1.1 Organisatie = een menselijke samenwerking die
doelgericht en blijvend is.
4 kenmerken van een organisatie:
1. De menselijke factor (samenwerkingsverband is een belangrijke
factor.
Door samen te werken bereik je meer dan als individu)
2. Een samenwerkingsvorm Synergie-effect; wat wil zeggen dat het
resultaat van het totale samenwerkingsverband groter is dan die
van het individu)
3. Doelgerichtheid (een organisatie heeft altijd een bepaald doel. Dit
kan verschillen. Om de eenheid binnen een organisatie te bewaren
hebben ze een gezamenlijk doel.
4. Continuïteit (een streven van een organisatie is ook om te blijven
bestaan anders kunnen ze überhaupt de doelen niet nakomen. Dit
verschilt natuurlijk per organisatie. Weet je bijv. van tevoren dat je
doelen te halen zijn binnen een bepaalde periode dan stel je je
beslissingen daar ook op in.
Going-concern-gedachte: men gaat uit bij het nemen van beslissingen van
de continuïteit van de organisatie
Interne hoofddoelstelling: Het voortbestaan van de organisatie
Externe hoofddoelstelling: Het voorzien van maatschappelijke behoeftes
Dit geldt zowel voor de bedrijven met winstoogmerk als de publieke
dienstverleners.
ORGANISATIE:
Functionele organisatiebegrip: effectief op elkaar afstemmen van
activiteiten (organiseren)
Institutionele organisatiebegrip: organisatie als object (pand, naam
v.d. vestiging)
Instrumentele organisatiebegrip: De middelen waarmee de
doelstellingen worden behaald (afdelingen, managementlagen,
regio’s)
1.2
Organisatie: menselijke samenwerking die doelgericht en blijvend is.
Bedrijf: een organisatie die goederen en/of diensten verkoopt. (Er zijn
bedrijven met en zonder winstoogmerk)
Onderneming: is hetzelfde als een bedrijf maar dan met winstoogmerk
,Winstoogmerk: het streven naar winst
Non permanent: je gaat niet uit van de continuïteit en het is dus een
tijdelijke organisatie.
Aantekening les:
Productie = resultaat/ offers
Maximale productie = resultaat max./ offers min.
1.5
Waarom organisatietheorieën bestuderen:
Leidraad bij beslissingen in managementpraktijk
Vormen visies op organisatie
Maken bewust van de omgeving van het bedrijf
Zijn bron van nieuwe ideeën
Info les:
Plan: plan om iets te doen
Do: probeer het uit te voeren
Check: controleer of het geplande gelukt is
Act: corrigeer wat er niet is gelukt
Bricks and clicks: zowel winkel als een online winkel
Longtail: je biedt alleen de best lopen producten aan.
Stromingen organisatiekunde
Klassieke stromingen (productiviteit centraal) o Taylor
o Gilbeth
o Fayol
Weber
Gedragskundige benadering (gedrag wordt belangrijk)
o Mayo
o Maslow
Revisionisme (combinatie gedrag en productiviteit)
o McGregorxeny
o Likert
o Blakeenmouton
o Herzberg
Systeembenadering (met meerdere organisaties een gezamenlijk
doel bereiken)
o Transformatieproces
o Black box
o Opensysteemmodel
o Nieuwesysteemdenkers
Contingentie benadering (er is niet 1 goede managementmethode
maar je zoek de beste)
o Lawrenc en lorsch
o Tom burns
TQM Totale kwaliteit stroming (kwaliteit was het doel)
o Totale kwaliteit stroming
, Lerende organisatie (hiërarchie verdelen, de bevoegdheden laag in
het bedrijf en veel verandering)
, Hoofdstuk 2
2.1 4 krachten van ontstaan functioneren van een organisatie:
(ontstaan van klassieke organisatiekunde)
Protestantschristelijke ethiek ten aanzien van arbeid
o Een sober en hardwerkend leven was de nieuwe gedacht. Dus
je kon op aarde al er voorzorgen dat je in het hiernamaals
goed leven krijgt. Dit leidde tot de vraag naar kennis van
optimale organisatievormen om dit te verwezenlijken.
Kapitalisme en de opdeling van arbeid
o Vraag en aanbod d.m.v. natuurlijke concurrentie. Iedereen
moet is vrij in het vergaren van rijkdom. Iedereen moet vrij
zijn in het hebben van eigendomsrechten. Opdeling van
arbeid wat leidt tot specialisatie.
Industriële revolutie
o Door de stoommachine ontstond er massaproductie. Hierdoor
werd de productiekosten verlaagd omdat ze efficiënter
werkten.
Productiviteitsprobleem
o De gedachten door de nieuwe technologieën, nieuwe
arbeidsethos en groei van individuele rijkdom dacht men dat
het goed zou moeten gaan maar men zag geen
productiviteitsverbeteringen in de industrie ontstaan. Dit had
3 oorzaken
Gebrek aan managementmethodes
De techniek was nieuw en onbekend en lastig te
hanteren
Moeite met het bepalen van grote van nieuwe industrie
Verschillende stromingen binnen ontstaan organisatiekunde zie blz. 53
Het kennen van deze stromingen geeft kennis van het fundament van
hedendaagse kennis binnen de organisatiekunde.
2.2 Klassieke organisatiekunde
4 theorieën: (Taylor, Gilberth, Fayol, Weber)
Taylor: managementtheorie voor de optimale effectiviteit dus hij wilde de
arbeiders zo snel mogelijk laten werken
Gilberth: managementtheorie voor de optimale efficiëntie dus hij ging
kijken naar hoe kan ik een arbeider zo snel mogelijk 4 moeren laten
vastdraaien.
Fayol: Productiemanagement uitvoerder was hij. Plannen, organiseren,
uitvoeren, corrigeren. Hij had een regel. Eenheid van gezag en bevel. Je
ontvangt instructies van 1 persoon en maar 1 doelstelling tegelijk.
Weber: Hij ontwikkelde het concept bureaucratie. (Werk wordt
losgekoppeld van de personen, alles heeft van tevoren bepaalde regeltjes
en dus is alles al bepaald. En zijn personen minder nodig.) alles is tot in
de puntjes geregeld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 2067066kennis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.