Een samenvatting van het boek 'Theorie en Praktijk van Empirisch onderzoek', wat gebruikt werd voor het vak Onderzoeks en Interventiemethodologie A voor de studie Bedrijfskunde aan de Radboud Universiteit.
SHORT Summary Theory and Practice of Empirical Research - Methods of Research and Intervention (MAN-MOR002)
College notes Methods of Research and Intervention (MAN-MOR002) Theory and practice of empirical research
All for this textbook (2)
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Bedrijfskunde
OIMA
All documents for this subject (12)
1
review
By: 000 • 7 year ago
Seller
Follow
Dmabakker
Reviews received
Content preview
Vennix, J.A.M., Theorie en praktijk van empirisch
onderzoek. Pearson Custom Publishing, 2006
Deel 1: Theorie van empirisch onderzoek
T1: Kennis als product
Wetenschappers proberen de werkelijkheid op een kritische manier te begrijpen, niet zozeer
om praktische redenen maar louter kennis om de kennis. Kennis is op te delen in drie
hoofdvormen:
- beschrijvend (wat is…, hoe werkt…)
- verklarend (waarom…)
- voorschrijvend (hoe kan iets veranderd worden)
Zekere kennis bestaat (waarschijnlijk) niet, daarom spreekt men in de wetenschap van
justified belief: kennis moet op een of andere wijze gerechtvaardigd zijn. De
wetenschappelijke gemeenschap bepaalt zelf wat gerechtvaardige kennis is en wat niet. Dit
geldt als kennis volgens bepaalde maatstaven van wetenschap en methodologie tot stand is
gekomen. Empirisch bewijsmateriaal zijn empirische (via waarneming) gegevens die als
ondersteuning kunnen dienen van een uitspraak. Ook logisch en kritisch denken en redeneren
is belangrijk binnen de wetenschappelijke bewijsvoering.
Epistemologie is een filosofische stroming die zich bezighoudt met de rechtvaardiging van
kennis.
Er zijn verschillende stromingen binnen de wetenschap met opvattingen over kennis
en wetenschap. Dit stimuleert kritische discussie en open dialoog.
Empirisch onderzoek kenmerkt zich door het feit dat er gegevens worden verzameld om een
antwoord te vinden op een bepaalde vraag (onderzoeksvraag) of om na te gaan of een bepaald
vermoeden (hypothese) al dan niet juist is.
Je kunt op twee manieren naar kennis kijken: als product of als proces. Als product is het het
‘body of knowledge’, uitspraken (beweringen) die worden gedaan over de werkelijkheid. Als
proces is het hoe nieuwe kennis tot stand komt. In de epistemologie zijn over deze vraag twee
posities te onderscheiden:
- rationalisme: uiteindelijke bron van kennis is de menselijke rede. Een rationalist
begint met het vinden van een of meer onbetwistbare uitgangspunten om van daaruit
logisch verder redenerend ware kennis op te bouwen (a priori filosofen, logisch
positivisme, grondlegger Descartes). Waarneming d.m.v. zintuigen is bedrieglijk.
- empirisme: uiteindelijke bron van kennis is via zintuiglijke waarneming (grondlegger
Locke). In sociale en managementwetenschappen is het in empirisch onderzoek vooral
gebruikelijk om te werken met observaties en met interviews of vragenlijsten.
Kennis bestaat uit uitspraken over de werkelijkheid en uitspraken zijn opgebouwd uit
begrippen (concepten). In de wetenschap wordt gestreefd naar eenduidig gebruik van
concepten en uitspraken. Wetenschappelijke uitspraken maken op hun beurt onderdeel uit van
theorieën: geordende stelsels van uitspraken over een bepaald verschijnsel.
M.b.v. begrippen ordenen we onze waarnemingen. Een hiërarchisch geordend set van
basisbegrippen in een bepaald wetenschapsgebied heet een taxonomie. Een begrip heeft over
het algemeen een wat ruimere, abstractere betekenis dan de term woord. De betekenis van
begrippen staan niet voor eens en voor altijd vast.
1
,Begrippen kunnen worden onderverdeeld in:
- Individueel en universeel
Individuele begrippen verwijzen naar één bepaald voorwerp of object. Universele
begrippen verwijzen naar een klasse van objecten. Universele begrippen komen tot
stand door abstractie; ze concentreren zich op het algemene of het
gemeenschappelijke. M.b.v. universele begrippen maken we categorieën.
De empirisch-analytische onderzoekstraditie streeft naar het doen van
algemene uitspraken en het vinden van wetmatigheden: dit laatste heet nomothetisch
(verschijnselen die voortdurend met elkaar samengaan). De idiografische
wetenschapsopvatting probeert juist vooral de verschillen te benadrukken (alles is
uniek).
- Empirisch en niet empirisch
Empirische concepten verwijzen naar iets dat direct in de werkelijkheid waarneembaar
is, of via slechts enkele volstrekt duidelijke stappen kunnen worden afgeleid (De
Groot). Niet-empirische concepten verwijzen niet naar de zintuiglijke werkelijkheid,
en vallen uiteen in logische/mathematische en hypothetische begrippen.
Logisch/mathematische begrippen komen zonder waarneming tot stand (b.v. een lijn is
een verzameling punten). Hypothetische begrippen veronderstellen het bestaan van
iets, dat zelf niet waarneembaar is noch op doorzichtige wijze uit waarnemingsfeiten
kan worden afgeleid en/of er toe kan worden herleid (De Groot, b.v. zwaartekracht).
Vaak bedoeld om bepaalde empirische waarnemingen te verklaren.
Conceptie betekent de mogelijkheid die mensen hebben om een situatie op een
bepaalde manier op te vatten (het concept elektriciteit heeft een bepaalde betekenis die
een aantal verschillende waarnemingen onderbrengt onder hetzelfde begrip).
Je neemt dus de effecten waar van het hypothetisch veronderstelde construct, dus het
construct vormt de theoretische verklaring voor de waargenomen verschijnselen. Het
beschrijft als het ware het mechanisme dat verantwoordelijkheid gehouden moet
worden voor wat wordt waargenomen.
Een typologie is te beschouwen als een onderverdeling van een of meer begrippen, die wordt
gemaakt door aan een begrip bepaalde kenmerken toe te kennen. De categorieën waarin je de
begrippen indeelt; moeten uitputtend en wederzijds uitsluitend zijn. D.w.z. het begrip moet
onder minimaal én maximaal in één categorie onder te brengen zijn. Bij een
tweedimensionale typologie kun je door combinatie van beide begrippen en hun
onderscheidingen een viertal typen onderscheiden.
Ook uitspraken zijn, op grond van hun vorm, in te delen in verschillende categorieën:
- Singulier, particulier en universeel
Dit is een onderscheid in het bereik of domein (het aantal gevallen waarop de uitspraak
betrekking heeft). Singuliere uitspraken hebben betrekking op één object. Een
universele uitspraak daarentegen is algemeen, ze geldt niet voor één subject of enkele
subjecten, maar voor alle. Universele uitspraken kunnen worden weergegeven als:
voor alle X geldt: indien X (subject, onderzoekseenheid ) een Y (predikaat,
eigenschap, kenmerk) is, dan is x ook (een) Z. De laatste vorm wordt wel een
universele conditionele (als-dan) uitspraak genoemd. Om een universele uitspraak te
bewijzen werkt men vaak met een steekproef, d.w.z. een beperkt aantal cases uit een
populatie. Particuliere uitspraken hebben betrekking op een beperkt aantal (sommige)
objecten.
2
, - Analytisch en synthetisch
Een analytische (of (tauto)logische, a priori) uitspraak is waar op grond van logische
vorm (wiskunde). Dergelijke uitspraken zijn a priori waar. Synthetische (of a
posteriori) uitspraken hebben wel empirische inhoud. Er wordt iets toegevoegd aan het
begrip (de kogel is rond is analytisch, de kogel is geel synthetisch). Deze uitspraken
dienen verifieerbaar te zijn (empirisch toetsbaar).
- Feitelijk en normatief
Feitelijke uitspraken hebben betrekking op een feitelijke situatie of ontwikkeling. In
principe kan hiervan de (on)waarheid worden vastgesteld. Normatieve (of Soll)
uitspraken spreken een waardeoordeel uit. Je kunt het er mee eens of oneens zijn, maar
niet vaststellen of de uitspraak waar of niet waar is.
- Statisch en dynamisch
Een statische uitspraak heeft betrekking op één moment in de tijd. Statisch
retrospectief heeft betrekking op het verleden (het regende gister), statisch prospectief
op de toekomst. Een comparatief statische uitspraak vergelijkt twee tijdstippen (het
regende gister meer dan vandaag). Een dynamische uitspraak geeft een verandering
over de tijd weer op meer dan twee momenten.
- Beschrijvend en verklarend
Een verklarende uitspraak is een uitspraak over oorzaak en gevolg: waarom iets is
zoals het is. Verklarende kennis kan worden gebruikt om bepaalde situaties te
verbeteren. Vaak is het lastig om precies na te gaan wat gevolg is en wat oorzaak.
Voorschrijvende uitspraken zeggen wat je zou moeten doen om een bepaalde situatie te
veranderen: normatief. Beschrijven gaat altijd vooraf aan verklaren. Beschrijven hangt
in veel gevallen samen met waarnemen. Waarnemen betekent altijd selecteren op basis
van bepaalde onderscheidingen die men maakt. Wat en hoe nauwkeurig we
waarnemen is o.a. afhankelijk van onze stand van kennis op een bepaald terrein.
Een onbevangen waarneming is een waarneming die niet gekleurd is door
(theoretische) noties over hoe de werkelijkheid in elkaar zit: per definitie onmogelijk.
Ook bij het beschrijven van zaken is er sprake van een zekere selectie. Daardoor wordt
een probleem bekeken vanuit een bepaalde wetenschappelijke optiek, en wordt er eerst
een nauwkeurig en precies afgebakende vraag geformuleerd.
In het deductief-nomologische (D-N) model wordt het meer concrete explanandum logisch
afgeleid uit het meer algemene explanans: dus van het algemene naar het specifieke.
Tenminste één van de premissen heeft een wetmatig karakter. Het explanans bestaat uit twee
onderdelen (premissen), een algemene wet (water kookt bij 100 graden) en een conditie (dit
water is 100 graden). Het explanandum is de conclusie (dit water kookt). In deze opvatting
betekent het verklaren van een bepaald verschijnsel het onderbrengen van dat verschijnsel
onder een algemene wetmatigheid. De conditie C kan empirisch worden getoetst en de
wetmatigheid L is al een groot aantal malen bevestigd door empirische observatie. Het
weglaten van de algemene wetmatigheid leidt tot incomplete verklaringen, het verklaren
d.m.v. metaforen leidt tot pseudo verklaringen.
Een voorspelling is een uitspraak die logisch volgt uit enkele premissen. Dit is dus de
logische keerzijde van verklaren (Hempel). In beide gevallen wordt beroep gedaan op de
algemene wetmatigheid. Wetmatigheden hebben een deterministisch karakter: ze zijn
universeel van aard (het gebeurd altijd). Echter veel regelmatigheden hebben een
waarschijnlijkheidskarakter.
Op basis van een aantal singuliere uitspraken een wetmatigheid opstellen, heet
inductief redeneren. De logische structuur van een inductief-statistisch (I-S) model ziet er
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dmabakker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.