100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Duidelijke samenvatting van de literatuur uit OP1 Verpleegkunde jaar 1 $5.94
Add to cart

Summary

Duidelijke samenvatting van de literatuur uit OP1 Verpleegkunde jaar 1

2 reviews
 344 views  15 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Duidelijke samenvatting van de literatuur uit OP1 Verpleegkunde jaar 1. Alle verplichte literatuur is duidelijk en overzichtelijk samengevat!

Preview 4 out of 46  pages

  • No
  • 1, 2, 3, 4, 17
  • June 1, 2021
  • 46
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: Rawish3 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: wlsdsl_ • 3 year ago

avatar-seller
Samenvatting literatuur OP1
Klinische pathologie – Hoofdstuk 1 Diagnostiek en therapie

Diagnostiek:

1. Anamnese = gesprek over de ziektegeschiedenis
- Speciële anamnese = over de hoofdklacht (wat/waar/wanneer)  situation
- Algemene anamnese = overige ziektegeschiedenis  background
2. Lichamelijk onderzoek  assesment
- Inspectie (kijken
- Percussie (kloppen)
- Auscultatie (luisteren)
- Palpatie (betasten/voelen)
3. Differentiale diagnose (DD) = rijtje (waarschijnlijke) ziekten, met de meest waarschijnlijke
bovenaan  recommendation
4. Arts vraagt (bio)medisch/beeldvormend/functie onderzoek aan, om afwijkingen in de DD aan
te tonen of uit te sluiten.
a. D.m.v. bloedprikken
5. Na bloedonderzoek 1 diagnose stellen; vormt basis voor therapie.

Therapieën indelen:

- Preventief, curatief, palliatief
o Preventief  voorkomen of vroegtijdig opsporen van ziekten
o Curatief  genezing van ziekten
o Palliatief  verzachten van lijden van ongeneeslijke ziekten
- Causaal of symptomatisch
o Causaal  gericht op de oorzaak van de ziekte
o Symptomatisch  verminderen van verschijnselen
- Operatief of conservatief
o Operatief  d.m.v. snijden/vasthechten anatomisch iets veranderen aan het lichaam
o Conservatief  overige behandelingen (medicatie/voorlichting), want anatomisch blijft
het lichaam hetzelfde



Klinische pathologie – Hoofdstuk 2 Cytologie/histologie

Celkern (nucleus)  cytoplasma  membranen = cel

Cytoplasma:

- Mitochondriën  leveren energie (zetten stoffen uit voeding om in kooldioxide en water;
verbranding)
o In het hart veel van deze organellen; rondpompen bloed
- Endoplasmatisch reticulum
o Ribosomen  koppelen aminozuren tot eiwitten
- Golgi-apparaat  slaat producten uit het endoplasmatisch reiculum op en verwerkt ze
- Lysosomen  agressieve cellen die micro-organismen afbreken (belangrijk in afweercellen!)

Mitose = celdeling van normale cellen (vermenigvuldiging van dezelfde cellen) nieuwe cellen hebben
precies dezelfde genetische informatie als de moedercel

Meiose = celdeling van de geslachtscellen. ½ chromosoom moeder zoekt ½ chromosoom vader en
koppelt zo op

Klinische pathologie – Hoofdstuk 3 Ziekteoorzaken

,Endogene factoren

- Autosomaal recessieve aandoeningen
o Alleen het kind wordt ziek, dat van beide ouders het afwijkende gen krijgt
o Gen komt alleen tot uiting als beide genen hetzelfde zijn (aa/AA)
o Komen vaker voor als ouders familie van elkaar zijn (incest)

D d
D DD Dd
d dD dd
DD = gezond
dD = drager
dd = afwijkend/ziek
Als beide ouders drager zijn, is de kans op het krijgen ervan:
 Een ziek kind 25%
 Een drager 50%
 Een gezond kind, niet drager 25%
- Autosomaal dominante aandoeningen
o Bij één afwijkend gen krijgt het kind al de ziekte
o Deze aandoeningen slaan géén generatie over
o Bij een zieke en gezonde partner:
50% dat het kind de ziekte ook krijgt
50% dat het kind de ziekte niet krijgt

D d
d dD dd
d dD dd
dD = heeft ziekte
dd = gezond, niet drager
- Geslachtsgebonden recessieve aandoeningen
o Het afwijkende gen zit op de X-chromosoom, alleen vrouwen kunnen drager zijn
(XXY)
o Een draagster en een gezonde partner hebben:
 25% op het krijgen van een zoon met aandoening
 25% op het krijgen van een zoon zonder aandoening
 25% op het krijgen van een dochter die draagster is van het afwijkende gen
 25% op het krijgen van een dochter zonder het afwijkende gen

X Y
X XX XY
X XX XY
X = afwijkende gen
- Polygene erfelijkheid
o Meer dan 2 genen spelen een rol  complex, want vaak ook omgevingsfactoren
(roken)

Exogene factoren

- Micro-organismen en wormen
o Micro-organismen
 Iedereen heeft ze, sommige zijn positief, een deel is pathogeen
(ziekteverwekkend)
 4 hoofdsoorten:
 Bacteriën
 Virussen
 Gisten of schimmels
 Protozoën

, o Wormen
 Bij de mens meestal in de darm, soms te zien in ontlasting
- Bij infecties wordt elke hoofdsoort bestreden met een eigen middel:
 Bacteriën  antibiotica
 Virussen  virostatica
 Gisten en schimmels  antimycotica
 Protozoën  antiprotozoïca
 Wormen  anthelmintica
o Een ander middel gebruiken helpt niet, kan wel voor bijwerkingen zorgen.
- Chemische factoren (scheikundige oorzaken)
o Stoffen die inwerken op het menselijk lichaam
 Teer uit sigaretten
 Uitlaatgassen van auto’s
 Afvalstoffen uit de industrie
 Bestrijdingsmiddelen uit de landbouw
 Schoonmaakmiddelen (aanraking/inslikken)
 Ziekten die ontstaan door bijwerkingen van een geneesmiddel
- Fysische factoren (natuurkundige oorzaken)
o Veroorzaken letsel, onderscheiden in:
 Mechanische letsels
 Door ongevallen, mishandeling of automutilatie (zelfverminking)
 Letsel waarbij de schade onder een intacte huid zit(bloeduitstorting) /
scherp letsel (snijwonden)
 Thermische letsels
 Door te hoge temperaturen (brandwonden) / te lage temperaturen
(onderkoeling)
 Elektrische letsels
 Door (onbedoeld) aanraken van stroomdraden
 Stralingsletsels
 Door te lang onbeschermd zonnen / röntgenbestraling
 Letsels door geluidsoverbelasting
 Door langdurig in een luide ruimte te zitten/te harde muziek aan
- Voedingsgebrek of overvoeding
o Tekort aan brandstoffen/bouwstoffen  ondervoeding
o Te veel verzadigd vet en te veel calorieën  overvoeding
- Stressfactoren
o Psychosociale teleurstellingen die iemand te verwerken krijgt
o Wanneer draaglast groter is dan draagkracht, kan ziekte ontstaan (vb. infectie)

Multifactoriële aandoeningen

Meerderheid van de ziekten wordt veroorzaakt door endogene EN exogene factoren.

Bij auto-immuunziekten richt de afweer zich tegen het eigen lichaam. Deze ziekten zijn niet te
voorkomen/genezen omdat er niet begrepen wordt hoe het kan.



Klinische pathologie – Hoofdstuk 4 Afweer/ontsteking

Afweer
Drie vormen van afweer:

- Lokale barrières aan het lichaamsoppervlak
o Droge huid
o Trilharen in luchtwegen
o Maagzuur

, o Melkzuur in vagina
o Blaas bij compleet/krachtig plassen
o Mond e dikke darm onschuldige bacteriën
 Breken pathogenen (ziekteverwekkers) door deze barrieres heen, komen zij
in het inwendige milieu terecht
- Fagocytose (aspecifieke pac mans)
o Aspecifiek omdat veel soorten micro-organismen uitgeschakeld kunnen worden
o Micro-organisme wordt opgenomen in de afweercel, die dan afgebroken wordt met
enzymen
- Immunoglobulinen (specifieke afweereiwitten)
o Lymfocyten reageren op één soort antigeen:
 Indringers (bacteriën/virussen)
 Abnormale lichaamscellen (kankercellen/cellen met virus erin)
o Lymfocyten circuleren door het bloed en lymfen door het lichaam
o Nadeel: reactie komt pas na dagen op gang
o Voordeel: kan duizenden micro-organismen aanvallen
o Twee typen lymfocyten:
 T-lymfocyten
 Elke t-lymfocyt kan één specifiek antigeen herkennen
o T-helpercellen
o T-suppressors
o T-geheugencellen
 B-lymfocyten
 Als zij een antigeen opmerken, produceren zij klonen die dezelfde
antistoffen produceren

Vier manieren op immunoglobulinen te verkrijgen (specifieke immuniteit)

- Natuurlijke passieve immuniteit
o Baby ontvangt immunoglobulinen van moeder via placenta/borstvoeding
- Kunstmatige passieve immuniteit
o Patiënt krijgt immunoglobulinen ingespoten
- Natuurlijke actieve immuniteit
o Ontstaat door contact met levende ziekteverwekkers
- Kunstmatige actieve immuniteit
o Komt op gang door herhaald contact met dood/verzwakt micro-organisme (vaccinatie)

Ontstekingen
Ontsteking = reactie op schadelijke prikkels
Ontstekingsverschijnselen:

- Roodheid = rubor
- Warmte = calor
- Zwelling = tumor
- Pijn = dolor
- Functieverlies = functio laesa

Bij een flinke ontsteking ook:

- Moeheid en malaise (onwel gevoel)
- Verhoging/koorts
- Verhoogde CRP/BSE en leukocytose (extra witte bloedcellen die ontstekingshaard opruimen)

= gevolg van ontstekingsmediatoren (prostaglandinen en histamine)

Prostaglandinen  maken zenuweinden gevoeliger en geven koortsreactie via de hypothalamus
Histamine  zet bloedvaten wijd open en maakt ze meer permeabel voor eiwitten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ascheppink2000. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.94  15x  sold
  • (2)
Add to cart
Added