100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationale Economische instellingen $9.10
Add to cart

Summary

Samenvatting Internationale Economische instellingen

1 review
 160 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

volledige samenvatting Internationale Economische instellingen

Preview 4 out of 62  pages

  • June 3, 2021
  • 62
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: stienefranssens • 2 year ago

avatar-seller
Historische inleiding:

Jaren ’30: pogingen tot Europese internationale samenwerking  lukt niet door het interbellum (was een slechte
socio-economische en financiële periode met een slechte werkgelegenheid, devaluatie van geld, etc).

Vrij vroeg in de 2de WO komt men tot de conclusie dat er iets moet gebeuren op vlak van samenwerking (‘41):
Atlantisch handvest (pact om na de WO op sociaal-economisch vlak samen te werken: USA en UK) = basis tot
internationale economische samenwerking.

De WO gaf dus een stimulans voor internationale samenwerking, wat begon met het ondertekenen van het
Atlantisch handvest in Augustus 1941. De acht punten van het Atlantisch Handvest waren:

1. Amerika en Groot-Brittannië streven niet naar territoriale uitbreidingen;
2. Waarbij territoriale aanpassingen moesten worden goedgekeurd door alle betrokken partijen;
3. Elk volk heeft zelfbeschikkingsrecht;
4. De belemmeringen van handel moesten worden verlaagd of weggenomen;
5. Economische ondersteuning aan alle staten;
6. Na de vernietiging van het nazisme, moest er vrede zijn, vrijheid van bewegen en vrijheid tegen haat en
agressie;
7. Vrije toegang tot de wereldzeeën;
8. Ontwapening van agressorlanden.

In September 1941 werd dit pact ook getekend door andere regeringen  het pact pleitte om de economische
samenwerking tussen deze landen en de sociaal-economische vooruitgang te bevorderen. Daarnaast kregen de
landen op gelijke basis toegang tot de wereldhandel.

In 1942 tekenden de geallieerde landen de verklaring van de Verenigde Naties in Washington om na de
overwinning tegen Duitsland een opvolger voor de Volkenbond op te starten. In 1944, op de Washington peace
conference, kwamen de 4 geallieerde mogendheden (USSR, UK, USA en China) overeen om deze internationale
instelling op te starten, wat leidde tot de VN charter in 1945. De samenwerking werd verder uitgewerkt, met de
uitdrukkelijke eis van de UK, USA, Rusland, China, en Frankrijk om vetorechten te krijgen.

 De Volkenbond was een intergouvernementele organisatie die in 1919 werd opgericht met als doel om
door middel van een supranationale organisatie een einde te maken aan alle oorlogen. In 1946 besloot
de Volkenbond zichzelf op te heffen. De Verenigde Naties worden beschouwd als de opvolger van de
Volkenbond.
 De Verenigde Naties vormen een internationale organisatie die in 1945 werd opgericht door 51 landen.
Het is een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van mensenrechten,
internationaal recht, mondiale veiligheid, ontwikkeling van de wereldeconomie en wetenschappelijk
onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.

Dit luidde een nieuwe periode van internationale economische samenwerking in. Hierbij valt op:

1. Na WO 2 komt er een grotere beweging tot economische monetaire samenwerking.
2. De USA heeft een grote invloed op het wereldgebeuren.
3. De wereldhandel wordt uitgebreid geliberaliseerd.
4. De globaliseren (meer recentelijk).

De huidige veiligheidsraad van de VN heeft 5 permanente leden met vetorecht en 10 wisselende leden die per
vijf verkozen worden voor een periode van 2 jaar.




1

, Europese Unie

 1951: oprichting van de EGKS (Europese Gemeenschap Kolen en Staal)  overheveling van de nationale
bevoegdheid van kolen en staal aan een supranationaal niveau.
 1957: EEG (Europese Economische Gemeenschap) en EGA (Europese Gemeenschap Atoomenergie) 
overheveling economische sectoren (bv landbouw) + de kernenergie naar een supranationaal niveau.
 1992: EU met het verdrag van Maastricht  bevoegdheden vastgelegd in de verdragen (vb: VWEU).

De EU heeft ook verschillende uitgavensdomeinen in haar begroting die te maken hebben met economie.

Eigen middelen besluit:

De middelen voor de EU zijn vastgelegd in het Eigen Middelen Besluit (EMB) van de raad van Europa. Hierin wordt
de financiering van de EU vastgelegd. Beslissingen hierover moeten unaniem genomen worden door de lidstaten
(VWEU). Het EMB bepaalt de budgettaire middelen voor de EU begroting en wordt vastgelegd om het Meerjarig
Financieel Kader (MFK) te financieren. De EU begroting moet moet altijd in evenwicht zijn ( inkomsten en
uitgaven moeten in evenwicht zijn). Het nieuwste EMB moet nog geratificeerd worden door de lidstaten en is
gekoppeld aan het nieuwe MFK 2021-2027.

Soorten eigen middelen:

 TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN (TEM)

Heffingen op de douanerechten (taksen op de ingevoerde producten van buiten de EER aan de buitengrenzen
van de EU). De bedoeling hiervan is om de economie en productie in de unie te beschermen tegen goedkope
ingevoerde producten vanuit derde landen. De lidstaten mogen 25% van de opbrengsten behouden als
inningskost (vroeger 20%), het overige bedrag wordt overgemaakt aan aan de unie. Vroeger zaten hier ook
suikerheffingen bij, nu niet meer.

 BRUTO NATIONAAL INKOMEN (BNI)

De som van de verdiende en geproduceerde inkomsens door de burgers van de lidstaten. Lidstaten met een
hoger BNI worden hoger belast. Eerst wordt er 1% van het BNI berekend voor elke lidstaat. Het uiteindelijke te
betalen BNI hangt af van hoeveel eigen middelen er nodig zijn om het begrotingsevenwicht te financieren, omdat
de BNI heffing het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven moet dekken.

In 2021 is het BNI hoger, omdat er door de pandemie minder douanerechten en BTW geïnd zijn en door het
vertrek van het VK.

 BELASTING TOEGEVOEGDE WAARDE (BTW)

Lidstaten moeten 0.3% van de BTW-opbrengsten doorstorten naar de EU. Dit was de eerste vorm van EU
belasting. De EU heeft de BTW-heffingen geharmoniseerd over de lidstaten, omdat er vroeger anders te veel
verschillen waren.

 EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Nationale bijdrage op het gewicht van niet-gerecycleerde kunststof verpakkingsafval, met een uniform
afdrachtpercentage van € 0,80/kg. Dit zal pas in werking treden vanaf 2023, met terugwerkende kracht naar
2021. Op deze bijdrage is er een jaarlijkse forfaitaire verlaging voor 17 lidstaten, omdat ze nog niet zo ver staan
in het recycleren.




2

,  EIGEN INKOMSTEN

Onder deze ontvangsten vallen de belastingen over de salarissen van de personeelsleden van de EU, de bijdragen
van derde landen aan bepaalde EU-programma’s en de boetes die worden betaald door ondernemingen wegens
overtreding van de mededingingsregels of andere wetgeving. Indien er sprake is van een overschot, wordt het
saldo van elk begrotingsjaar als ontvangst opgenomen in de begroting van het volgende begrotingsjaar. Ook de
bijdragen van derde landen aan Europese programma’s zoals de EER (het VK zal bv ook moeten betalen om deel
te blijven van de interne markt).

De Commissie heeft gezegd dat de Europese Raad plannen moet voorstellen over nieuwe toekomstige eigen
middelen. De 27 lidstaten moeten het unaniem eens zijn als men voor meer zaken zou moeten betalen.
Verhouding van de eigen middelen:

 BNI: 73%
 TEM: 13%
 BTW: 11%
 Andere: 11%

De BNI heffing op de welvaart is de belangrijkste ontvangstenbron voor de EU begroting, waardoor de andere
middelen minder belangrijk zijn. De douanerechten en de BTW kunnen beschouwd worden als geharmoniseerde
eigen middelen voor Europa.

Het Belgische aandeel in de EU begroting stijgt over de laatste haren door de hogere BBP en het hoge bedrag
aan geïnde douanerechten (havens en luchthavens). De nieuwste EU leden zijn geen budgettaire meerwaarde
(de 1ste 6 lidstaten hebben een procentueel aandeel van 59% voor de begroting en de 1 ste 15 lidstaten 91%). Het
aandeel van de BENELUX ligt hoger dan dat van Spanje (8.17% vs 10.04%).

Per capita zijn de belangrijkste betalers: Luxemburg, Denemarken, België, Ierland, Nederland, Duitsland,
Frankrijk, etc.

Covid-gelden:

Door de pandemie en de gevolgen voor de economie heeft de Europese Raad een pakket aan middelen voorzien
aan de lidstaten om de crisis te bestrijden. Dit pakket is opgenomen in het EMB, met een max bedrag van 750
miljard dat de commissie mag uitlenen aan de kapitaalmarkt in euro’s. Het heeft 2 delen: 360 miljard aan
leningen voor de lidstaten en 390 miljard aan grants.

 Leningen: de 27 lidstaten moet leningen aangaan van max 3.8% van hun BNI. Niet alle leden zullen
hierop beroep doen, omdat sommigen goedkopen ergens anders kunnen lenen.
 Grants: de grants moeten niet terugbetaald worden. Er zijn 2 soorten grants: 77.5 miljard voor
bestaande en nieuwe programma’s en 312.5% miljard dat verdeeld wordt o.b.v. enkele parameters (BBP
verlies door de pandemie, werkloosheid en jeugdwerkloosheid).
 Spanje krijgt 18.5% van de grants, terwijl het maar 8% bijdraagt aan de begroting.
 Italië krijgt 21% vs 11% financiering.
 BENELUX krijgt 3.5% vs 10% financiering.

De zuidelijke- en oostelijke landen zijn de winnaars van deze covid gelden.




3

, Uitgaven:

De Europese begroting mag niet meer uitgeven dan het ontvangt  budgettaire deficits zijn niet toegestaan. De
Europese uitgaven worden vastgelegd binnen de budgettaire grenzen per categorie. Het MFK wordt vastgelegd
door de EU raad bij unanimiteit, met een vereiste stemming in het parlement met gewone meerderheid. De 6
categorieën zijn:

1. Eengemaakte markt, transport, energie met Euratom, innovatie, digitale wereld en ruimtevaart
2. Economisch-sociale en territoriale samenhang: middelen uit het Europees regionaal fonds, Europees
sociaal fonds en het cohesiefonds voor de stimulering van de economische groei, werkgelegenheid in
de minder ontwikkelde regio’s binnen de EU, de nieuwe COVID middelen, onderwijs met Erasmus,
justitie en waarden
3. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen: de middelen voor de verhoging van de productiviteit van de
landbouw door technische vooruitgang, verwezenlijking van een gegarandeerd inkomen voor de
landbouwers, milieu en klimaat
4. Veiligheid en burgerschap: uitgaven voor binnenlandse zaken, immigratie en asiel, grensbewaking
5. Nabuurschap in de wereld: EOF, hulp aan derde landen, humanitaire acties
6. EU administratie: loon- en pensioenlast van de EU administraties en de kost van de Europese scholen

De economisch-sociale-regionale cohesie en landbouw zijn de belangrijkste uitgaven (+70% van de vastgelegde
kredieten in het MFK).

Betalende en ontvangende landen:

 Betalende landen: men draagt meer bij aan de EU begroting dan dat het ervan terugkrijgt.
 Grote 4: Duitsland, VK, Frankrijk, Nederland.
 Ontvangende landen: men ontvangt meer van de EU begroting dan dat het bijdraagt.
 BENELUX (door de aanwezigheid van EU instellingen).
 Belangrijkste: Polen, Hongarije, Griekenland, Tsjechië, Roemenië, Portugal.

Brexit:

Door de Brexit zijn er een aantal budgettaire vraagstukken:

1. Het VK is een netto betaler van 9.5 miljard.
2. Akkoord van december 2020 over de modaliteiten van de toekomstige handel, visserij, toegang tot de
landen, samenwerking op vlak van defensie, veiligheid, etc.
3. De Britten stappen uit diverse EU samenwerkingsakkoorden zoals Erasmus.
4. Het akkoord heeft een harde Brexit vermeden, maar er zijn nog steeds heel wat onduidelijkheden, en
dus zal er nog veel onderhandeld moeten worden.
5. Het VK is de 5de economie ter wereld o.b.v. het BBP, de pond is een van de 5 wereldmunten, Londen is
het belangrijkste Europese financiële centrum, het land is een vast lid van de VN veiligheidsraad en is
de belangrijkste militaire macht in West-Europa en een kernmacht.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ElisabethS. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.10  4x  sold
  • (1)
Add to cart
Added