Het belastingrecht maakt deel uit van het bestuursrecht, waardoor veel regels dezelfde zijn als die
van het algemene bestuursrecht, die zijn opgenomen in de Awb. Daarnaast gelden voor het
belastingrecht een aantal afwijkende regels, deze zijn opgenomen in de AWR en in enkele gevallen in
andere belastingwetten.
In grote lijnen komt het fiscale procesrecht neer op het volgende:
- Belanghebbende kan bij de inspecteur die de aanslag heeft vastgesteld een bezwaarschrift
indienen tegen een belastingaanslag of een andere voor bezwaar vatbare beschikking
- Tegen de uitspraak op dat bezwaarschrift kan in beroep worden gekomen bij de rechtbank
- Tegen de uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof
- Tegen de uitspraak van het gerechtshof kan beroep in cassatie worden ingesteld bij de HR
In het fiscale procesrecht geldt (anders dan in het algemene bestuursrecht) een gesloten stelsel van
rechtsbescherming. Dat betekent dat de wet limitatief opsomt tegen welke besluiten bezwaar en
beroep kan worden ingesteld en wie de bevoegdheid daartoe geeft.
In het belastingrecht staat slechts bezwaar en beroep open voor de aangeslagene, degene die de
belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen en de geadresseerde van de voor bezwaar vatbare
beschikking (artikel 26a lid 1 AWR juncto artikel 7:1 Awb). Ingevolge artikel 26a lid 2 AWR mag ook
degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn belast bij een aan een ander opgelegde
belastingaanslag, tegen die aanslag in bezwaar en beroep komen.
Bezwaar
De bezwaarprocedure dient ervoor het bestuursorgaan (in fiscale zaken veelal de inspecteur) een
genomen besluit (veelal de belastingaanslag) te laten heroverwegen. De inspecteur zal dan nagaan of
hetgeen in het bezwaar is aangevoerd, reden is om de belastingaanslag te verminderen.
Het is de inspecteur niet toegestaan de aanslag alsnog te verhogen. Als de belastingaanslag te laag is,
bevat de AWR regels om dat te herstellen. Herstel dient plaats te vinden door middel van een
navorderingsaanslag.
Wel mag de inspecteur interne compensatie toepassen. Dat betekent dat hij de aanslag mag
handhaven, als blijkt dat in het bewaar terecht wordt aangevoerd dat de aanslag op een bepaald
onderdeel te hoog is berekend, maar er een andere reden is die meebrengt dat de aanslag toch niet
te hoog is.
Bezwaar kan worden gemaakt tegen besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1
lid 1 Awb). Welke besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld dat in fiscale zaken zijn, staat in
artikel 26 AWR:
1. Belastingaanslagen: dit houdt in voorlopige aanslagen, definitieve aanslagen,
navorderingsaanslagen, naheffingsaanslagen en de conserverende varianten (artikel 2 lid 3
onderdeel e AWR)
2. Een voor bezwaar vatbare beschikking: dat zijn besluiten waarvan de belastingwet
uitdrukkelijk vermeldt dat zij voor bezwaar vatbaar zijn, bijvoorbeeld de boetebeschikking
(artikel 67g lid 1 AWR)
1
,Ingevolge artikel 26 lid 2 AWR wordt de voldoening of afdracht op aangifte, dan wel de inhouding
door een inhoudingsplichtige, van een bedrag als belasting voor de mogelijkheid van beroep
gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.
De voldoening op aangifte verwijst naar belastingen als de OB, die de belastingplichtige op aangifte
moet voldoen. Afdracht en inhouding doen zich voor bij belastingen als de LB, die een
inhoudingsplichtige moet inhouden als hij een betaling doet aan een belastingplichtige.
Belastingplichtige kan bezwaar maken tegen het bedrag van de inhouding en de inhoudingsplichtige
kan bezwaar maken als hij een ingehouden bedrag op aangifte afdraagt aan de belastingdienst.
Voor de gehele bezwaar- en beroepsprocedure geldt dat beide partijen telkens nieuwe grieven
mogen aanvoeren, tenzij dat in strijd zou komen met een goede procesorde of de inspecteur zou
handelen in strijd met een beginsel van behoorlijk bestuur.
Vereisten voor de indiening van een bezwaarschrift
In hoofdstuk 6 Awb zijn de meeste vereisten voor de indiening van een bezwaarschrift opgenomen.
Deze vereisten gelden veelal ook voor beroepschriften. Een bezwaarschrift moet worden ingediend
binnen de daarvoor geldende termijn en moet voldoen aan de eisen van artikel 6:5 Awb. Als niet aan
alle voorwaarden is voldaan, moet de indiener in de gelegenheid gesteld worden dit te herstellen
(artikel 6:6 Awb, slotzin). De rijksbelastingdienst hanteert daarvoor een termijn van vier weken,
gevolgd door een nadere termijn van twee weken (Besluit fiscaal bestuursrecht).
Een bezwaarschrift dat ook na die herstelmogelijkheid niet aan de voorwaarden voldoet, kan niet-
ontvankelijk worden verklaard (artikel 6:6 Awb). Dat houdt in dat het niet inhoudelijk wordt
behandeld.
Een bezwaarschrift hoeft niet door de belanghebbende zelf te worden ingediend, iemand anders
mag dat namens hem doen krachtens volmacht (artikel 8:24 Awb). Als een belanghebbende zich
door een gemachtigde laat vertegenwoordigen, moet de inspecteur de stukken aan deze
gemachtigde toezenden ingevolge artikel 6:17 Awb.
Tijdigheid
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 Awb zes weken.
In fiscale zaken begint de bezwaartermijn te lopen op de dag na de dagtekening van de
belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking (artikel 22j AWR).
Mocht in een uitzonderingsgeval de bekendmaking pas na de dagtekening plaatsvinden, dan geldt
ingevolge artikel 22j AWR de hoofdregel uit het algemene bestuursrecht: de termijn vangt aan met
ingang van de dag na die van de bekendmaking, aldus artikel 6:8 Awb.
Voor het maken van bezwaar tegen de voldoening of afdracht op aangifte vangt de termijn aan op de
dag na de betaling, dat is bij betaling per bank het tijdstip waarop de betaling is bijgeboekt op de
bankrekening van de ontvanger. Het tijdstip waarop aangifte is gedaan is daarbij dus niet van belang.
De termijn voor het maken van bezwaar tegen de inhouding van belasting vangt aan de dag na de
inhouding.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als het bestuursorgaan (de inspecteur) het voor het einde van
de termijn heeft ontvangen (artikel 6:9 lid 1 Awb). Als het bezwaarschrift per post is verzonden, is het
ook nog tijdig als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het bestuursorgaan het
bezwaarschrift binnen een week na afloop van de termijn heeft ontvangen (artikel 6:9 lid 2 Awb). Het
is aan de indiener om te bewijzen dat het bezwaarschrift binnen de termijn ter post is bezorgd.
2
,Er zijn situaties waarin een bezwaarschrift te laat is ingediend, maar de indiener daar niks aan kon
doen. Daarvoor geeft artikel 6:11 Awb de volgende regeling: als redelijkerwijs niet kan worden
geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, blijft niet-ontvankelijkheidsverklaring achterwege.
Het niet ontvangen van een aanslagbiljet door omstandigheden buiten de schuld van de
belastingplichtige, kan reden zijn voor verschoonbaarheid van de daardoor veroorzaakte
termijnoverschrijding. Ook het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing (zie artikel 6:23 Awb)
maakt een termijnoverschrijding in beginsel verschoonbaar.
Een bezwaarschrift kan ook te vroeg zijn ingediend. Een bezwaarschrift dat voor het begin van de
termijn is ingediend, is alleen ontvankelijk als het besluit waartegen het is gericht al tot stand is
gekomen of als de indiener redelijkerwijs mocht menen dat dat het geval is (artikel 6:10 Awb).
Daarvan is sprake als een aanslag wel tot stand is gekomen, maar nog niet (op de juiste wijze) bekend
is gemaakt, zodat de bezwaartermijn (nog) niet is gaan lopen.
Motivering
Artikel 6:5 lid 1 onderdeel d Awb eist dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevat. Dat
betekent dat het gemotiveerd moet zijn. Aan de kwaliteit van de motivering worden geen eisen
gesteld. Eigenlijk hoeft er niet meer in te staan dan op welke punten de indiener het niet eens is met
de aanslag.
De behandeling van het bezwaarschrift
De indiener van het bezwaar wordt in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ingevolge artikel
7:2 Awb, tenzij zich een van de uitzonderingen van artikel 7:3 Awb voordoet. In belastingzaken
behoeft de indiener alleen te worden gehoord als hij erom verzoekt (artikel 25 lid 1 AWR), maar de
rijksbelastingdienst heeft als beleid ook te horen als geen verzoek is gedaan (artikel 8 Besluit fiscaal
bestuursrecht).
Deze uitzondering is in de praktijk dus alleen van belang voor belastingen die niet door de
rijksbelastingdienst worden geheven, zoals gemeentelijke belastingen.
Het horen vindt plaats door (1) het bestuursorgaan (veelal de inspecteur) zelf, (2) een ambtenaar die
niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest of (3) een commissie
waarvan de voorzitter en de meerderheid niet bij die voorbereiding betrokken zijn geweest (artikel
7:5 lid 1 Awb). Voor fiscale zaken mag daarvan worden afgeweken als de omstandigheden daartoe
nopen (artikel 25 lid 2 AWR).
Binnen zes weken (of langer na opschorting, verdaging en/of uitstel op grond van artikel 7:10 lid 2
t/m 4 Awb) na de indiening van het bezwaarschrift neemt de inspecteur een beslissing op het
bezwaar (artikel 7:10 Awb). Wordt de uitspraak op bezwaar niet tijdig gedaan, dan moet de
inspecteur aan de belanghebbende een dwangsom betalen (artikel 4:17 e.v. Awb).
In het belastingrecht wordt de beslissing uitspraak op bezwaar genoemd. De beslissing houdt in dat
de inspecteur de aanslag of beschikking heroverweegt (artikel 7:11 lid 1 Awb). Als daartoe aanleiding
bestaat, wijzigt de inspecteur de bestreden aanslag of beschikking (artikel 7:11 lid 2 Awb).
Belanghebbende kan verzoeken om een vergoeding van de kosten die hij voor de behandeling van
het bezwaar heeft moeten maken ingevolge artikel 7:15 lid 2 Awb. De kosten komen voor vergoeding
in aanmerking voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te
wijten onrechtmatigheid. Dat betekent dat de onjuistheid van de aanslag of beschikking te wijten
moet zijn aan de inspecteur.
3
,Beroep
Tegen de uitspraak op een bezwaarschrift kan bij de rechtbank in beroep worden gekomen. Het
karakter van de beroepsfase is wezenlijk anders dan dat van de bezwaarfase: waar in de bezwaarfase
de inspecteur steeds degene is die de aanslag vaststelt en daarvoor beschikt over vergaande
bevoegdheden, is in de beroepsfase sprake van twee gelijkwaardige partijen die tegenover de
rechter hun gelijk bepleiten.
Beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank ingevolge artikel 8:1 Awb. De relatieve competentie
bepaalt welke van de rechtbanken bevoegd is. Daarvoor is in de eerste plaats bepalend welk
bestuursorgaan het besluit heeft genomen waartegen beroep wordt ingesteld. Behoort dat
bestuursorgaan tot een lokale overheid, zoals een gemeente, dan is de rechtbank bevoegd in welks
ambtsgebied het bestuursorgaan zetelt (artikel 8:7 lid 1 Awb).
Gaat het niet om een lokale overheid, maar bijvoorbeeld om een besluit van een inspecteur van de
rijksbelastingdienst, dan hangt het van de woonplaats van de indiener van het beroepschrift af welke
rechtbank bevoegd is (artikel 8:7 lid 2 Awb).
Beroep waartegen?
Op grond van artikel 8:1 lid 1 Awb kan tegen een besluit beroep worden ingesteld. Maar eigenlijk
klopt dat niet helemaal. Op grond van artikel 7:1 lid 1 Awb moet eerst bezwaar worden gemaakt.
Tegen de uitspraak op het bezwaarschrift kan beroep worden ingesteld door of namens de indiener
van het bezwaarschrift ingevolge artikel 7:1 lid 2 Awb.
Ook kan de indiener van een bezwaarschrift in beroep komen tegen het niet tijdig beslissen op een
bezwaarschrift. Dat volgt uit artikel 6:2 Awb, dat bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit, in
dit geval een beslissing op een bezwaarschrift, wordt gelijkgesteld met een besluit. Het beroep kan
dat tot doel hebben dat de rechtbank de inspecteur opdraagt alsnog uitspraak op bezwaar te doen.
De rechtbank zal dan in een vereenvoudigde procedure het bestuursorgaan opdragen alsnog
uitspraak te doen (artikel 8:55b Awb). In belastingzaken wordt veelal voor een andere weg gekozen:
het beroep wegens niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift kan namelijk ook gericht zijn op het
verkrijgen van een oordeel van de rechter over het besluit waartegen het bezwaar zich richtte. Dan
zal het beroep op gewone wijze worden behandeld.
Rechtstreeks beroep (artikel 7:1a Awb)
Met instemming van de inspecteur is het ook mogelijk de bezwaarfase over te slaan. Dan wordt
rechtstreeks beroep ingesteld tegen een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking.
Dit wordt ook wel prorogatie genoemd (artikel 7:1a Awb).
Deze procedure kan tot versnelling leiden in situaties waarin bij het vaststellen van de aanslag al
uitvoerig contact is geweest tussen de belastingplichtige en de inspecteur, zodat de bezwaarfase
geen nieuwe gezichtspunten zal opleveren. Indien de rechtbank vindt dat de inspecteur ten onrechte
heeft ingestemd met rechtstreeks beroep, dient de inspecteur het beroepsschrift alsnog als
bezwaarschrift te behandelen (artikel 8:54a Awb).
Vereisten voor de indiening van een beroepschrift
De eisen waaraan een beroepschrift moet voldoen, verschillen niet veel van de eisen die gelden voor
een bezwaarschrift. Wel is er voor de indiening van een beroepschrift, in tegenstelling tot een
bezwaarschrift, griffierecht verschuldigd ingevolge artikel 8:41 Awb. Uit jurisprudentie blijkt dat
beroep alleen kan worden ingediend door degene op wiens naam uitspraak op bezwaar is gedaan.
4
,Voor het herstel van verzuimen in een beroepschrift hanteren de rechtbanken een termijn van vier
weken ingevolge artikel 10 lid 1 Procesregeling bestuursrecht 2010. Voor de hogerberoepsprocedure
hanteren de gerechtshoven eveneens een termijn van vier weken. Daarna wordt bij aangetekende
brief een termijn van nog eens twee weken gesteld (artikel 5 Procesregeling belastingkamers
gerechtshoven 2010).
De behandelend rechter kan als hij dat nodig acht, een vertaling vragen van een in een vreemde taal
gesteld beroepschrift (artikel 6:5 lid 3 Awb). Als dan geen vertaling wordt geleverd, kan het beroep
niet-ontvankelijk worden verklaard, zo blijkt uit jurisprudentie (geldt ook voor bezwaarschrift).
Wordt een bezwaar- of beroepschrift ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of onbevoegde
bestuursrechter, wordt het zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, ingevolge
artikel 6:15 lid 1 Awb (doorzendplicht).
Vooronderzoek
Na de indiening van het beroepschrift volgt het vooronderzoek. Deze fase heet zo, omdat zij
voorafgaat aan het onderzoek ter zitting. De rechter kan die fase gebruiken om nadere inlichtingen in
te winnen of om getuigen te horen.
Het vooronderzoek begint altijd met het opvragen van de op de zaak betrekking hebbende stukken
bij de inspecteur. Indien de inspecteur verzuimt een op de zaak betrekking hebbend stuk over te
leggen, kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij juist acht (artikel 8:31 Awb).
Er bestaat een uitzondering voor gevallen waarin gewichtige redenen in de weg staan. In dat geval
kan degene die de stukken over moet leggen dat weigeren of meedelen dat alleen de rechtbank van
de stukken zal mogen kennisnemen (artikel 8:29 lid 1 Awb). Veelal betreft die geheimhouding alleen
bepaalde onderdelen van de stukken. Indien de rechtbank beslist dat de weigering gerechtvaardigd
is, vervalt de verplichting de stukken over te leggen (artikel 8:29 lid 4 Awb).
De inspecteur dient binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift ook een
verweerschrift in, waarin hij zijn standpunt uiteenzet (artikel 8:42 lid 1 Awb).
De rechter kan het onderzoek ter zitting schorsen, waarbij hij kan bepalen dat het vooronderzoek
wordt hervat (artikel 8:64 lid 1 Awb). In het vooronderzoek kan de rechtbank schriftelijke inlichtingen
vragen (artikel 8:45 Awb), getuigen oproepen (artikel 8:33 juncto 8:46 Awb), deskundigen (artikel
8:34 juncto 8:47 Awb) en tolken benoemen (artikel 8:35 juncto 8:49 Awb).
Ook kan de rechtbank een onderzoek ter plaatse instellen, een zogenoemde descente (artikel 8:50
juncto 8:51 Awb). Partijen zijn verplicht inlichtingen te geven en moeten op die verplichting en
gevolgen worden gewezen (artikel 8:28 juncto 8:31 Awb).
Vereenvoudigde behandeling
Als onmiddellijk duidelijk is welke beslissing de rechtbank zal nemen, kan het beroep vereenvoudigd
worden afgedaan (‘kennelijk’ artikel 8:54 Awb). Er volgt dan geen zitting. Van deze mogelijkheid
wordt vaak gebruik gemaakt in gevallen waarin het beroepschrift kennelijk niet-ontvankelijk is,
bijvoorbeeld omdat het te laat is ingediend of het griffierecht niet is betaald.
Tegen de uitspraak na een vereenvoudigde behandeling kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Wel kan een partij tegen deze uitspraak verzet doen bij de rechtbank, door een verzetschrift in te
dienen binnen zes weken nadat de uitspraak is toegezonden (artikel 8:55 Awb).
5
,Bij de beslissing op het verzet heeft de rechtbank keuze uit drie dicta (artikel 8:55 lid 7 Awb):
1. de rechtbank kan het verzet niet-ontvankelijk verklaren, bijvoorbeeld als het te laat is
ingediend (onderdeel a)
2. de rechtbank kan het verzet ongegrond verklaren (onderdeel b)
3. de rechtbank kan het verzet gegrond verklaren (onderdeel c)
Indien de rechter het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de uitspraak waartegen
verzet was gedaan in stand (artikel 8:55 lid 8 Awb). Indien de rechter het verzet gegrond verklaart,
vervalt de uitspraak en worde de normale procedure voortgezet (artikel 8:55 lid 9 Awb). Een partij
kan worden veroordeeld in de kosten die een partij heeft moeten maken voor de verzetprocedure
(artikel 8:75 Awb).
Tegen de uitspraak op verzet staat geen hoger beroep open, maar als het verzet ongegrond of niet-
ontvankelijk is verklaard, kan (anders dan in andere bestuursrechtelijke geschillen) beroep in cassatie
bij de Hoge Raad worden ingesteld (artikel 28 lid 2 AWR).
Versnelde behandeling
Het beroep kan versneld worden behandeld als de zaak spoedeisend is ingevolge artikel 8:52 lid 1
Awb. Dit wordt voornamelijk bereikt door kortere termijnen voor het indienen van stukken. Ook
wordt de zaak zo spoedig mogelijk ter zitting behandeld.
Voorlopige voorziening
Het kan voorkomen dat de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure niet kan worden
afgewacht, omdat anders onherstelbare schade zal intreden. In die gevallen biedt de wet ingevolge
artikel 8:81 lid 1 Awb de mogelijkheid dat de rechter een voorlopige voorziening treft. De voorlopige
voorzieningprocedure loopt dus parallel aan een andere procedure, wat ook wel connexiteit
genoemd wordt.
De procedure lijkt sterk op die van de behandeling van een beroepschrift, alleen zijn de termijnen
korter (artikel 8:82 t/m 8:84 Awb). Als de voorzieningenrechter van oordeel is dat het beroep niet
nader behoeft te worden behandeld, kan hij onmiddellijk het beroep beslissen ingevolge artikel 8:86
Awb. Dit wordt kortsluiting genoemd.
Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter inzake de voorlopige voorziening staat geen hoger
beroep of beroep in cassatie open (artikel 8:104 lid 2 onderdeel d Awb juncto artikel 28 lid 4
onderdeel c AWR). Als de voorzieningenrechter kortsluiting heeft toegepast, staat wel hoger beroep
open (artikel 8:104 lid 1 onderdeel b Awb). Tegen een kortsluitingsuitspraak van de
voorzieningenraadsheer van het gerechtshof staat cassatieberoep open (artikel 28 lid 1 onderdeel b
AWR).
Het onderzoek ter zitting
Na het vooronderzoek volgt het onderzoek ter zitting. De partijen worden daarvoor ten minste drie
weken van tevoren uitgenodigd (artikel 8:56 Awb). Partijen zijn niet verplicht ter zitting te
verschijnen. De rechtbank kan ook een partij oproepen, een opgeroepen partij is wel verplicht ter
zitting te verschijnen (artikel 8:27 juncto 8:59 Awb).
De zaak kan worden behandeld door een enkelvoudige kamer of door een meervoudige kamer,
bestaande uit drie rechters (artikel 8:10 Awb). De zitting vindt in beginsel plaats met gesloten
deuren, dus zonder publiek, tenzij en zolang het over een boete gaat (artikel 27c AWR juncto artikel
8:62 Awb).
6
, Na de sluiting van het onderzoek kan de rechter onmiddellijk mondeling uitspraak doen (artikel 8:67
Awb). De termijn van deze uitspraak bedraagt ten hoogste twee weken (artikel 8:67 Awb juncto
artikel 27d AWR).
De uitspraak
Artikel 8:69 lid 1 Awb bepaalt dat de rechter beslist op de grondslag van het beroepschrift, de
overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Deze
bepaling geeft dus aan wat de grenzen zijn van het geschil waarover de rechtbank moet oordelen.
De rechtbank mag alleen oordelen over het geschil dat aan haar is voorgelegd. De partijen bepalen
zo de omvang van de rechtsstrijd. Die rechtsstrijd heeft twee aspecten:
1. De buitenrand van de rechtsstrijd: welke aanslagen en/of beschikkingen worden aan de
rechter voorgelegd
2. De binnenrand van de rechtsstrijd: over welke geschilpunten met betrekking tot die
aanslagen en/of beschikkingen moet de rechter oordelen
Beide aspecten worden bepaald door partijen: zij beslissen over welke geschillen de rechter moet
beslissen.
Uitzondering: bepalingen die zo belangrijk zijn dat de rechter deze altijd moet toetsen, ook als
partijen zich daar niet op beroepen (ambtshalve toetsing). Een tweede aanvulling op de regel dat
partijen de rechtsstrijd bepalen, staat in artikel 8:69 lid 2 Awb.: de rechter vult de rechtsgronden
ambtshalve, dus uit eigen beweging, aan. Dat betekent dat hij het recht toepast op de vaststaande
feiten.
De rechtsstrijd zoals partijen die bepalen, is daarom eigenlijk een feitenstrijd. Feiten waarover
partijen van mening verschillen, komen vast te staan doordat een partij die feiten stelt en, als de
wederpartij ze weerspreekt, naar het oordeel van de rechter aannemelijk maakt. Op de aldus
vastgestelde feiten past de rechter het recht toe.
Een derde aanvulling is dat de rechter de aanslag of de beschikking niet ten nadele van de
belastingplichtige mag wijzigen. Als vierde en laatste punt geeft artikel 8:69 lid 3 Awb de rechter de
bevoegdheid de feiten ambtshalve aan te vullen. Dan moet hij partijen wel de gelegenheid geven
zich erover uit te laten.
In de loop van de procedure kan de omvang van de rechtsstrijd wijzigen. Het kan zijn dat partijen
nieuwe geschilpunten aandragen. Dag mag, zolang dat niet in strijd komt met een goede procesorde.
De inhoud van de uitspraak
De rechtbank kan schriftelijk (artikel 8:66 en artikel 8:77 Awb) of mondeling (artikel 8:67 Awb) doen.
Een schriftelijke uitspraak wordt gedaan binnen zes weken na de sluiting van het onderzoek (artikel
8:66 lid 1 Awb). Vaak wordt deze termijn verlengd met zes weken (artikel 8:66 lid 2 Awb).
In de uitspraak staan de namen van partijen, hun vertegenwoordigers en gemachtigden, de beslissing
en de gronden daarvoor, de naam/namen van de rechter/rechters, de dag waarop de beslissing is
uitgesproken en welk rechtsmiddel ertegen kan worden aangewend, aldus artikel 8:77 Awb.
Uitsluitend de beslissing worden in het openbaar uitgesproken (artikel 8:78 Awb).
Een mondeling uitspraak wordt gedaan aan het eind van de zitting, die daarvoor ten hoogste twee
weken kan worden verdaagd (artikel 8:67 Awb juncto artikel 27d AWR). Voor de mondeling uitspraak
eist de wet niet meer dan dat zij de beslissing en de gronden daarvoor bevat (artikel 8:67 lid 2 Awb).
De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken, waarbij wordt meegedeeld welke rechtsmiddelen
tegen de uitspraak kunnen worden aangewend (artikel 8.67 lid 5 Awb).
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mcoppen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.78. You're not tied to anything after your purchase.