Hoorcollegedictaten van HC 3A en 3B van het vak Civiele Rechtspleging. Alle powerpointslides zijn in het document verwerkt en alles is (bijna) letterlijk meegetypt.
HC 3A: Bewijsmiddelen: deskundigenbericht en descente,
voorlopige bewijsverrichtingen
Overzicht
1. Deskundigenbericht
2. Descente
3. Voorlopige bewijsverrichtingen
4. Afronding
Korte terugblik. We hebben het eerst gehad over de bewijslastverdeling, wat een
belangrijk en een scharnierend onderwerp is in het hele bewijsrecht. Van die
bewijslastverdeling hangt veel af. En we hebben het gehad over het schriftelijk bewijs
en getuigenbewijs. Daar voegen we vandaag aan toe het deskundigenbericht en de
descente als bewijsmiddel. Eerst dat deskundigenbericht.
Deskundigenbericht
• Voorlichting rechter / bewijsmiddel
• Meestal niet-juridische (bijv. medische, scheikundige, bouwkundige of
technische) expertise
§ Buitenlands recht of EU-mededingingsrecht? Zie ook art. 67 Rv
• Rechter blijft eindverantwoordelijk voor zijn beslissing
Het komt voor (met enige regelmaat) dat een bepaalde civiele procedure gaat over een
onderwerp waar je eigenlijk specialistische kennis voor nodig hebt om daar een
beslissing over te kunnen nemen als rechter. In zo’n geval kan het aangewezen zijn om
een onafhankelijke derde aan te wijzen op dat specifieke gebied te vragen als rechter
om jou daarover voor te lichten. Dat mondt uit op een schriftelijk rapport,
deskundigenbericht, waar antwoord wordt gegeven op de door de rechter gestelde
vragen. Dat rapport kan de rechter gebruiken als bewijsmiddel in de zaak.
Een rechter hoeft zich doorgaans niet te doorlichten over hoe het recht in elkaar zit, ius
curia novit, de rechter kent het recht en art. 25 Rv. De verplichting voor de rechter om
ambtshalve rechtsgronden aan te vullen. Op andere terreinen kan het heel goed zijn
dat die rechter ondersteuning nodig heeft. Het kan gaan om medische expertise
(letselschade zaken). Ook de vraag bijvoorbeeld wat betekent dit voor de toekomst voor
het slachtoffer, herstelt hij/zij of moet hij/zij hele leven hiermee leven, dat is van
belang voor de schadevergoeding. Rechters hebben rechten gestudeerd en een
kenmerk van rechtenstudenten is het algemeen dat zij de zogenaamde beta-vakken niet
goed onder de knie hebben. Dus als het gaat om chemische, natuurkundige,
wiskundige kennis die nodig is, dan kan het aangewezen zijn om je daar ook over te
laten voorlichten. In het verlengde daarvan ligt technische expertise. Vragen die een
rechter niet zelf kan beantwoorden, maar die wel van belang zijn voor het beslissen van
de zaak (het causale verband aantonen). Het is handig dat de rechter daarvan
deskundigheid kan worden aangeleverd door deskundigen.
De rechter hoeft zich niet te voorlichten hoe het recht luidt. In de eerste plaats over het
Nederlandse recht. Maar het komt ook wel eens voor dat een deel van een zaak moet
worden beoordeeld en beslist op grond van buitenlands recht, vreemd recht.
Bijvoorbeeld het internationaal privaatrecht. Het IPR regelt welk recht van toepassing
is op een onrechtmatige daad wanneer daar een internationale context bij is. Een
Nederlander veroorzaakt een ongeluk op de Duitse Autobahn waarbij een Duitser
1
,gewond raakt. Naar NL recht is dat een OD, maar moet dat worden beoordeeld naar
Duits recht of kan daar NL recht worden toegepast. Dat regelt het IPR, welk recht van
toepassing is op een bepaalde rechtsverhouding. In de overeenkomstensfeer kunnen
partijen afspreken dat niet het NL recht maar een bepaald buitenlands recht die
overeenkomst zal beheersen.
Hoe moet de Nederlandse rechter dan weten als die een zaak moet beoordelen naar
Duits recht of Engels recht, hoe moet hij dan weten hoe dat recht luidt? Want wij
verwachten wel van hem dat hij het recht kent, maar dat zie in de eerste plaats vooral
op het Nederlandse recht. Het is ondoenlijk om van iedere rechter te verlangen dat hij
van elk rechtsstelsel op de hoogte is.
Over dat vreemde recht kan de rechter zich ook laten voorlichten. Het is gebruikelijk
in de praktijk wanneer een zaak geheel of gedeeltelijk naar buitenlands recht moet
worden beoordeeld, dat partijen daarop voorsorteren en daarvoor al inlichtingen
hebben verzameld en die aan de rechter door een schriftelijk bewijs overleggen. Het
komt wel eens voor dat deskundigen het niet met elkaar eens zijn, en dat de opinies
lijnrecht tegenover elkaar staan. Conclusie: de rechter weet nog steeds niet wat hij
moet beslissen. In zo’n geval kan de rechter zelf een deskundige aanzoeken voor dat
vreemde recht.
Als de rechter zit met een vraag over een van de landen die zijn aangesloten bij
Europese Verordening, dan kan de rechter zich wenden tot een instantie van dat land
om zich voor te lichten. Hoe het recht over de OD in Duitsland zit, en de rechter
bewandelt deze weg, dan zou de rechter zijn vragen moeten formuleren en moeten
indienen bij het Nederlandse ministerie van justitie en die draagt zorg voor
doorzending naar de bevoegde Duitse autoriteit, die geeft antwoorden, dat gaat weer
terug naar ministerie van justitie en weer door naar de rechter en de rechter laat het
de partijen weer weten. Voor de aangesloten landen kan de rechter deze weg
bewandelen. Art 67 Rv, art. 81 en 82 Rv.
Hoe zit het dan als de rechter iets naar Japans recht oid in elkaar zet? Daarvoor kan de
rechter de gewone weg van de deskundigenbericht bewandelen door een deskundigen
aan te zoeken in een van die landen en vragen of die deskundige bereid is zijn vragen
te beantwoorden.
De rechter is verplicht o.g.v. art. 25 Rv ook het buitenlandse recht ambtshalve moet
toepassen als hij daar de rechtsgronden moet aanvullen en over de inhoud van dat
vreemde recht kan hij zich laten voorlichten, maar je kan niet in cassatie bij de HR
klagen dat de lagere rechter dat buitenlandse recht op een verkeerde manier heeft
toegepast, zie art. 79 Ro. Verkeerde toepassing van het recht ziet de wet heel specifiek
op het Nederlandse recht. De HR gaat niet beoordelen of die rechter het Duitse recht
op een juiste manier heeft toegepast. In cassatie is dat niet toetsbaar.
Rechter kan een deskundige benoemen op elk denkbaar terrein waarvoor hij
voorlichting behoeft, maar dat blijft wel bij voorlichting. Wat een rechter niet mag doen
is aan die deskundige zijn werk (werk van de rechter) uitbesteden, door die deskundige
te vragen van beslist u maar of hier sprake is van causaal verband en of ik de vordering
moet toewijzen. Dat is de verantwoordelijkheid van de rechter en kan hij niet
uitbesteden aan een deskundige. De deskundige kan op zijn eigen terrein alle expertise
inbrengen, maar de beslissing is aan de rechter en die blijft daar ook verantwoordelijk
voor.
2
, Het al dan niet benoemen van een deskundigen, dat is en blijft een discretionaire
bevoegdheid van de rechter. Of wel de rechter mag zelf bepalen/beslissen of hij een
deskundige benoemt of niet. Daar is hij volkomen vrij in, ook als een van beide partijen
heeft aangevoerd dat de rechter een deskundige kan benoemen. De rechter mag daar
aan voorbij gaan als hij dat niet nodig vindt. Dat geldt ook voor de nog te bespreken
descente, die discretionaire bevoegdheid. Het is aan de rechter en alleen aan de rechter
om te bepalen of hij dat doet of niet.
Anders is dat bij het getuigenverhoor. Op het moment dat een partij belast wordt met
bewijs (bewijslast draagt) en dat bewijs door middel van getuigen kan en wil leveren
en die partij heeft daartoe getuigenbewijs op de juiste wijze aangeboden, dan moet de
rechter dat ook toestaan. Dan kan hij niet zeggen: dat bewijs kan worden geleverd door
getuigen, maar ik ga dat toch niet doen. Dat kan bij een getuigenverhoor niet, maar wel
bij een deskundigenbericht of een descente. Het kan ook niet bij de voorlopige
bewijsverrichtingen. Voor alle voorlopige bewijsverrichtingen geldt: daar heeft de
rechter geen volledige discretionaire bevoegdheid. Daar komt docent op terug.
Als de rechter besluit om een deskundige te benoemen, of misschien wel meer
deskundigen te benoemen, dan doet hij dat in een tussenvonnis en daar moet hij dan
van alles bij bepalen, zie art. 194 lid 1 Rv. De discretionaire bevoegdheid volgt uit het
woord ‘kan’. Dat doet de rechter bij vonnis, lid 2 of bij rolbeschikking, maar meestal
tussenvonnis. Daarvoor moet hij wel in conclaaf met beide partijen. Die kunnen
suggereren wie er als deskundige kan worden benoemd. Als partijen het daarover eens
zijn, dan zal de rechter vaak wel volgen. Zijn partijen het er niet over eens met elkaar,
dan zal de rechter zelf de keuze maken. Rechtbanken/Hoven hebben vaak lijstjes met
mensen die zij vaker benoemen. Partijen mogen zich dus uitlaten over de persoon van
de deskundige en over de aan de deskundige te stellen vragen. Als dat allemaal is
vastgesteld, dan legt de rechter het vast in een tussenvonnis. De rechter zal doorgaans
van tevoren controleren of de deskundige de benoeming zal aanvaarden.
In het tussenvonnis wordt benoemd welke personen de deskundige zullen zijn die
worden aangezocht. Ook komt in het tussenvonnis te staan wat de deskundige moet
gaan doen, oftewel welke vragen moeten door de deskundige worden beantwoord;
formulering van de opdracht. Dan moet vervolgens de deskundige zijn benoeming
aanvaarden, maar vaak is van tevoren afgestemd dat dat gaat gebeuren.
Dan komen we bij een heikelpunt: kosten van de deskundigen. Dat kunnen hele
simpele reiskosten zijn, maar die kosten moeten vergoed worden. Dan is altijd de
vraag: wie moet dat betalen? In eerste instantie op het moment dat de deskundige
wordt benoemd, stelt de rechter een voorschot vast, een voorschot waarop die
deskundige waarschijnlijk wel recht op gaat hebben. Dat voorschot gaat door een partij
op voorhand worden voldaan, dat wordt dan gestort bij de griffie en uiteindelijk betaalt
de griffier uit dat voorschot de daadwerkelijke door de deskundige gemaakte en
gedeclareerde kosten en zijn loon. Wie moet dat voorschieten? Dat moet worden
voorgeschoten door de eisende partij (er staat dus niet de partij die de bewijslast heeft,
maar de eisende partij) tenzij de rechter aanleiding ziet om juist de andere partij dat
voorschot te laten betalen (art. 195 Rv). Het kan ook voorkomen dat de rechter beide
partijen de helft laat voorschieten, dat komt regelmatig voor. Dat moet ook wel betaald
worden en als je dat niet doet, zie art. 196 lid 2 Rv, dan kan de rechter de gevolgtrekking
maken die hij gerade acht. De rechter kan dan doen wat hij wil; hij kan afzien van het
hele deskundigenbericht en dat risico komt dan voor degene die niet betaald heeft. Als
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur wendelaoudkerkpool. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour $3.25. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.