Uiterlijke kenmerken zijn een voorbeeld van erfelijkheid. Ook aandoeningen kunnen erfelijk zijn. De
wetenschap die de overerving bestudeert, noem je de erfelijkheidsleer of genetica.
Een van de grondleggers van de erfelijkheidsleer is mendel, hij experimenteerde met erwten, en zag
als eerste in dat de nakomeling erfelijk materiaal meekrijgen van de ouderplanten, erffactoren.
Bij de geslachtelijke voortplanting is er een versmelting tussen voortplantingscellen. De eicel bezit
dan voor de helft chromosomen van de zaadcel, deze zijn de dragers van het erfelijk materiaal. In de
tijd van mendel waren de chromosomen nog niet ontdekt en ook de meiose was nog niet bekend.
1.1 MONOHYBRIDE KRUISINGEN
1.1.1 EXPERIMENTEN EN BESLUITEN VAN MENDEL
Mendel kruiste raszuivere geelzadige erwten met raszuivere
groenzadige erwten. Die generatie noemde hij de
oudergeneratie of parentale generatie. Omdat deze
planten maar in één erfelijk kenmerk verschillen, namelijk
zaadkleur, is dit een monohybride kruising.
Toen de gevormde zaden begonnen te kiemen, werden er
allemaal planten die gele zaden voortbrachten verkregen.
Deze generatie is de f1-generatie, en worden de
f1-hybriden genoemd.
Mendel kruiste de planten van de f1-generatie onderling
door zelfbestuiving toe te passen. Steunend op
voorgaande experimenten veronderstelde hij dat de
geelzadige planten ook drager waren van het erfelijk
kenmerk voor groene zaden. Mendel besloot hieruit dat als
de f1-hybriden aan zelfbestuiving of aan onderlinge kruising
doen, je een verhouding van drie op één krijgt.
1.1.2 TAAL VAN DE GENETICA
Elk erfelijk kenmerk wordt bepaald door een bepaald gen op een chromosoom. Een gen is een stukje
dna dat de code voor een eiwit bevat. Genen kunnen in verschillende varianten voorkomen, die
variant is een allel. Allelen kunnen verschillend van elkaar of gelijk aan elkaar zijn. De erfelijke
informatie wordt verkregen door een genenpaar van de ouders.
Een kenmerk dat overheerst op het erfelijk kenmerk is dominant ten opzichte van de onderdrukte
recessieve kenmerken. Een dominant kenmerk komt altijd tot uiting als het aanwezig is. Een
recessief kenmerk kan aanwezig zijn maar zal niet tot uiting komen als het dominante aanwezig is.
Zijn de allelen van een bepaald gen gelijk aan elkaar, dan is het organisme homozygoot voor dat
kenmerk. Verschillen de allelen van elkaar, dan is het organisme heterozygoot voor dat kenmerk.
Het genotype is het geheel van genen als dragers van de erfelijke kenmerken en hebben een invloed
op het fenotype, maar ze komen niet altijd tot uiting. Dominante allelen komen bij homozygoten en
heterozygoten tot uiting voor een bepaalde eigenschap, want ze overheersen het andere. Recessieve
allelen komen alleen in homozygote toestand tot uiting.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chelseycaryn269. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.