Samenvatting Uitwerking probleem 1-8 Rechtsgeschiedenis (RR115)
4 views 0 purchase
Course
Rechtsgeschiedenis (RR115)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht
Bijzonder uitgebreide uitwerking van de voorgeschreven leerdoelen, voorzien van een duidelijke beschrijving en aangevuld met illustratieve afbeeldingen en handige overzichten.
Probleem 1: Idioten op de weg
Leerdoelen:
1) In welke periode in de politieke geschiedenis speelt dit probleem?
2) Wat is een ‘praetor’?
3) Hoe werkt het Romeinse procesrecht?
4) Welk delict betreft het probleem + sanctie? (Richt je op het doden van de slaaf)
5) Welke actie kan er n.a.v. dit delict worden ingesteld + doel van de actie.
6) Kan er na de dood van Marcus en Claudius ook nog geprocedeerd worden?
Bronnen:
1) ‘Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht’, nummer 12 t/m 29;
2) ‘Velgelding en Vergoeding’, H1 en H3;
3) L. C. Winkel, Kort overzicht van het Romeinse procesrecht.
4) C.J.H. Jansen, ‘De lex Aquilia en de moderne onrechtmatige daad’.
5) Feenstra, Romeinsrechtelijke Grondslagen van het Nederlands Privaatrecht, 5e herziene druk, Leiden
1990, nrs. 214-224 en nrs. 247-276.
LD 1: In welke periode in de politieke geschiedenis speelt dit probleem?
Koningstijd 753-510 v.Chr.:
Wet en edict:
Rome werd, naar de Romeinse traditie, bestuurd door een koning (rex) die voor het leven was gekozen
door de vergadering van het Romeinse volk (populus Romanus), de zogeheten comitia. Aan zijn
uitverkiezing ontleende de koning een gezag dat door de Romeinen werd aangeduid als zijn imperium.
Men kan dat omgeschreven als de in beginsel absolute rechterlijke, wetgevende en uitvoerende macht.
- De koning kon, uit hoofde van zijn imperium, eenzijdig algemeen verbindende regels uitvaardigen,
de zogenaamde ‘edicten’. Toch berustten een groot aantal wetten op een daartoe strekkend
besluit van de Romeinse volksvergadering op voorstel van de gezagsdrager die aan zijn imperium
het recht ontleende om het volk bijeen te roepen. Zo’n besluit van het volk op voorstel van een
gezagsdrager wordt een lex genoemd. Een lex is wat het volk heeft bevolen en vastgesteld.
- Belangrijk is dat men in ogenschouw moet nemen dat een lex niet per se op geschrift behoeft te
zijn gesteld om werking te hebben.
- De vraag rijst waarom een gezagsdrager, zoals de koning, de moeite zou nemen om, in plaats van
de uitvaardiging van een edict de veel omslachtiger weg van de lex te bewandelen teneinde een
algemeen verbindende regel uit te vaardigen. Het antwoord daarop ligt in het eenzijdige karakter
van het edict dat daarom, zo vond men, de ambtstermijn van de gezagsdrager die het had
uitgevaardigd niet kon overleven.
De koning werd van advies gediend door ‘de raad van ouden’, ofwel de senaat. De senaat bestond in de
vroegste tijden uit de hoofden van de Romeinse families en de leden zijn daarom gedurende de gehele
Romeinse geschiedenis, ook toen de senaat al lang niet meer een vergadering van familiehoofden was, als
patres aangeduid.
- De positie van de senaat was op de eerste plaats een ondergeschikte. Zo kon de koning met de
senaat niet wetten uitvaardigen, zoals de koning met het volk deed, en de geldigheid van zijn
edicten was ook niet afhankelijk van een voorafgaande toestemming van de senaat.
- De senaat heeft echter altijd een centrale plaats ingenomen in het Romeinse staatsbestel. De
oorzaak daarvan is gelegen in het feit dat een Romein zelfden een belangrijke beslissing nam
zonder zich door een raad van wijzen of deskundigen (consilium), van advies te laten dienen.
- Deze constitutionele driehoeksrelatie, bestaande uit een gezagsdrager ‘met soeverein gezag’ aan
de top, die wordt geadviseerd door de senaat, en gekozen door de volksvergadering, heeft een
lange tijd de structuur van het Romeinse staatsrecht bepaald. Zij veranderde namelijk niet
, wezenlijk toen in het jaar 510 v. Chr. Het koningschap werd afgeschaft en werd vervangen door
twee voor de duur van een jaar gekozen opperste gezagsdragers, de consuls. Nadien breekt de
Republiek aan.
Republiek 510 – 27 v. Chr.:
Plebisciet en Twaalftafelenwet:
De vroege geschiedenis van de Romeinse republiek wordt beheerst door een standenconflict, tussen de
plebejers, ofwel de niet in de senaat gepresenteerde in Rome woonachtige families, en de in de senaat
vertegenwoordigde families, ofwel de patriciërs.
- De plebejers organiseerden zich door een ‘staat binnen de staat’ te scheppen waarin naar het
voorbeeld van de consuls, de dienst werd uitgemaakt door een aantal uit hun midden gekozen
voormannen.
- De rechtspraak speelde om, om een drietal redenen, een belangrijke rol in het standenconflict
tussen patriciërs en plebejers:
i) Ten eerste was er, bij ontstentenis van enige geschreven overlevering, geen zekerheid over
de nauwkeurige inhoud van het recht.
ii) Ten tweede was de vaststelling van de inhoud van het recht in handen van een patricisch
priestercollege, dat der pontifices, dat uiteraard door de plebejers met argusogen werd
bezien. Er werd daarom in of omstreeks 450 v. Chr. Besloten een codificatie van het recht te
maken die van overheidswege werd gepubliceerd door haar, op twaalf ivoren tafelen
geschreven, op de markt van Rome voor iedereen toegankelijk te maken. Dit wordt de Wet
van de Twaalf Tafelen genoemd, die door velen werd aangeduid als ‘de bron van het al het
publiek- en privaatrecht’.
LD 2: Wat is een ‘praetor’?
367 v. Chr.: de praetor
De praetor en zijn edict:
De derde en laatste stap in het proces van juridische emancipatie van de stand der plebejers werd gezet
toen hun de toegang tot het hoogste ambt in de staat, het consulaat, werd geopend.
- De praetor was de bekleder van dit nieuwe ambt, en beschikte evenals de beide consuls, over
soevereiniteit (imperium), maar beperkte zich bij de uitoefening daarvan tot de rechtspraak.
Nadat een plebejer uiteindelijk tot praetor werd gekozen, was de standenstrijd tussen de
plebejers en de patriciërs eindelijk beslecht. Nadien breidde de senaat zich snel uit met een groot
aantal plebejische leden dat de hoge ambten had bekleed.
- Het overheidsbeleid werd in de senaat bepaald en door de jaarlijks wisselende magistraten
uitgevoerd. Dit verklaart het enorme gezag dat aan een senaatsbesluit werd toegekend: formeel
het had (nog) geen rechtskracht, maar materiaal garandeerde het ‘gezag van de senaat’ dat
daaraan groot gewicht was verbonden.
Het was de taak van de praetor om ‘in de stad recht te spreken’: hij werd daarom de ‘stadspraetor’
(praetor urbanus) genoemd. Hij had aanvankelijk geen college, maar sinds 242 v. Chr. Kreeg ook hij een
college naast zich, die zich evenwel beperkte tot de rechtspraak tussen vreemdelingen en daarom de
‘vreemdelingenpraetor’ (praetor peregrinus) werd genoemd. Het aantal praetoren is sindsdien gestaag
uitgebreid, waarbij veel praetoren zich bezighielden met strafrechtspraak en belastingrechtspraak.
- Het was de stadspraetor aan wie de ontwikkeling van het privaatrecht was voorbehouden; hij
werd daarom door de Romeinse jurist Marcianus de ‘levende stem van het recht’ genoemd.
Men dient te bedenken dat de praetuur eerst en bovenal een politieke functie was: de laatste stap die
moest worden gezet alvorens een senator tot het consulaat beroepbaar was. Al vroeg in de Romeinse
geschiedenis heeft zich het gebruik ontwikkeld dat de praetor op de eerste dag van zijn ambtsjaar (1
januari) een groot aantal edictsbepalingen publiceerde dat op een witte schutting (het zogeheten ‘album’)
op het forum werd geschreven. Zij behelsden wat wij tegenwoordig ‘beleidsvoornemens’ noemen.
, - Het was gebruikelijk het geheel van de aldus op het album geschreven edicten van de praetor
tezamen aan te duiden als ‘het’ praetorische edict. Het gaat daarbij dus om een geheel van
praetorische rechtsregels van zeer grote flexibiliteit: de regels golden in beginsel slechts voor een
periode van één jaar, te weten de ambtstermijn van de praetor die ze had uitgevaardigd. Nadien
konden ze worden gewijzigd of geschrapt.
- Regels die goed bevielen werden echter als regel door een ambtsopvolger overgenomen. Zo
ontwikkelde zich een vaste kern van rechtsregels die bekend stond als ‘het traditionele edict’, de
regels die door alle praetoren in hun edict werden overgenomen. Zij vormen de kern van wat
men het ‘praetorische recht’ ging noemen. Wij leren hiermee een voor een goed begrip van de
aard van het Romeinse recht onmisbare tweedeling kennen, te wetten die tussen het zogeheten
‘civiele recht’ en het ‘praetorische recht’, dat ook dikwijls ius honorarium werd genoemd, omdat
het afkomstig was van een gezagsdrager.
Civiel recht en praetorisch recht:
Het is van belang hoe het civiele recht en het praetorische recht zich tot elkander verhielden. Het
onderscheid werd duidelijk gemaakt door de Romeinse jurist Papinianus, die een definitie van het
praetorische recht heeft gegeven: ‘het praetorische recht is het recht dat de praetoren in het algemeen
belang hebben geïntroduceerd ter ondersteuning, aanvulling of correctie van het civiele recht.’
- Uit de definitie blijkt dat het praetorische recht het civiele recht vooronderstelt: het concurreert
er niet mee, maar vult het aan waar het gebreken vertoont en ondersteunt het waar het dat
nodig heeft. De bijzondere aard van het praetorische recht komt vooral daar naar voren waar het
praetorische recht het civiele recht corrigeert.
- Het Romeinse recht heeft door deze wisselwerking tussen het civiele recht en het praetorische
recht een bijzondere dualistische structuur. Het civiele recht vormt en de statische basis van,
terwijl het praetorische recht de dynamiek ervan garandeert.
De praetor en zijn juristen:
Het was de stadspraetor aan wie de ontwikkeling van het privaatrecht was voorbehouden; hij werd
daarom door de Romeinse jurist Marcianus de ‘levende stem van het recht’ genoemd. De praetor kon dit
doen door middel van het uitvaardigen van edicten, een bevoegdheid die hem krachtens zijn imperium
(soevereiniteit) toekwam, maar ook een andere, veel subtielere wijze:
- Dit was het gevolg van het gegeven dat hij niet zozeer optrad als wetgever, maar eerst en vooral
als de met het toezicht op de civiele rechtspraak belaste magistraat. De praetor speelde zo een
belangrijke rol in het formula-proces.
- De Romeinse rechtspraak kende lekenrechtspraak, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat de
rechtspraak zelf niet of nauwelijks invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het privaatrecht.
Het heeft echter ook ten gevolge gehad dat de invloed daarop van degenen die zich in het recht
hadden bekwaamd, de professionele juristen, buitenproportioneel groot is geweest.
LD 3: Hoe werkt het Romeinse procesrecht?
, L. C. Winkel, Kort overzicht van het Romeinse procesrecht:
In het oudere Romeinse recht was de procedure gesplitst in twee fasen. Eerst moest de zaak aangebracht
worden bij de magistraat die rechtsingang, dat wil zeggen toegang tot de rechter verleende. Pas daarna
kwam het proces voor de rechter die vonnis wees. Procesvertegenwoordiging kon plaats vinden, maar
was zeker niet verplicht.
Wij onderscheiden in de geschiedenis van het Romeinse procesrecht drie procesvormen:
1) Het legis actio-proces:
a) Er waren in dit proces twee fasen, een voor de magistraat, de tweede voor de rechter. Het was
gebaseerd op het uitspreken ter zitting van vaste spreuken, in eerste instantie door de eiser,
waarin geen fouten mochten voorkomen op straffe van het verlies van het proces. Het proces
wordt dus gekenmerkt door een grote hoeveelheid rituelen, gedeeltelijk van godsdienstige
oorsprong. Het proces verliep dus mondeling. De tenuitvoerlegging van vonnissen vereiste een
nieuw proces.
b) Deze procesvorm is vrijwel geheel verdwenen in 17 v. Chr.
2) Het formula-proces:
a) Dit proces is net als het legis actio-proces in twee fasen gesplitst. Dit proces is vooral een
schriftelijke procedure. De eerste fase vindt plaats voor de praetor, een magistraat speciaal belast
met het verlenen van rechtsingang door het verlenen van een rechtsmiddel aan de eiser. In Rome
was dit meestal de stadspraetor, die bij aanvang van zijn ambtstermijn een edict uitvaardigde. In
het geval van vreemdelingen die wilden procederen, was de vreemdelingenpraetor bevoegd.
b) Het edict bevatte rechtsmiddelen die als blanketformule in een toekomstig proces konden dienen
bij het verlenen van rechtsingang aan de eiser. Het edict bevatte tevens standaard
verweermiddelen, de zogenaamde excepties.
c) In de eerste fase keek de praetor naar een toepasselijk rechtsmiddel in het edict en als hij een
geschikt rechtsmiddel vond, werd dit verleend. Het rechtsmiddel werd op schrift gesteld in de
formula. Met deze formula gingen de partijen dan naar de rechter, een privépersoon, meestal
zonder juridische kennis. Als partijen het over het onderwerp van het geschil en over de
aanwijzing van de rechter eens waren geworden, kwam de procesovereenkomst, de litis
contestatio, tot stand. Deze markeerde de overgang van de eerste naar de tweede fase van het
proces. De rechter keek vervolgens of de voorwaarden in de formula waren vervuld.
d) Tenuitvoerlegging van het vonnis vereiste een nieuw proces, net als bij het legis actio-proces.
Tenuitvoerlegging leidde tot een toestand die we tegenwoordig faillissement zouden noemen.
Alle goederen van de in het ongelijk gestelde partij werden verkocht. Executie op één
vermogensbestanddeel was aanvankelijk nog niet mogelijk. In het formula-proces luidt de
veroordeling steeds op een geldbedrag en is nog geen reële executie mogelijk.
e) Hoger beroep was in het formula-proces aanvankelijk niet, maar later, ongeveer in de tweede
eeuw na Chr., wel mogelijk. Men kon dan in beroep gaan bij een keizerlijk ambtenaar, hetgeen de
overgang naar de hierna te bespreken cognitio extraordinaria zal hebben vergemakkelijkt.
f) Het formula-proces raakte omstreeks 250 n.Chr in onbruik en werd formeel afgeschaft door een
keizerlijke constitutie van 342 n.Chr. opgenomen in de Codex Justinianus.
Wat gebeurt er echter als de juridische situatie niet direct kon worden ondergebracht in de
rechtsmiddelencatalogus van het edict? De praetor had dan drie mogelijkheden:
1) Hij kon een formula verlenen van eigen maaksel die een wel in het edict opgenomen
(geproponeerde) formula tot voorbeeld had.
2) Actio in factum:
a) De praetor kon verder in gevallen waarin hij het ontoelaatbaar zou vinden dat er geen enkel
rechtsmiddel aanwezig was, onafhankelijk van de voorbeelden van de rechtsmiddelen in het
edict, een nieuwe nog niet bestaande actie verlenen die op de concrete feiten gebaseerd was.
Ook deze actie is gebaseerd op een bijzonder decreet van de praetor. Dit noemen wij een actio in
factum. Bij gebleken succes kon een volgende praetor in een volgend jaar deze op de feiten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaanvanBroeckhuijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.