4. Niet- infectieuze aandoeningen................................................................................................................ 32
4.1 Erfelijke ziekten.............................................................................................................................................32
4.2 Aangeboren (= congenitale) ziekten en afwijkingen....................................................................................33
4.3 Traumatische aandoeningen........................................................................................................................33
4.4 Ouderdomprocessen.....................................................................................................................................34
4.5 Vergiftiging...................................................................................................................................................34
4.6 Voedingsgebonden pathologieën.................................................................................................................35
4.7 Ziekten die ontstaan door een storing in het fysiologisch functioneren......................................................35
5. Medicijnen en behandelingsmethodes.................................................................................................... 36
5.1 De allopathie.................................................................................................................................................36
5.2 De homeopathie...........................................................................................................................................36
5.3 De kruidgeneeskunde of fytotherapie..........................................................................................................37
1
, 5.4 Andere geneeswijzen....................................................................................................................................37
5.5 Misverstanden aangaande medicatie..........................................................................................................37
7. Hygiëne, reinigen en ontsmetten.............................................................................................................. 38
7.1 Definities.......................................................................................................................................................38
7.2 Hygiëne van het leefmilieu...........................................................................................................................39
7.2.1 Luchtkwaliteit.......................................................................................................................................39
7.2.2 Licht.......................................................................................................................................................40
7.2.3 Temperatuur.........................................................................................................................................40
7.2.4 Bodem...................................................................................................................................................40
7.2.5 Water....................................................................................................................................................41
7.3 preventie hygiëne.........................................................................................................................................41
7.4 Reinigen en ontsmetten................................................................................................................................43
2
,Basisaspecten dierenziekten
1: Hoe herken je een ziek dier
1.1 Algemene indruk
Algemene indruk
omvat de visuele en auditieve beoordeling van een patiënt op afstand
zeer belangrijk als dierenverzorger
vaak te laat gezien dat een dier ziek is
Bewustzijnsniveau
gezonde dieren zijn alerte dieren -> wanneer ze in contact komen met mensen is eer
een fight or flight reactie -> vaak bij groot gevaar, bloeddruk stijgt, spieren spannen
zich op
verschillende niveaus
o lethargie
lusteloze, depressieve houding
geen enthousiasme
vb) eend beweegt niet als iemand hem oppakt, verzet zich niet en laat
hoofd hangen
o Stopor
heel slaperig zijn, worden wakker door hun naam te roepen
o stupor
lijken in een constante slaap
enkel wakker te krijgen met prikkels zoals hard in de tenen nijpen
o coma
volledig buiten bewust zijn
niet meer reageren op een prikkel
Gedrag
Fysiologisch gedrag
o normaal gedrag dat optreedt naargelang de situatie: speels, rustig, onrustig,
alert, agressief, seksueel gedrag
o normaal gedrag is niet altijd gewenst gedrag
Pathologisch gedrag
o wanneer er abnormaal gedrag optreed dat gerelateerd is aan ziekte, pijn of
mentale dysfunctie
o gedrag zoals
apathie
gebrek aan emotie, motivatie, zelfs heel depressief
vaak bij dieren in gevangenschap, in slechte omstandigheden
gehuisvestigd
zelfmutilatie
schade brengen aan eigen lichaam
3
, vb) vogels die hun veren uittrekken, beren dat zichzelf bijten,
overmatig groomen
compulsief gedrag (dwangneurose)
ontstaan van rituele handelingen (compulsies) als reactie op
dwangmatige gedachten (obsessie)
komt voort vanuit angst, conflictsituatie
vb) honden die gedrag onderbreken en plotseling naar hun
staart bijten
stereotiep gedrag
abnormaal uniform gedrag dat voortdurend herhaald wordt,
dit gedrag heeft geen doel
kan optreden bij dieren in gevangenschap
anorexie (anorexia)
gedaalde eetlust -> niet elk mager dier heeft anorexie!
hyperesthesia of hypersensitief
vb) kat: veel likken, krabben, omhoog springen, staart zwaaien
-> soms helpt afleiding
dementie
vb) hond: blijft naar voederbak staren, loopt cirkels, weet niet
wat hij moet doen met het eten. Dit gedrag herhaalt zich
incontinentie
is niet altijd een mentaal probleem kan komen door diabetes,
nierproblemen
desoriëntatie
Houding
dieren in pijn of zieke dieren kunnen een abnormale houding aannemen
o niet meer kunnen staan
o decubitus
dieren die het moeilijk hebben om recht te staan
ernstiger bij dieren die een zijligging aannemen ten opzichte van een
buiklig (is diersoortafhankelijk)
o bolle rug
o stram staan
met hoofd naar beneden (paarden)
o gestrekte hals
vooral bij runderen
o dik zitten
bij zieke vogels, zetten hun veren op
o torticolli of scheve kop
bij konijnen met een middenoorontsteking
o evenwicht verleggen en ontlasting van de ledematen
o kyfose en lordose
kyfose: kromme rug
lordose: holle rug
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelienlefilon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.