SAMENVATTING INLEIDING IN RECHTS EN
MORAALFILOSOFIE
LES 1
1. INTRODUCTIE
> Methodologisch en historisch (ideeëngeschiedenis) ( geen vooruitgang in ideeën). Rode draad:
• Verhouding recht en moraal.
• Nadenken over geldigheid en motivaties van het recht.
> Rechtsfilosofieën ontstaan meestal uit historische maatschappelijke discussie, uit reactie op eerdere
theorievorming OF uit maatschappelijke gebeurtenissen (bv Franse revolutie zie vb SV 1 p.7)
> Specifieke karakter van rechtsfilosofische vraagstukken (meta-juridische discipline) reflecteren over
het recht! Niet primaire juridische vragen. => vragen van hogere orde, niet intern juridisch, niet onder
geldende recht. Bv welke straffen voor een delict waarom wordt men gestraft ?
rechtsfilosofie gaat deze vragen onderzoeken; argumenteren en verschillende perspectieven = vaak
geen eenduidige oplossing + meer dan enkel feiten: zijn normatieve vraagstukken. Niet het antwoord
op zichzelf is vaak belangrijk maar wel de voorafgaande discussie.
> Deze debatten en visies worden ook bepaald door de kijk op de metafysische antropologie over de
mens; is deze van nature goed of slecht? (zie vb SV 1 p8)
> Conclusie: nooit eenduidig antwoord altijd meervoudigheid van visies.
2. FUNCTIONEEL GEDIFFERENTIEERDE DEELSYSTEMEN
Vanuit Diachronische / langetermijnperspectief van westerse cultuur kan men zeggen dat onder de
invloed het moderniseringsproces men er is toe gekomen het recht als een relatief autonoom
normensysteem te beschouwen. = evolueert en transformeert juridische normen in rechtssysteem
uitsluitend tot stand komen op de wijze zoals aanvaard en omschreven is binnen juridische systeem
zelf.
2.1 Niklas Luhmann (1927 – 1998)
> Niclaas Luhmann: mij subsystemen (als recht, politiek, religie, moraal) die hun eigen geldigheidsregels
voorbrengen en naast elkaar evolueren. Wat goed/waar is in het ene deelsysteem is niet perse goed in
het ander deelsysteem bv economisch rendabel niet altijd moreel wenselijk. functioneel
gedifferentieerde deelsystemen vervullen maatschappelijk verschillende functies. resultaat van
lange mij evolutie.
Leidt tot functionele differentiatie.
• Maatschappij gedifferentieerd in deelsystemen op basis van functie.
• Gaat gepaard met specialisatie en professionalisering binnen gevormde deelsystemen.
, Want bij premoderne mij is hiërarchisch patroon, met 1 overkoepelend betekenissysteem (en
bepaalt waarheidsvoorwaarde en geldigheidsvoorwaarde) dit was vooral religie of mythe. Hieruit
werden dan alle morele normen gespecifieerd, voor iedereen en overal in de mij. Ook de wetenschap
werd dus bepaald, en waar of onwaar genoemd. Is dus hiërarchisch gedifferentieerd niet functioneel.
> Dit bestaat in moderne mij niet meer, nu staan deelsystemen relatief onafhankelijk van elkaar.
Betekent niet dat volledig gescheiden zijn, kunnen interageren. Een Impuls moet wel gedecodeerd
worden om relevante betekenis te hebben in ander deelsysteem.
In recht en moraal is dus geen betonnen scheidingswand, er is een uitwisseling mogelijk.
Onder voorwaarde dat “vertaald” wordt. Onderlinge relaties tussen macht moraal en recht zijn
belangrijke thema’s binnen rechtsfilo, en is rode draad in dit college.
Deelsystemen : relatief autonome deelsystemen (RAD) :
• Eigen specifieke functie die andere deelsystemen niet vervullen.
(a) operationeel gesloten ;
- Eigen geldigheidsregels :
- Deelsystemen functioneren overeenkomstig geldigheidsregels eigen deelsysteem.
- Deelsysteem bepaalt zelf wat voor haar relevant is.
- Gevolg : positieve norm in ene deelsysteem niet altijd positief in andere deelsysteem.5
(b) Maar : cognitief open.
- Deelsystemen wel degelijk met elkaar in interactie.
- Inpassen normen andere domeinen enkel door vertaling naar eigen codes.6
> Proces van functionele differentiatie van subsystemen in moderne mij heeft als gevolg dat juridische
geldigheid van een norm niet primair bepaald wordt door religie of moraal (hebben miss wel invloed)
zoals in premoderne tijdperk. Door wie of waar wel?
De grondslag voor de geldigheid voor juridische normen of rechtsregel, wordt gevormd door
het feit dat de bevoegde instantie die rechtsregel heeft uitgevaardigd op de wijze zoals in het
rechtssysteem zelf voorzien heeft. cirkel, van zelf referentialiteit proceduralistische
legitimatie van het recht. (belangrijk)
Dergelijke proceduralistische legitimatie impliceert niet dat de juridische norm niet ook moreel
in orde kan zijn, dit is meestal wel het geval. Maar als men het mij oneens is met een
rechtsregel (bv abortus) dan is de geldigheid dus niet gelegen in de consensus, dan is zij
gebaseerd op het feit dat de bevoegde instantie in ons rechtssysteem tot stand is gekomen.
in moderne (functioneel gedifferentieerde) mij is de geldigheid van een rechtsregel niet meer
afhankelijk van bv religie maar wel het feit dat ze procedureel correct tot stand is gekomen.
Recht kent louter procedurele legitimatie :
• Twee voorwaarden geldigheid juridische norm (wet) :
- Juridische norm komt tot stand op procedurele wijze.
- Juridische norm wordt uitgevaardigd door bevoegde instantie.
2.2. Rechtspositivisten
Positivisten drijven dit nog op de spits; recht en moraal niet enkel analytisch van elkaar onderscheiden,
beide ook feitelijk gescheiden horen te zijn.
, Hiermee absolute scheiding van recht en moraal.
2 voorbeelden
Austin : rechtsregel = gebod + sanctie. Eerste meest simplistische versier echtpositivisme.
Definitie recht: ‘een bevel van soeverein met bijkomende sanctie’.
Hans Kelzen: alle consequenties uit de modernisering van de mij, (waarin rechtssysteem een
autonoom zelf referentieel subsysteem is geworden) door het recht te karakteriseren als een
normen bouwwerk dat hiërarchisch via treden opklimt. De normen zijn hiërarchisch
opgebouwd. De geldigheidsgrondslag van normen worden dus afgeleid van hogere norm. FILO
Probleem bij hoogste norm /treden, want waarop is de geldigheidsgrondslag gebaseerd kan
niet meer juridisch beantwoord worden. Hoogste treden is grondwet, waarop de andere
normen hun geldigheid gebaseerd is. (bv vuilniszakken min 33.) funderingslogisch probleem
In logica is dit het onvolledigheidsprobleem; niks kan immanent zijn systeem funderen of
rechtvaardigen. Je kan nooit de waarheid van basisaxiomas bewijzen : de grondwet kan niet
meer juridisch gefundeerd worden moet ene buitenjuridische geldigheidsgrondslag krijgen. Dit
is de grondnorm. Handel zoals de grondwet voorschrijft.
Hij maakt abstractie van de inhoud van de norm (ethisch, moreel of filosofisch) het gaat enkel
over de structurele kenmerken van de opbouw van het normenapparaat. typisch voor de
rechtspositivisten (Kelzen) en zijn consequenties voor functionele autonome subsystemen in
onze mij waardoor ons rechtssysteem ook zelfreferentieel en autonoom is. Dat men streng
moet onderscheiden van moraal en religie. Rechtswetenschap staat op zichzelf kan men niet
mengen!
Een rechtssysteem is een hiërarchisch gestructureerd normenstelsel (Normenstufenbau).
o Geldigheid juridische norm — afleiden van hogere trap binnen juridisch normenstelsel.
o Geldigheid lagere wet (lagere trede) afleiden van hogere wet (hogere trede).9
o Regressus ad infinitum — leidt tot buitenjuridisch beginsel : axioma.
Uiteindelijk geldigheid gebaseerd op Grundnorm : handel zoals grondwet voorschrijft.10
Andere strenge onderscheiding tussen recht en moraal ziet men in Engelse rechtspositivist
Hart “The concept of law” : wat is een rechtsysteem: a set of rules, primary and secundary
rules
1. Primaire zijn geboden of verboden met sanctie.
2. En secundaire rechtsregels in 3 soorten.
1 veranderingsregels 2 berechtingsregels 3 herrekeningsregels = zijn geen handelingsgeboden
of verboden zijn regels van hogere orde die iets zeggen OVER de primaire regels .
Volledige abstractie van de morele inhoud opnieuw. Elk normensysteem dat uit rechtsregels
bestaat met primaire en secundaire regels is een rechtssysteem. Of we nu spreken in een
dictatuur, of democratie is geen verschil voor Hart. Zegt niets over de morele inhoud.-->
betekend niet dat Hardt onverschillig is wel dat niet bepalend is voor het feit dat rechtsregels
rechtsregels zijn. Inhoudelijk er mee eens zijn of niet maakt niks uit. Omdat er een onderscheid
moet gemaakt worden tussen juridische regels en morele normen en waarden wordt het
mogelijk vanuit rechtspositivisten perspectief om waardeoordeel te vellen over rechtssysteem.
=> dus men kan vinden dat een set regels een rechtssysteem is ookal is het moreel
verwerpelijk.
, > Hard en Kelzen gaan er van uit dat rechtsregels van een dictatoriaal regime juridisch bindend kunnen
zijn maar dat betekent niet dat ze moreel verplichtend zijn. Juridische en morele verplichting zijn dus 2
verschillende zaken!
> conclusie rechtspositivisten trekken alle consequenties uit functionele differentiatie van mij in
deelsystemen. Dus heel scherp onderscheid tussen recht en moraal en juridische en morele
verplichting. Zijn altijd complementair. in feite zeer recent van datum, pas laat dominant (modern).
Tot vandaag nog steeds ter discussie.
2.3 Kritiek op rechtspositivisme
Kritiek op formele geldigheidsgrondslag recht :
o Louter procedurele legitimatie recht ook potentiële legitimatie elk politiek regime.
o Moreel onwenselijke politieke regimes kunnen voldoen aan procedurele legitimatie.
Fuller: rechtspositivistische denken is onnatuurlijk, en te ver gedreven. Scheiding recht en
moraal té groot. Recht en moraal wel degelijk met elkaar te maken. Recht moet bijvoorbeeld
rechtvaardigheid nastreven.
Bekritiseerde dit via parabel. De parabel van Koning Rex => gericht op John Austin (eerste
echte rechtspositivist 19de eeuw) rechtsregel = bevel van soeverein (machthebber) + sanctie.
= definitie
Laat zien dat men bij dit uitgangspunt (de definitie) dit rechtspositivisme niet spoort. In de
parabel ontstaat er chaos in het rijk van Koning Rex. Hij zegt dat er meer minimale
kwaliteitseisen moeten zijn = inner morality of the law. Het spiegelbeeld van de
mislukkingen zal Fuller als de norm opstellen.
> Parabel koning Rex :
Tonen van absurditeit en absurde consequenties abstractie rechtspositivisme. Criteria die de
minimale interne moraliteit van het recht waarborgen.
• Enkel in geval van alle 8 criteria sprake van rechtssysteem (!).
• Acht criteria waaraan juridische normen moeten voldoen :
7. wet mag niet voortdurend veranderen (duurzaamheid)
8. rechtspraak dient te gebeuren op basis van afgekondigd geldig recht niet van
stemming, enzzz
recht en moraal is niet helemaal te onderscheiden, dus inner morality in het recht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller florenceanslotfa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.45. You're not tied to anything after your purchase.