Hoofdvraag onderwijssociologie: Wat is de betekenis van onderwijs voor de sociologie?
Wat is onderwijs?
Onderwijs is georganiseerde en geprofessionaliseerde socialisatie.
In de samenleving: determinanten, processen, functies
Maar niet alleen op school: de sociale organisatie van leren.
Wat zijn doelen van onderwijs?
- Bijdragen aan persoonsvorming
- Bijdragen aan vorming in maatschappelijke en culturele zin
- Voorbereiding op de beroepsuitoefening
- Dit is uitgewerkt in kerndoelen
College 2
Kenmerken van het Nederlandse onderwijs:
- Vroege selectie (al op 12-jarige leeftijd selectie van kinderen op onderwijsniveau)
- Verzuild onderwijs (christelijk en openbaar onderwijs) vrije schoolkeuze
- Vrijheid van onderwijs (al het onderwijs wordt door de staat bekostigd)
- Vroeg naar school, al vanaf 4 jaar naar school en leerplicht vanaf 5 jaar oud
- Onderwijs is goed, vergeleken met andere landen doen Nederlandse leerlingen het goed
1874 – Kinderwetje van Van Houten
,Regels over kinderarbeid maar kinderen hoefden nog niet meteen naar school want leerplichtwet
volgde pas in 1901, gold voor kinderen van 6 tot en met 12 jaar.
De schoolstrijd (1889-1917) – Christelijken wilden graag hun kinderen naar eigen scholen sturen,
maar wie gaat die bijzondere scholen die opeens gesticht werden betalen? In 1917 is dat conflict
beslecht met de pacificatie van 1917.
In 1917 werd besloten dat verschillende zuilen hun eigen school mochten stichten en hadden daar
zeggenschap over en dat werd dan bekostigd door de overheid. Dit werd uitgeruild tegen algemeen
kiesrecht voor mannen.
Na 1917 kwamen langzamerhand de openbare scholen in de verdrukking want het bijzondere
onderwijs rukte op.
Bijzonder onderwijs: onderwijs dat door anderen dan de overheid wordt bestuurd.
Bij openbaar onderwijs bestuurt vaak de gemeente die het overdraagt aan het schoolbestuur.
Bij bijzonder onderwijs wordt de school bestuurt door een bepaalde stichting of vereniging.
Protestanten – school met de Bijbel
Katholieken – Katholieke school
Socialisten – Openbare school
Hoe kan het dat het onderwijs nog steeds verzuild is, terwijl de rest van Nederlandse samenleving
niet meer echt verzuild is:
Er is sprake van een verzuilingsparadox.
1. Resistentie: Onderwijs is heel anders dan een politieke partij of een omroep, het draait bij
onderwijs echt meer over het overdragen van waarden, normen en cultuur. Bepaalde
christelijke waarden, zoals solidariteit en goed omgaan met elkaar, blijven belangrijk om via
het onderwijs op kinderen over te dragen. Dus vanwege het waardegebonden karakter is het
onderwijs resistent tegen de ontzuiling
2. Institutionalisering: De verzuiling is helemaal ingebed in de wet. Ook organisaties die om het
onderwijs heen staan zijn vaak nog verzuild. Openbare scholen en bijzondere scholen hebben
zich nog steeds verenigd in andere organisaties. Ook helpen vaak christelijke partijen
coalities aan een meerderheid en die willen daar iets voor terug, zoals het behoud van hun
eigen scholen
3. Irrelevantie: Godsdienst speelt nog maar een kleine rol, er wordt in scholen nog maar weinig
aandacht aan besteed. Alleen de naam blijft nog en is niet nodig om aan te passen.
4. Pacificatie en pedagogiek: Door verschillende soorten onderwijs zijn scholen in staat om
verschillende sociale klassen samen te brengen want geloof selecteert niet op klasse.
Daarnaast worden bijzondere scholen niet alleen gesticht op basis van geloof maar met ook
een bepaalde onderwijsvisie zoals Montessorischolen en Vrije scholen. Zij zijn heel blij met
de vrijheid van onderwijs omdat er op deze manier ruimte is voor hun onderwijsvisie
5. Effectiviteit: Bijzondere scholen zijn effectiever dan openbare scholen, zo zijn prestaties van
leerlingen beter en is onderwijs beter georganiseerd. Dit vooral te maken met het bestuur
van de bijzondere scholen, dit zijn mensen die veel meer betrokken zijn bij het onderwijs. Er
is een veel sterkere binding met de school dan bij het openbaar onderwijs. Ook is het afstand
tussen het bestuur en de school kleiner en er is meer sociaal kapitaal en vertrouwen.
, 6. Concurrentie: Bijzondere scholen zijn vaak beter in staat te concurreren dan openbare
scholen. Dit komt door de samenstelling van de leerlingpopulatie. Vooral de witte, blanke
kinderen gaan naar een bijzondere school en immigranten naar een openbare school.
Hierdoor doet de leerlingpopulatie van bijzondere scholen het vaak wat beter. Ook zetten
ouders van bijzondere scholen zich vaak wat meer in voor de school dan ouders van
openbare scholen.
Artikel 23 van de grondwet: Financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs
‘Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid’
Er zijn drie vrijheden:
- Vrijheid van stichting van school
- Vrijheid van richting kiezen van de school
- Vrijheid van de inrichting van de school onderwijskundige, pedagogische visie, hoe ze de
school organiseren en hoe ze het onderwijs gaan geven
Kwaliteit wordt gecontroleerd door de Inspectie van het onderwijs. Inspectie heeft het recht om de
minister te adviseren een school te sluiten en die heeft het recht om dat te doen.
‘In elke gemeente wordt van overheidswege voldoende openbaar algemeen vormend lager
onderwijs gegeven’
Kinderen moeten naar een openbare school kunnen in de gemeente als ze dat willen. Bij krimp kan
dit problemen opleveren. Oplossing hiervoor ligt deels in samenwerkingsscholen.
Artikel 23 heeft grote gevolgen:
- Vrije schoolkeuze van ouders
- Ruimte voor ‘kleine’ levensbeschouwingen
- Autonomie van scholen (stichting, richting, inrichting) marktwerking
- Mogelijkheid om nieuwe school te starten
- Competitie tussen scholen
Past artikel 23 nog bij deze tijd?
Voordelen zijn keuzevrijheid ouders en sterke binding aan onderwijs:
Signaleringen, hoe het nog verbeterd kan worden:
Stichting breder interpreteren dan alleen levensovertuiging
Spanning tussen vrijheid en deugdelijkheid
Artikel 23 bevordert segregatie
Samenwerkingsschool
- 1e inhoudelijke wijzing artikel 23 sinds 1917. Sinds 2011 mogelijk
- Een samenwerkingsschool is een school die zowel openbaar als bijzonder onderwijs omvat
- Geen reguliere samenwerkingsvariant tussen openbaar en bijzonder onderwijs, maar een
uitzondering die alleen kan ontstaan door fusie in de situatie van een teruglopend aantal
leerlingen
- Het is een respons op krimp
, Samenwerkingsschool mag alleen onder een bijzonder bestuur vallen.
Het is vaak een langdurig en lastig proces om een samenwerkingsschool op te zetten.
Schaalvergroting en bekostiging
- Eigenaarschap(vaak gemeente) en zeggenschap (vaak schoolbestuur) besturen worden
steeds groter, er vallen steeds meer scholen onder één bestuur
- Voordelen schaalvergroting
o Doelmatigheid: financiële schaalvoordelen
o Differentiatie: breder onderwijsaanbod (meer ruimte voor invulling onderwijs)
o Risicospreiding (eigen pool voor vervanging bij een zieke werknemer)
o Professionalisering (makkelijker een training organiseren)
- Nadelen schaalvergroting
o Anonimiteit
o Minder betrokkenheid
o Toegenomen complexiteit (grotere besturen nemen grotere risico’s)
Eenpitter = één school met één bestuur
Dit is in Nederland steeds meer een uitzondering.
Grote schoolbesturen werken vaak als bedrijven en daardoor wordt geld dat in eerste instantie voor
onderwijs bedoeld was anders besteed.
Lumpsum = één budget.
Scholen krijgen één bepaald budget op basis van het aantal leerlingen. Ze zijn vrij om dit naar eigen
inzicht te besteden. Dit bevordert de autonomie maar hierdoor weinig sprake van verantwoording.
Volgens onderwijsraad moeten scholen verhelderen waar hun geld naartoe gaat.
Problemen lumpsum:
- Daarnaast discussie over de hoogte van lumpsum, is die wel toereikend? leraren willen
meer loon maar scholen zeggen daar geen geld voor te hebben
- Lumpsum zorgt voor weinig systematiek, scholen mogen zelf bepalen
- Doelmatigheid wordt geld wel aan onderwijs besteed?
- Weinig verantwoording en toezicht
‘Productie’ van onderwijs
Wat? curriculum
Verborgen curriculum: veel onderwijs heeft verborgen boodschap, verborgen competenties
die niet expliciet worden gemaakt maar impliciet wel worden aangeleerd.
Hoe? onderwijsproces
Voor wie? onderwijskansen
Wie beantwoord deze vragen? beleidsmakers
Productievraagstuk:
- Groot (grote klassen, grote scholen), gemengd, gerationaliseerd (iedereen gelijke kansen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberbeukeveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.