtspraak: een
internationaal perspectief’

Het IVRK in de Nederlandse rechtspraak

De Nederlandse Grondwet bepaalt dat internationale verdragen na ratificatie deel uitmaken van de
Nederlandse rechtsorde (art. 93 en 94 Gw). De Nederlandse rechter kan aan bepalingen directe
werking toekennen als zij voldoende concreet geformuleerd zijn, zodat een bepaling direct kan
worden ingeroepen t.o.v. een rechter. Daarnaast kennen we verdragsconforme interpretatie.

Het IVRK wordt steeds meer gebruikt om nationale en internationale bepalingen te interpreteren. Er
is echter geen eenduidigheid t.a.v. de vraag aan welke bepaling directe werking kan worden
toegekend, toch lijkt onze HR gecharmeerd van de erkenning van de rechten van het kind via de
rechtspraak van het EHRM.

Limbeek en Bruning benadrukken dat het van belang is om specifieke bepalingen uit het verdrag te
gebruiken, en niet uitsluitend te grijpen naar de algemene principes. In Nederland wordt niet altijd
veel inzicht verschaft in de beweegredenen van de rechter om wel of geen waarde toe te kennen aan
kinderrechtelijke uitgangspunten.

Het IVRK en rechtspraak: ervaringen uit andere landen

Directe werking van het IVRK

Nederland heeft een monistisch systeem waarin bepalingen van een internationaal verdrag na
ratificatie een integraal onderdeel van het nationale recht vormen, terwijl in een dualistisch systeem
aparte wetgeving nodig is voor de integratie. In een monistisch systeem wordt directe werking door
de rechter bepaald; in een dualistisch systeem kunnen bepalingen een voorname rol spelen in
rechtspraak, zelfs al is er geen wetgeving die een verdrag incorporeert in nationaal recht.

Er zijn diverse voorbeelden van landen waarin hoge rechters openstaan voor het gebruik van het
IVRK als gezaghebbend internationaal juridisch instrument bij de interpretatie van nationaal recht en
bij het opvullen van leemtes. Het moet dus meer omvatten dan de vraag of een IVRK-bepaling wel of
niet rechtstreeks werkt.

De rol van de Grondwet of constitutie

Het opnemen van de kernrechten van het kind in de Nederlandse Grondwet zou kunnen bijdragen
aan een betere inbedding van kinderrechten in Nederlands, zelfs al kennen we een toetsingsverbod.
De Raad van Europa stelde al dat lidstaten kinderen moeten voorzien in mogelijkheden om
schendingen van kinderrechten, in rechte en op andere wijze, aan de orde te stellen. Erkenning van
kinderrechten in de Grondwet of Constitutie kan invloed hebben op de wijze waarop de rechter de
rechten van het kind betrekt in zijn beslissingen.

Artikel 3, lid 1 IVRK: Belang van het kind als een eerste overweging




1

,Jeugdrecht Literatuur


In de rechtspraak wordt steeds vaker een beroep gedaan op art. 3 lid 1 IVRK, wat wijst op
toenemende erkenning van de directe werking hiervan. Dat laat zien dat het beginsel van het belang
van het kind meerdere functies heeft: als materiaal recht, als interpretatiebeginsel en als procedureel
voorschrift.

 Couzens wijst er wel op dat het (ruime) beroep dat wordt gedaan op dit artikel tot gevolg kan
hebben dat andere artikelen van het verdrag niet (voldoende) worden benut.

Er wordt in veel landen erkend dat het belang van het kind geen absoluut karakter heeft, en dat de
concrete invulling afhangt van de omstandigheden van het geval. De kracht van de bepaling ligt in
haar flexibiliteit. De bepaling van wat in concreto in het belang van het kind is, vindt niet altijd
gestructureerd plaats. Het is dus soms onduidelijk of art. 3 lid 1 IVRK voor directe werking in
aanmerking komt. Hier ligt een taak voor de rechtspraak.

Toegang tot de rechter

Het uitgangspunt is dat een kind (minderjarige) geen processuele bekwaamheid heeft. Een
procedure wordt namens een kind gevoerd door zijn wettelijke vertegenwoordiger. De praktijk laat
echter zien dat de rechter uitzonderingen kan maken op dit punt. De kwestie van toegang tot de
rechter is van belang in verband met het Third Optional Protocol to the CRC on a communications
procedure, wat als voorwaarde voor de ontvankelijkheid van en klacht over de schending van
kinderrechten stelt dat de nationale rechtsmiddelen volledig uitgeput moeten zijn. Toch hebben
kinderen niet altijd genoeg toegang tot de rechter, waardoor het moeilijk is om aan die voorwaarde
te voldoen.

Kinderrechten in de regionale rechtspraak

Voor Nederland is de doorwerking via het EHRM en het HvJ EU van waarde voor de doorwerking van
het IVRK in regionale rechtspraak. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens laat zien
dat er vele en soms creatieve maatregelen genomen moeten worden door een Staat om de schade
voor het kind te compenseren. Het HvJ EU heeft zich niet algemeen uitgesproken over de
doorwerking van de rechten van het kind in zijn beslissingen, maar houdt met name rekening met
art. 3 en art. 12 IVRK. Ook heeft het duidelijk gemaakt dat de toepassing van art. 8 EVRM een goede
balans eist tussen de verschillende belangen, o.a. die van het kind. Art. 12 IVRK speelt ook een
belangrijke rol in de beslissingen van het Hof. Bovendien is het recht van het kind om effectief te
kunnen participeren in procedures expliciet erkend als onderdeel van het recht op een eerlijk proces
ex art. 6 EVRM.

 Kilkelly: het Hof wordt gevoed door het IVRK bij de interpretatie van het EVRM, maar het
expliciteert niet altijd of en in welke mate het IVRK invloed heeft gehad op beslissingen. Vaak
volstaat het met een opsomming van het IVRK en gerelateerde instrumenten zonder
specifieke bepalingen te betrekking in inhoudelijke overwegingen.

In 2006 erkende het Hof dat het IVRK zijn eerste referentiepunt zou moeten zijn om te bepalen of het
recht van de EU is overeenstemming is met de fundamentele rechten van het kind. Toch werd in
beslissingen nauwelijks gerelateerd aan relevante artikelen in het IVRK. Het Hof is terughoudend in
het op een betekenisvolle manier betrekken van kinderrechten in zijn werk, volgens Stalford.

Conclusie

Hoewel kernbeginselen zoals het belang van het kind in toenemende mate worden betrokken bij
rechterlijke besluitvorming, laat het gebruik van het IVRK geen consistent beeld zien. Het artikel stelt


2

,Jeugdrecht Literatuur


dat meer gebruik zou moeten worden gemaakt van de specifieke bepalingen van het IVRK om de
doorwerking in de rechtspraak naar een hoger niveau te tillen. Ook zou meer aandacht moeten
worden besteed aan de motivering van rechterlijke beslissingen, waarvoor voldoende kennis en
inzicht in het IVRK bij procesdeelnemers van belang is.



Jansen, ‘De eigen(aardige) procesbevoegdheid van de minderjarige’

In dit artikel blijkt dat het algemene kader van procesonbekwaamheid van de minderjarige vaak
doorkruist wordt door uitzonderingen. Ook behandelt het de informele rechtsingang van het kind na
een echtscheiding en de bijzondere rechtsfiguur van de bijzondere curator. Een versimpeling zou
zorgen voor betere afstemming met het bestuurs- en strafprocesrecht.

Procesbevoegdheid in het algemeen

Het uitgangspunt is dat kinderen geen eigen procesbevoegdheid, omdat ze onder gezag staan en
vertegenwoordigd worden door wettelijke vertegenwoordigers. Toch zijn er veel wettelijke
uitzonderingen hierop:

- Arbeidsovereenkomst (art. 7:612 BW)
- Geneeskundige behandelovereenkomst (art. 7:447 lid 3 BW)
- Meerderjarigverklaring (art. 1:253ha BW)
- Handlichting (art. 1:235 lid 4 BW): uit een verkregen handlichting volgt een zelfstandige
wettelijke procesbevoegdheid voor een minderjarige, maar deze wordt niet verleend ‘tegen
de wil’ van wettelijke vertegenwoordigers, tenzij deze weigering onredelijk is.

In het bestuursprocesrecht kan de minderjarige zelfstandig procederen als deze tot een ‘redelijke
waardering’ van zijn belangen in staat is. Ook in het strafprocesrecht beslist de minderjarige zonder
bemoeienis van wettelijke vertegenwoordigers over het procederen in cassatie en hoger beroep. De
civielrechtelijke praktijk is echter veel complexer.

Bijzondere curator

Ex art. 1:250 BW kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in
het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, o.a. wanneer met betrekking tot de verzorging en
opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die wettelijk
vertegenwoordiger is. Hier kan de minderjarige zelf ook om verzoeken. Bij afwijzing van een dergelijk
verzoek kan hij zonder te worden vertegenwoordigd een rechtsmiddel aanwenden. Het al dan niet
ambtshalve benoemen van een bijzondere curator is een discretionaire bevoegdheid, en de
motiveringseisen aan een dergelijk oordeel zijn laag, waardoor rechters veel beoordelingsvrijheid
hebben. Er moet wel sprake zijn van een wezenlijk conflict volgens de HR. Uit de richtlijn van de
kinderombudsman blijkt echter een nog ruimere opvatting van het ‘wezenlijk conflict’.

Informele rechtsingang kind als bijzondere wettelijke procesbevoegdheid?

Bij zaken rondom hoofdig gezag buiten de echtscheidingsprocedure zelf, heeft de minderjarige de
bevoegdheid om zelfstandig een verzoek te doen (art. 1:377g BW). In de echtscheidingsprocedure
zelf is voorzien in een bijzondere procesbevoegdheid in art. 1:251a BW. Deze beslissing kan
ambtshalve genomen worden zonder dat een verzoekschrift vereist is. Een dergelijk verzoek tot
toekenning van eenhoofdig gezag is ook ontvankelijk als het er toe strekt na afloop van de
scheidingsprocedure een beschikking te geven. In lagere rechtspraak wordt ontvankelijkheid

3

,Jeugdrecht Literatuur


aangenomen als de procedure begint met een inleidend verzoek van de minderjarige tot wijziging
van de hoofdverblijfplaats of toekenning van eenhoofdig gezag. Hoewel het gaat om een informele
rechtsingang (niet een zelfstandige formele procesbevoegdheid), maken de geldende processuele
voorschriften het toch tot een vrij volwaardige procesgang.

Recht op hoger beroep na informele rechtsingang?

Geen hoger beroep is mogelijk tegen een beschikking op een ‘informeel’ verzoek ex art. 1:251a BW.
Toch heeft de HR een beschikking vernietigd waarin het hof zich niet-ontvankelijk had verklaard
nadat de rechtbank het verzoek op de voet van art. 1:251a BW inhoudelijk had behandeld: het is dus
niet nodig ambtshalve de hier bedoelde niet-ontvankelijkheidsgrond toe te passen. Op zichzelf
bestaat geen algemeen recht op hoger beroep in civiele procedures, wel is het in strijd met het
beginsel van equality of arms dat voor een minderjarige geen hoger beroep open staat, en voor een
meerderjarige ouder wel. Nu is aanvaard dat de minderjarige recht heeft op een rechtsingang in één
instantie, kan het niet zo zijn dat enkel de wederpartij vervolgens recht heeft op hoger beroep: de HR
gaat nu uit van de mogelijkheid van hoger beroep na een informeel verzoek, maar alleen met
medewerking van een wettelijke vertegenwoordiger.

Verdrag voor Rechten van het Kind

Art. 12 IVRK geeft het kind een abstract recht om gehoord te worden in juridische procedures die op
hem van toepassing zijn. Dit vereist geen zelfstandige rechtsingang of het steeds te moeten horen
van het kind door de rechter. Het IVRK kent kinderen ook het recht toe om ‘deel te nemen’ aan
procedures omtrent hun verblijfplaats wanneer de ouders gescheiden leven, wat breder moet zijn
dat het begrip uit art. 12, omdat dit anders geen zelfstandige betekenis zou hebben. Volgens het
artikel vereist het IVRK met art. 9 niet dat kinderen steeds een volwaardige procespartij moeten zijn,
maar eist meer participatie voor minderjarigen in procedures rondom hun verblijfplaats na een
scheiding dan de mogelijkheid om een uitspraak over hun niet-ontvankelijkheid te krijgen zonder
inhoudelijke behandeling.

Instemming ouders

Voor de instemming van de wettelijk vertegenwoordigers met procederen is niet meer vereist dan
het mondeling aangeven dat ze hun kinderen willen vertegenwoordigen.

Nodeloos complex stelsel

Er zijn veel gevallen waarin de minderjarige in het civiele recht een rechtsingang vindt zonder dat een
wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator bijstand hoeft te verlenen, wat de vraagt doet
rijzen of een minderjarige wel de juiste weg naar de rechter kan weten te vinden. In lagere
rechtspraak zijn er nog verschillende buitenwettelijke civielrechtelijke processuele bevoegdheden
aangenomen voor de minderjarige met een spoedeisend belang, wat erop lijkt te wijzen dat de
civiele rechter oordeelde dat de minderjarige tot een redelijke inschatting van zijn belangen in staat
werd geacht.

Versimpelingsoperatie

In het algemeen kan gesteld worden dat de minderjarige bevoegd is tot het voeren van processen
met uitzondering van het civiele rechter, waarin hij in complexe gevallen echter alsnog bevoegd kan
worden. Het artikel stelt een versimpelingsoperatie voor, waarbij alle wettelijke bijzondere
civielrechtelijke procesbevoegdheden worden geschrapt, maar waar een rol blijft voor een
bijzondere curator in de ruime opvatting van het Kinderombudsmanrapport. De informele


4

, Jeugdrecht Literatuur


benadering van de rechter en de mogelijkheid om een minderjarige ambtshalve te horen mogen
behouden worden, maar op het moment dat een minderjarige tot een redelijke waardering van zijn
belangen in staat is, moet volgens de auteur onder ogen worden gezien dat dit een normale
procedure is, en dat nog meer formalisering nodeloos is. Het flexibele uitgangspunt van het
bestuursprocesrecht waarin minderjarigen zelf in geding optreden als zij tot redelijke waardering van
hun belangen in staat zijn, zou een plaats verdienen in het Wetboek van Rechtsvordering. Dit past
beter bij de ruimte die de civiele rechter soms zoekt in urgente gevallen waar minderjarigen hun
eigen belangen adequaat konden inschatten. Bovendien zou minderjarigheid niet de enige factor
moeten zijn van de beoordeling of iemand procesbekwaam is.



Smits, ‘Formele handelingsbekwaamheid minderjarige
aangescherpt?’

Inleiding

Op 29 mei 2015 heeft de HR een uitspraak gedaan over de vraag of twee minderjarige kinderen
bevoegd zijn om hoger beroep in te stellen van een uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had
hun verzoek, o.a. tot benoeming van een bijzondere curator en tot toekenning van eenhoofdig gezag
van de moeder, afgewezen.

De procedure

Rechtbank

Twee minderjarige kinderen, waarvan één jonger dan 12 jaar, dienden een verzoek in bij de
rechtbank om een aantal beslissingen te verkrijgen in het kader van de voortdurende
scheidingsproblematiek van hun ouders. De conflictueuze situatie van hun ouders vormt de
grondslag voor hun verzoek. Zij verzochten vier dingen: 1) het benoemen van een bijzondere curator;
2) het eenhoofdig gezag aan hun moeder toe te wijzen; 3) om een bezoekregeling met hun vader
vast te stellen; en 4) om bepaalde eisen aan hun ouders op te leggen. De rechtbank heeft alle
onderdelen afgewezen met de motivering dat niet is gebleken dat een onaanvaardbaar risico bestaat
dat de minderjarigen klem dreigen te raken tussen de ouders bij het continueren van gezamenlijk
gezag. Omgang van de ouders met elkaar is in het belang van de kinderen.

Hof

De kinderen gingen in hoger beroep. Het Hof Den Haag heeft de kinderen niet-ontvankelijk verklaard
o.b.v. het uitgangspunt dat zij formeel geen partij kunnen zijn in een procedure, behoudens voor
zover de wet daarin voorziet. Het beroepschrift vermeldde dat de moeder als gezaghebbende ouder
optrad, maar daarnaast wordt aangegeven dat de kinderen het niet eens zijn met de beslissing van
de rechtbank en daartegen in beroep komen. Bovendien was het verzoek in eerste aanleg door de
kinderen ingediend en richtte het zich tegen de ouders.

Hoge Raad

In cassatie werden de kinderen vertegenwoordigd door hun moeder en zij gaven aan dat zij het recht
hebben om een verzoek in te dienen betreffende de eerder genoemde eisen. Zij stellen ten onrechte
niet-ontvankelijk te zijn verklaard. De A-G stelt dat de klachten doel treffen: in de aanhef van het
beroepschrift wordt vermeld dat de moeder voor de kinderen optreedt en zij is bevoegd als



5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lgofers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.39  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added