2. Systematiek en fenologie van het dierenrijk
2.1 Inleiding
2.1.1 Systematiek
Systematiek
- orde brengen in de zeer grote verscheidenheid van organisme
- Aristoteles (350 voor christus) eerste poging tot het classificeren van levende
wezens -> groeperen volgens morfologische (vorm) kenmerken.
=> bloedlozen dieren, bloed hebbende dieren, levendbarende dieren,
eierleggende dieren
- Carolus Linnaeus -> binomiaal systeem, dat vandaag nog wordt gebruikt
=> Soortnaam bestaat uit twee delen -> 1) geeft het genus (geslacht) weer
waartoe de soort behoord (begint met een hoofdletter), 2) duidt aan om welke
soort het binnen het genus het gaat (begint met een kleine letter)
Zeven hoofdclassificatieniveau ’s/ Taxonomische indeling
- 1) rijk – regnum- kingdom
- 2) Afdeling/stam – Divisio-phylum ,Division- phylum
- 3) klasse – classis – class
- 4) orde – ordo- order
- 5) familie – familia- family
- 6) geslacht – genus – genus
- 7) soort – species- species
- 8) ondersoort – subspecies- subspecies
2.1.2 Evolutie en fylogenie
Creationisme
- de religieus geïnspireerde opvatting dat het universum, de aarde, dieren en
planten hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad
-> ark van noah, zondeval
- intelligent design -> intelegente ontwerper
Generatio spontanea
- het ontstaan van leven uit niet-levende stoffen
- Redi Francisco ->experiment potten met vlees, paar afdekken, paar niet
- Louis Pasteur -> ontdekking dat micro-organisme verantwoordelijk zijn voor
ziektes, experiment bouillon koken, afdekken geen groei, niet afdekken wel groei
Fixisme
- Carolus Linnaeus -> planten en dieren soorten zijn onveranderlijk
Catastrofetheorie van Cuvier
- grondlegger paleontologie
- alle levende wezens kunnen vernietigd worden door één grote catastrofe, er
ontstaan nieuwe soorten
,Lamarckisme
- kenmerken die ouders verwerven worden door gegeven aan het nageslacht ->
vb van de giraffen
Evolutie
- Darwinisme
- Neodarwinisme -> Gregor mendel
=> 4 wetten: 1)De uniformiteitswet: als je twee raszuivere individuen (die maar
in één kenmerk verschillen) met elkaar kruist, dan zijn de F1-nakomelingen
onderling identiek.
2)De dominantiewet: Alle individuen uit de eerste generatie vertonen hetzelfde
kenmerk als het kenmerk van één van beide ouders (P-generatie).
3)De splitsingswet: bij onderlinge kruising van individuen uit de eerste uniforme
generatie krijg je nakomelingen met verschillende genotypen. Daarbij komen de
kenmerken in een vaste getalverhouding tot uiting: 3:1 bij dominant-recessieve
overerving en 1:2:1 bij partiële (of co-) dominantie.
4)De onafhankelijkheidswet of reciprociteitswet: de verschillende kenmerken
worden onafhankelijk van elkaar overgeërfd (indien ze op verschillende
chromosomen liggen).
Charles Darwin
- grondlegger van het biologisch denkkader dat we gebruiken om de biologische
wereld rondom ons te verklaren
- evolutie
=> 1) Variatie binnen een soort: mutaties in het genetisch mat. zorgen ervoor
dat het genotype van de individuen lichtjes verschilt
2) Zware concurrentie in de natuur/ survival of the fittest: de op dat moment
best aan hun omgeving aangepaste individuen zullen gemakkelijker overleven
(natuurlijke selectie), belangrijke eigenschap op dat moment = adaptatie
3) Veranderingen in het genotype zijn overerfbaar: de individuen met het best
aangepaste genotype zullen het langst overleven en het meeste nakomelingen
kunnen krijgen. Deze nakomelingen kunnen voordelige genen overerven
NIET DOELGERICHT
2.1.3 De term ‘soort’
Een soort
- bestaat uit populaties van individuen die zich onderling kunnen voortplanten
- individuen van eenzelfde soort vertonen vaak een sterk gelijkaardige
morfologie, fysiologie en genetica
- biologisch soortconcept => organisme die zich onderling kunnen voortplanten
en vruchtbare nakomelingen produceren
Het morfologisch soortconcept
- morfologie => vorm, uiterlijk
- een morfologische soort => een verzameling organisme die een vergelijkbare
specifieke vorm hebben
Het Biologisch soortconcept
,- verzameling organismen die onder natuurlijke omstandigheden tot
voortplanting komt en daarbij vruchtbare nakomelingen kan produceren
- problemen => wat als je reproductief gedrag niet kent? (fossielen)
allopratische populaties -> die niet in hetzelfde gebied leven, sympatrische
populaties -> wel in hetzelfde gebied leven
hybriden -> het muildier, muilezel nakomeling niet vruchtbaar
Het Fylogenetisch soortconcept
- of evolutiesoort is de kleinst mogelijke verzameling van organisme met een
gemeenschappelijke voorouder
- verschillen in DNA
- indien grote verschillen -> verschilschilende soorten
- kleine verschillen -> zelfde soort (nakomelingen vruchtbaar)
DNA- analyses en biochemische analyses (DNA barcoding)
- bij twijfelgevallen bepalen of de verschillen groot genoeg zijn om individuen tot
verschillende soorten te rekenen
- wanneer 2 soorten slechts op enkele genen verschillen -> veel genenstroom
mogelijk zonder dat deze kleine genclusters verstoord geraken, meer kans op
dat de hybride nakomelingen levensvatbaar/vruchtbaar zijn.
- wanneer 2 soorten meer verschillen bevinden -> bij kruising is hun hybride niet
levensvatbaar/vruchtbaar
Ondersoort
- geografisch segment van een soort dat geografisch en morfologisch van andere
segmenten binnen een soort afgezonderd is. een ras met formele taxonomische
herkening = ondersoort
- krijgt dikwijls een derde naam
Een ras
- in de huisdierenteelt is wat een ondersoort is voor de wilde vorm
- groep dieren die door de mens werd geselecteerd voor hun uniform uitzichtbaar
dat overerfbaar is en het onderscheid van andere groepen van dieren van
dezelfde soort
Variëteit
- termen die beneden het niveau van ondersoort te situeren zijn
2.1.4 Dierlijke cellen
Regnum Animalia
- groep de alle dieren omvat
Wat is een dier
- meercellig -> cellen gaan samen werken en er ontstaat een taakverdeling
- geen celwand
- eukaryoot -> hebben een celkern
- zijn heterotroof -> moeten voedsel opnemen, kunnen dit zelf niet voorzien
, Virussen
- bestaan niet uit minstens één cel, hun bouw bestaat enkel uit erfelijk materiaal
dat omgeven is door een mantel
- geen fysiologische processen, wel aanpassen aan hun omgeving door mutaties
Celdifferentiatie
- het proces waarbij een minder gespecialiseerde, eerder algemene (stam) cel
veranderd in een meer gespecialiseerde cel
Wat is een cel
- ingedeeld worden in:
° Prokaryoten = bacteriën => geen organellen
° eukaryoten = planten, dieren, schimmels, algen => wel organellen
De organellen van een dierlijke cel
1. De celkern
2. Kernlichaampje
3. Lysosoom
4. Voedselvacuole
5. Mitochondriën
6. De celmembraan
7. Centriolen
8. Het endoplasmatisch retuculum
(glad)
9. Het endoplasmatisch reticulum
(ruw)
10.Ribosoom
11.Het golgi-apparaat
12.Het celskelet
De celkern met kernlichaampjes of nucleolus
- Het regelcentrum van de cel waarin DNA, de drager van erfelijk materiaal, ligt
opgeslagen.
- bevat DNA, het DNA word gekopiërd en naar het cytoplasma gestuurd
- kopieetjes DNA= recept voor aanmaak van eiwitten
- kernlichaampje bevat geen erfelijk materiaal
Het lysosoom
-afvalverwerkingsinstalatie om stoffen onschadelijk te maken
- blaasje waar celwand word afgebroken
- versmelt met celafval -> Ph in de versmolte lysosoom daalt -> afbraakeiwitten
vernietigen het afval
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelienlefilon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.