Week 1
Buruma, Y. (2020). Een mentaliteitsgeschiedenis van slachtofferemancipatie.
Ik richt mijn beschouwing in door achtereenvolgens drie periodes te bespreken: wederopbouw
(1950-1970), culturele revolutie (1970-1995) en risicomaatschappij (1995-heden). Ik schets elk van
die tijdvakken in enkele karikaturale streken, zeg iets over de politieksociologische betekenis van
slachtoffers en ga kort in op de belangrijkste juridische ontwikkelingen.
Wederopbouw
Als er iemand berecht werd, ging het erom wat hij had gedaan of juist niet had gedaan en niet wat
het slachtoffer was overkomen.
Bestraffing werd niet beschouwd als wraakneming (door overwinnaars), maar als voldoening aan de
eisen van het recht. Daarbij zijn zij naar de geest van de tijd tevens doordrongen van de gedachte dat
een misdadiger een tweede kans moet krijgen – zoals Ciske de Rat, de jonge moedermoordenaar,
een tweede kans krijgt en de held van het verhaal wordt
Het is een opvatting die goed aansluit bij de ervaringen uit de oorlog en bij de geloofsopvattingen van
die tijd: bereid de afgedwaalde zondaar, de verloren zoon een warm welkom als hij thuiskomt. Zo
komt resocialisatie niet alleen als doel in de Gevangenismaatregel van 1951 terecht, maar tempert
het geloof in dat strafdoel de potentieel strenge gevolgen van de traditionele strafrechtelijke
opvattingen.
De straffende logica van Arendt waarbij het kwaad wordt vergolden dat de rechtsgemeenschap is
aangedaan, wordt gekenmerkt door een rechtsopvatting die dicht aanligt tegen de morele
veroordeling van een individuele dader terwijl het slachtoffer buiten beeld blijft.
Te onderscheiden hiervan is een andere rechtsopvatting. In de eenvoudigste vorm gaat het om een
oog voor een oog, maar veelal gaat het ook om exact vastgestelde betalingen waarmee de ene
familie of clan de andere clan genoegdoening geeft voor het leed dat aan een van hen is aangedaan,
opdat bloedwraak kan uitblijven (zoen- en weergeld).
Bij die compenserende logica wordt vanwege het publiek belang om de rechtsvrede te herstellen
vergoeding gegeven voor de schade die een individu is aangedaan.5 Maar deze benadering speelde
na de oorlog niet. Zelfs het rechtsherstel, onder meer met betrekking tot de teruggave van geroofde
eigendommen, verliep moeizaam. Het lot van de vervolgingsslachtoffers, in het bijzonder de Joden
onder hen, werd toen ondergeschikt geacht aan algemeen nationale belangen, zoals de
wederopbouw van het land.
Het is tegen deze achtergrond te begrijpen dat we in de strafrechtelijke literatuur van die dagen het
slachtoffer zelden tegenkomen. Het strafrecht kent maar één hoofdrolspeler, de verdachte, zo u wilt
de dader.
,Toegegeven, de Groningse hoogleraar M.P. Vrij noemt het leed dat het slachtoffer is aangedaan als
een van de factoren die kan worden meegewogen om de ‘subsocialiteit’ van de daad te bepalen,
zoals ook de navolgingsdrang van derden en de ontzetting van vierden.7 Die subsocialiteit bepaalt of
een feit straf- of vervolgenswaardig is. Zijn promotus, de latere hoogleraar Willem Nagel, gaat hier in
de late jaren vijftig dieper op in en munt het woord victimologie. Hij ziet in dat schade aan de
rechtsorde altijd abstract blijft en meent dat de ‘victimologische notie’ ons moet terugbrengen naar
het concrete slachtoffer: ‘De gelaedeerde moet zo veel mogelijk betrokken worden in het
strafgeding, de laesie tussen dader en slachtoffer moet zo goed mogelijk worden vastgesteld en de
schadevergoeding behoort zo veel mogelijk mee te worden nagestreefd in dat geding.’8 Hij schrijft
echter ook dat als het slachtoffer de strafneiging overdrijft, er geen sprake meer is van
gerechtvaardigde strafzucht, maar van wraakzucht en die moet de rechter ‘slechts met strenge
matiging honoreren’. Maar Nagel was een voorloper en een uitzondering.
Culturele revolutie
Vanaf het midden van de jaren zestig gaan de babyboomers – de kinderen die kort na de oorlog zijn
geboren – studeren, komt de televisie in alle huishoudens en draagt de anticonceptiepil bij aan het
losser worden van traditionele normen. Het zijn veranderingen die bijdragen aan een culturele
revolutie die niet alleen in Nederland plaatsvindt. Van Parijs tot Praag en Berkeley worden de
autoriteiten uitgedaagd en wordt de persoonlijke vrijheid beleden. Politieagenten mogen de lange lat
niet langer gebruiken en de rechtspraak wordt van klassenjustitie beticht.
De ten tijde van deze veranderingen ontstane crisis in de rechtspleging wordt te boven gekomen
door een aangescherpte opvatting over de trias politica. De rechter is er niet alleen om recht te doen
aan de verdachte, maar ook om te toetsen of de autoriteiten zich wel aan de wet houden (policing
the police) en om rechten te geven aan de zwakkeren in de samenleving. Een impuls daarvoor is de
eerste veroordeling van Nederland door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in een
militaire zaak (1976). Maar het gaat niet alleen om soldatenrechten. Het broeit evenzeer bij
vrouwen, patiënten, kinderen, stakers, consumenten, verdachten, gedetineerden en nog vele
anderen. Tegen die achtergrond vinden de eerste erkenningen van de rechten van slachtoffers
plaats. Ik noem het ontstaan van Blijf van mijn lijf (1974), dat onderdak biedt aan slachtoffers van
huiselijk geweld, en het Schadefonds geweldsmisdrijven (1975).
Nu moge het zo zijn dat de tijdgeest rijp was voor het ontstaan van slachtofferrechten, maar
slachtoffers zijn moeilijker te organiseren dan soldaten of stakers en ze hebben geen
vanzelfsprekende woordvoerders zoals verdachten. Het heeft dan ook wel even geduurd voordat
wettelijke slachtofferrechten tot stand kwamen. Daarbij speelt een rol dat in de strafrechtpraktijk
eerst de aandacht uitging naar een versterking van de rechten van de aangeklaagde partij: het
zwijgrecht van de verdachte werd weer ingevoerd en er bestond grote belangstelling voor de vraag
of de overheid zich bij de opsporing en vervolging aan de regels heeft gehouden.
Geleidelijk aan wordt de positie van het slachtoffer in strafzaken sterker. Daaraan heeft ongetwijfeld
compassie met de slachtoffers van zwaardere delicten bijgedragen. Maar er is ook een andere factor
van belang. Waar slachtoffers in de jaren vijftig nog figuranten waren in een abstract schouwtoneel
over goed en kwaad, wordt slachtofferschap steeds meer beschouwd als een gemeenschappelijk
kenmerk van diverse emanciperende groepen.
,Geleidelijk aan wordt de positie van het slachtoffer in strafzaken sterker. Daaraan heeft ongetwijfeld
compassie met de slachtoffers van zwaardere delicten bijgedragen. Maar er is ook een andere factor
van belang. Waar slachtoffers in de jaren vijftig nog figuranten waren in een abstract schouwtoneel
over goed en kwaad, wordt slachtofferschap steeds meer beschouwd als een gemeenschappelijk
kenmerk van diverse emanciperende groepen.
Risicosamenleving
De inwerkingtreding in 1995 van de Wet-Terwee, die leidde tot een verbeterde positie van de
benadeelde partij bij diens civiele vordering in de strafprocedure en de invoering van de
schadevergoedingsmaatregel, is een vrucht van de rechtenrevolutie. Maar deze markeert ook de
opkomst van een meer slachtoffergericht strafrecht.
Het is de tijd waarin de risicosamenleving (het woord is van de Duitse socioloog Ulrich Beck) tot stand
komt.
Tsjernobyl (1986) had – na eerdere milieurampen in Seveso (1976), Three Mile Island (1979) en
Bhopal (1984) – het bewustzijn doen postvatten van het bestaan van bijna onzichtbare gevaren die
ons allen slachtoffer kunnen maken. Het existentiële gevaar is niet langer een derde wereldoorlog;
het komt voortaan van binnen uit de samenleving. In deze tijd leiden de wandaden van Marcel
Dutroux die in België tot zogenoemde Witte Marsen (1996) en wordt in Nederland het begrip ‘zinloos
geweld’ gemunt dat in de beeldvorming wordt gekenmerkt door de willekeurigheid van dat geweld.
Mede als gevolg van de stijgende misdaadcijfers en de na 11 september 2001 breed verbreide angst
voor terroristische aanslagen, neemt het besef toe dat iedereen slachtoffer kan worden. Tegen die
achtergrond wordt de vanzelfsprekendheid van zorgen met betrekking tot bescherming tegen een
overmatig optredende overheid vervangen door de vanzelfsprekendheid van zorgen over een
tekortschietende overheid met betrekking tot het recht op bescherming
Tegelijkertijd wordt de belangstelling voor wat slachtoffers te zeggen hebben groter: de
herwaardering van het slachtoffer lijkt na het verschijnen van indringende egodocumenten over de
Holocaust en de Goelag niet meer te stuiten.
Juridisch krijgt de positie van het slachtoffer een krachtige impuls met het Kaderbesluit van de
Europese Unie (2001/220). Voorafgaand aan de echte implementatie daarvan zijn de schriftelijke
slachtofferverklaring (2004) en de invoering van het spreekrecht (2005) al duidelijke vormen van
erkenning en een en ander culmineert in de Wet versterking positie slachtoffer (2010). Voortaan is
het slachtoffer niet langer slechts aangever, getuige, belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv of
benadeelde partij, maar krijgt hij of zij zelfstandig eigen rechten.
Dat ging wel schoorvoetend. Zo is pas in 2017 het spreekrecht niet langer beperkt tot verklaringen
over de gevolgen van het strafbare feit, maar wordt aanvaard dat het slachtoffer ook over het bewijs
en de beoogde strafmaat spreekt, terwijl de kring van spreekgerechtigden dan wordt uitgebreid.
Inmiddels is in 2018 met het rapport ‘Recht doen, kansen bieden’ weer een stap verder gezet.
Voorgesteld wordt slachtofferbelangen ‘zwaarder dan nu’ mee te wegen bij het nemen van
beslissingen over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat kan door bijvoorbeeld locatieverboden of
contactverboden op te leggen, of door van de toekenning van een v.i. af te zien als er risico’s bij de
, terugkeer zijn geïdentificeerd gerelateerd aan slachtoffers, die door het stellen van voorwaarden
onvoldoende kunnen worden beheerst.
Ik schetste zojuist de samenhang tussen de versterking van de positie van het slachtoffer in het
strafproces en de versterking van rechten van allerlei andere emanciperende groepen. In dit nieuwe
tijdvak zijn ‘slachtoffermoraal en identiteitspolitiek’ keerzijden van dezelfde medaille geworden.12
Daarop komt van verschillende kanten kritiek.
Ter linkerzijde wordt erop gewezen dat daders en slachtoffers niet twee verschillende klassen
vormen, en dat het vergroten van de tegenstelling tussen slachtoffers en daders aan het oog onttrekt
dat het vooral maatschappelijk onrecht is waardoor daders tot hun handelen komen en dat de
daders van vandaag de slachtoffers van gisteren zijn.
Ter rechterzijde wordt de identiteitspolitiek van emanciperende groepen bekritiseerd. Daarbij is
steen des aanstoots dat mensen hun persoonlijke verantwoordelijkheid ontkennen door het
slachtofferschap van hun gelijken als rechtvaardiging aan te voeren.
Enkele neveneffecten van de grotere rol van het slachtoffer
De toegenomen aandacht voor slachtoffers lijkt het veiligheidsdenken dus te hebben versterkt, maar
men moet oppassen te simpele verbanden te leggen. Empirisch is bijvoorbeeld niet vol te houden dat
de erkenning van de positie van het slachtoffer ertoe heeft geleid dat de straffen in Nederland
strenger werden, al was het maar omdat die laatste tendens sinds 2008 weer is afgebogen, maar de
belangstelling voor slachtoffers niet.
Toch dient de vraag onder ogen te worden gezien welke mogelijke neveneffecten voor de
strafrechtspleging de aandacht voor het slachtoffer heeft gehad. Aanvankelijk werd gevreesd dat de
grotere stem van het slachtoffer zou leiden tot emotionalisering van het strafproces, zeker toen in
2016 de wettelijke beperking van het spreekrecht werden opgeheven en het het slachtoffer voortaan
was toegestaan als procesdeelnemer (niet: procespartij) te spreken over de gewenste strafmaat. Dat
was waarschijnlijk koudwatervrees.
Een tweede neveneffect betreft de mogelijke invloed van het slachtoffer op de kernvragen van het
strafproces.
Zou de rechter, indien na een geslaagde mediation (waarbij het slachtoffer vindt dat ‘genoeg gedaan’
is) de vervolging wordt begonnen of hervat, de ruimte moeten
krijgen toch de opportuniteit daarvan te beoordelen – of moet worden vastgehouden aan het dogma
dat de rechter daarover niets te zeggen heeft en hooguit kan besluiten tot schuldigverklaring zonder
strafoplegging?20 De vraag stellen is hem beantwoorden, maar ook ik besef dat er dan nog wel wat
obstakels liggen, zeker als we denken aan mediation bij ernstige zaken. Deze komt wel eens voor na
verkeersongevallen met dodelijke afloop waarbij de ontmoeting tussen dader en nabestaande nader
inzicht kan opleveren met betrekking tot de vraag hoe het ongeluk kon gebeuren. Te denken is ook
aan gevallen van ernstig huiselijk geweld, waarbij blijkt dat het slachtoffer wel degelijk een actieve
bijdrage levert aan de problemen. Omdat wat er besproken is tijdens de mediation in beginsel niet
kan worden geopenbaard, is het voor de rechter op dit moment nog niet zo eenvoudig om te
beoordelen of wat er uit de mediation in een gezamenlijk stuk naar buiten wordt gebracht werkelijk
aan vervolging in de weg zou moeten staan. En dan zie ik nog af van de vraag of bij ernstigere feiten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberbeukeveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.