Dit zijn uitgebreide aantekeningen van de hoorcolleges van Behandelingsmethodiek. In deze aantekeningen is alle stof van de slides verwerkt én al het relevante wat tijdens de colleges gezegd is. Alles staat overzichtelijk onder elkaar in goedlopende teksten en is per college geordend. Met deze aan...
Praktische zaken
• 11 hoorcolleges
• Aanwezigheid is niet verplicht, wel aan te raden
• Cursus bestaat uit
o Hoorcolleges van vorig jaar. Worden 1 week van tevoren op Brightspace gezet
o Responsiecolleges op tijdstippen zoals in de cursushandleiding aangegeven →
interactieve opdrachten en tijd voor vragen (geen e-mails)
• Colleges worden opgenomen. Privégevoelige informatie wordt uit de opname en power-
points gehaald
• Tentamen:
o 1 tentamen closed-boek met multiple-choice. Tentamen moet met een voldoende
(6) worden gehaald (na gokkansberekening)
o Tentamen via Cirrus met online proctoring (aantekeningen erbij houden kan niet)
• Verdere informatie in de cursushandleiding
• Bij vragen, contact opnemen met de cursuscoördinator (d.maciejewski@pwo.ru.nl), bij
administratieve vragen, contact opnemen met Renske Mulder (renske.mulder2@ru.nl)
• Als jullie steun nodig hebben (bijv. wat zorgen rondom corona of iets dergelijks), dan heb ik
office hours dinsdag 15.30-16.30. Als jullie willen komen, dan stuur me even een mail (niet
voor inhoudelijke vragen)
Doel en inhoud cursus
,25 februari wordt vrijdag 26 februari van 15.30-17.15 uur.
Je hebt bijna altijd (eerste twee weken niet) iedere week één hoorcollege en één responsiecollege.
De hoorcolleges worden geüpload een week voor het responsiecollege. In de responsiecolleges
worden opdrachten gedaan en kun je vragen stellen, hoorcolleges is de inhoud.
Doel cursus: aan het einde van de cursus ben je in staat om:
1. diverse interventies gericht op het verbeteren/opheffen/ verminderen van probleemsituaties
te herkennen.
, 2. technieken van verschillende interventies te kunnen herkennen.
3. te herkennen op welke theorie(ën) de verschillende interventies zijn gebaseerd en de
belangrijkste (of bijbehorende) theoretische concepten te kunnen duiden.
4. de behandelingscyclus voor interventies te kunnen gebruiken voor verschillende interventies.
5. een aanpak te herkennen in termen van handelingen van behandelaar of trainer (instructies,
feedback, prompts, bekrachtiging).
6. de gekozen aanpak te evalueren.
Wetenschappelijk verantwoord handelen
“Een verantwoorde orthopedagogische hulpverlening is gebaat bij toepassing van consistent
opgebouwde, controleerbare en geldig gebleken wetenschappelijke (‘evidence-based’) kennis” (van
Ruijssenaars et al., 2012). Het is een afweging tussen de casus en wetenschappelijke kennis. MAAR:
• Dat betekent niet dat wetenschappelijk verantwoord handelen vrij van interpretatie is
o Altijd de casus in relatie zien met de interventie
• Soms is kennis niet eenvoudig beschikbaar en niet rechtstreeks inzetbaar
Verschillende niveaus van evidence based interventies (van Ruijsennaars et al. , 2012)
Interventiemodellen
Interventiemodellen – orthopedagogische behandelingsmodellen (Ruijssenaars et al., 2012)
• Vraagstelling Ordenend Systeem:
o Vraaggericht werken bij het analyseren van het gedrag van het kind binnen diens
opvoedingscontext → antwoorden zoeken bij voorgelegde problemen
o Geeft richtlijnen om de vraagstelling in kaart te brengen en het pedagogisch
handelen bij te stellen
o Opvoedingsproces wordt geanalyseerd en de opvoedingsbehoefte wordt vervolgens
vastgesteld
o De drie componenten: beïnvloed elkaar
, • Ontwikkelingsaspecten:
o Affectief: Welbevinden van het kind en de mogelijkheid om een relatie aan te gaan
o Cognitief: Analytisch vermogen en flexibiliteit
o Conatief: Aanleg, eigenheid van het kind
• Opvoedingsdimensies:
o Relatie aangaan en onderhouden
▪ Sensitiviteit en responsiviteit van de opvoeder
o Klimaat scheppen en aanpassen:
▪ Opvoedingsklimaat (bijv. dagelijkse routines, omgeving)
o Situatie hanteren:
▪ Manier waar opvoeders omgaan met situaties
• Beïnvloedende omstandigheden:
o Risicofactoren (bijv. financiële problemen, scheiding)
o Protectieve factoren (bijv. steun van familie, coping)
De behandelingscyclus
De klinische cyclus (Ruijssenaars et al., 2012, 2014):
,Overgang van diagnostiek naar behandeling (Ruijssenaars, 2014)
• Taak: beargumenteerde, optimale afstemming:
informatie over
casus
wetenschappelijke
kennis over
behandeling
SMART - Doelen formuleren
Doelen formuleren is erg belangrijk
• De hulpverlening moet gericht zijn op de hulpvraag en de behoeften van de cliënt.
• Vraaggericht en doelgericht werken vergroot de kans op succes van de hulpverlening.
• De behandelingsdoelen geven een duidelijke richting aan de inhoud van de hulpverlening en
zorgen voor een cyclische, planmatige aanpak.
• Goed geformuleerde behandeldoelen zijn motiverend voor de hulpverlener en de cliënt.
SMART formuleren gebruik je voor het opstellen van globale doelen van de behandeling
• S – Specifiek: Concrete doelen (wat, wie, waar, wanneer, waarom)
o Doel is duidelijk en concreet opgesteld (bijv. middels percentages) → Vage begrippen
en aanduidingen worden vermeden
▪ Je hoeft niet altijd alle w-vragen te gebruiken, als het maar specifiek is
o Doel is geformuleerd in eind termen, niet in procestermen (dus "ik lees" en niet "ik
kan lezen") → actieve werkwoorden
o Het doel is waar nodig situatie-specifiek (in welke omgeving speelt het gedrag)
• M – Meetbaar: Doelen moeten in meetbare termen opgesteld zijn (duidelijk te evalueren)
o Indicatoren zijn bedoeld om prestaties zichtbaar te maken en te interpreteren → Er
worden indicatoren (‘meetlatten’) benoemd die laten zien of de doelen bereikt zijn
, • A – Acceptabel: doelen moeten aanvaardbaar zijn. De belangrijkste belanghebbenden
(ouders, jeugdige, behandelaars) moeten achter doelen staan
o De belangrijkste boodschap is dat de cliënt instemt met de doelen, zich erin herkent
of de doelen als van zichzelf beschouwd (gevoel dat cliënt deel is van behandeling)
o Doelstelling moet uitnodigen tot actie → Het doel is positief geformuleerd
o Het doel staat geformuleerd in de taal van de jeugdige (geen complexe termen)
• R – Realistisch: Alleen doelen stellen, die haalbaar zijn
o Het doel gaat over zaken die veranderbaar zijn
o De resultaten liggen binnen het tijdsbestel en de mogelijkheden van de
hulpverlening
o Het doel is realiseerbaar met het oog op de situatie waarin de cliënt zich bevindt.
• T – Tijdsgebonden: Tijdslimiet stellen waarbinnen het doel behaald wordt
o Een SMART-doelstelling heeft een duidelijke startdatum en einddatum
De behandelingscyclus (2)
Als je de doelen hebt
geformuleerd ga je verder met
de volgende vier stappen.
1. Verkennende behandelingsanalyse (Ruijssenaars, 2014)
o Welke factoren kunnen bij de interventie een rol spelen?
o Faciliterende versus belemmerende factoren (let op: belemmerende factoren zijn
(meestal) niet het probleemgedrag, bv. als het om angst gaat is de belemmerende
factor niet dat het kind angstig is)
2. Het voorspellen van reacties (Ruijssenaars, 2014)
o Verwachtingen over directe effecten van concrete instructies en reacties
, ▪ Als ik dit doe, dan is te verwachten dat…
▪ Als hij/zij zo reageert, dan zal ik…
▪ Het gaat dus over de wisselwerking van reacties. Je stelt je van te
voren concreet op, je probeert dit te concretiseren in de behandeling
o Voorspelling/hypothese over de invloed van ingrepen op korte en lange termijn:
3. Toetsende behandeling (Ruijssenaars, 2014)
o Nagaan of de verwachting uitkomt aan de hand van een vooraf bedacht criterium
o Toetsing
▪ Vooral: In welke mate komen de verwachtingen van de stap ‘Voorspellen van
reacties’ uit en is bijstelling nodig
▪ door middel van kortdurende leerproeven
▪ toetsing met N=1 designs
o In principe ook: toetsing van de geldigheid van de conclusies uit de diagnostische
cyclus
o Twee voorwaarden:
▪ Methodologische voorwaarde (effecten moeten toetsbaar zijn)
▪ Als de effecten niet toetsbaar zijn dan weet je niet of je
verwachtingen uitkomen of niet
▪ Professionele voorwaarde (bewustzijn van oordeelsfouten)
1. vasthouden aan de eigen mening en overinterpreteren van resultaten
2. uitsluitend zoeken naar positieve (= jouw hypothese bevestigende)
informatie
3. niet erkennen dat andere oorzaken mogelijk tot het gunstige effect
hebben geleid
4. overwaarderen van ‘exotische’ oplossingen (je gaat hele rare,
uitzonderlijke redenen bedenken waarom het niet/wel werkte)
5. overschatten van het eigen voorspellend vermogen
4. Evaluatie ten opzicht van het globale doel (Ruijssenaars, 2014)
o Voortdurend afwegen van het belang van verandering op korte termijn ten opzichte
van het uiteindelijke doel
,Je globale doel komt uit de diagnostische cyclus (indicatiefase). In behandelingscyclus ga je dan
vervolgens tussendoelen opstellen voor je globale doel. De tussendoelen maken het globale doel
beter behapbaar, het zijn tussenstapjes, een opbouw naar het globale doel. Je kijkt of je
tussendoelen niet in strijd zijn met je globale doel, deze ga je met elkaar vergelijken.
Casus
Alexander is een jongen van 10 jaar die sinds anderhalf jaar naar het speciaal basisonderwijs gaat. Hij
heeft een leesachterstand van meer dan twee jaar op zijn leeftijdsgenoten.
Alexander komt niet verder bij het lezen, ook niet na intensieve begeleiding door de remedial teacher.
Deze is een dag per week op school aanwezig. De remedial teacher geeft aan: "Alexander wil graag
tempo maken met lezen. Dat doet hij met al zijn schoolwerk en is de aard van het beestje.”
Bij het lezen betekent dit dat hij niet de tijd neemt om de woorden die hij niet kent goed en rustig uit
te spreken. Hij leest de woorden of in één keer goed of meteen fout. Dit is al een aantal keren met
hem goed doorgesproken, maar hij lijkt dit niet op te pakken. De remedial teacher vindt het nog
steeds leuk om met Alexander te werken.
De leerkracht van Alexander geeft aan dat het lijkt alsof Alexander de moed heeft opgegeven. Wel is
het zo dat Alexander gemotiveerd wordt door oefeningen met een spelelement. Alexander zegt zelf:
"Lezen interesseert me niet; er zijn wel belangrijkere dingen op de wereld".
Moeder wil graag thuis met Alexander oefenen, maar vindt het moeilijk om rustig te blijven als hij
tijdens het lezen een fout maakt.
Doe alsof jij de behandelaar bent en Alexander bij jou in behandeling komt om zijn leesvaardigheden
te verbeteren. Om je behandeling vorm te geven, stel je een behandelplan op aan de hand van de
behandelingscyclus van Ruijssenaars.
1. Wat is de beginsituatie bij aanvang (de vraag/het probleemgedrag)
o Vraag: leesvaardigheden verbeteren.
o Probleemgedrag:
▪ niveau: “leesachterstand van meer dan twee jaar”
▪ kwaliteit: “bij het lezen betekent het dat hij niet de tijd neemt om woorden
die hij niet kent goed en rustig uit te spreken. Hij leest de woorden of in één
keer goed of meteen fout. Dit is al een aantal keren met hem goed
doorgesproken, maar hij lijkt dit niet op te pakken”
2. Formuleer een globaal doel en beschrijf dit doel zo SMART mogelijk
, o Het globale doel is het verbeteren van de leesvaardigheden van Alexander.
o Niet SMART geformuleerd bijvoorbeeld:
i. Alexander kan beter lezen na 1 week
ii. Alexander is gemotiveerder om te leren
o SMART geformuleerd bijvoorbeeld (blijf realistisch, houd je aan het gebruikelijke):
o Samen met Alexander is besproken, dat hij na tien weken met twee
behandelingen van een half uur per week minimaal 85% van een lijst met 50
één‐, twee‐ of drielettergrepige woorden foutloos leest.
o Samen met Alexander is besproken, dat de leesvaardigheden van Alexander
na 8 maanden met één behandeling van drie kwartier per week verbeterd
zijn en is zijn leesachterstand verkleind tot maximaal anderhalf jaar.
3. VBA: Beschrijf één faciliterende en één belemmerende factor voor de behandeling en
beargumenteer per factor je antwoord (kan zowel kindkenmerk als omgevingskenmerk zijn).
o Faciliterend (succes verhogend), bijvoorbeeld:
▪ Alexander wordt gemotiveerd door oefeningen met een spelelement.
• Dus als je in de behandeling oefeningen met een spelelement
gebruikt, dan zal dat goed zijn voor de motivatie van A en zal de
behandeling waarschijnlijk voorspoediger verlopen (het doel eerder
behaald worden).
o Belemmerend, bijvoorbeeld:
▪ Alexander zegt zelf: "Lezen interesseert me niet”.
• Als lezen hem niet interesseert, zal hij waarschijnlijk minder
gemotiveerd zijn om er hard voor te werken; dit kan leiden tot
minder oefening en zo zal de behandeling waarschijnlijk minder goed
verlopen (het doel minder snel behaald worden).
4. VR: Bereid een trainingssessie voor als onderdeel van de behandeling. Voorspel één (concrete)
reactie van Alexander op jouw handelen in een sessie en beschrijf deze in een zin met de
volgende constructie: “Als ik … …, dan zal Alexander … …”.
o Concrete reactie, bijvoorbeeld: “als ik voordoe hoe je een lang woord als ‘brievenbus’
stukje voor stukje kunt lezen (brie‐ven‐bus) en daarbij bij elk stukje in mijn handen
klap, dan zal Alexander dat bij het woord ‘brievenbus’ goed na kunnen doen (en het
vervolgens ook bij het woord ‘worteltaart’ kunnen doen)”.
5. TB: Beschrijf hoe je gaat bepalen of de voorspelde reactie uitkomt (criterium).
o Criterium om te bepalen of “dan zal Alexander dat bij het woord ‘brievenbus’ goed na
kunnen doen (en het vervolgens ook bij het woord ‘worteltaart’ kunnen doen)”
uitkomt, bijvoorbeeld:
▪ Ik laat Alexander het woord ‘brievenbus’ lezen en ik kijk en luister;
▪ als hij het woord stukje voor stukje leest (brie‐ven‐bus) en bij elk stukje in zijn
handen klapt, dan komt de voorspelde reactie uit
▪ als hij het woord niet stukje voor stukje leest en/ of niet bij elk stukje in zijn
handen klapt, dan komt de voorspelde reactie niet uit
o Ik laat Alexander het woord ‘worteltaart’ lezen en ik kijk en luister;
▪ als hij het woord stukje voor stukje leest (wor‐tel‐taart) en bij elk stukje in zijn
handen klapt, dan komt de voorspelde reactie uit
▪ als hij het woord niet stukje voor stukje leest en/of niet bij elk stukje in zijn
handen klapt, dan komt de voorspelde reactie niet uit)
, 6. EGD: Geef daarna aan of jouw voorspelde reactie wel of niet een stapje is in de richting van
het globale doel (het verbeteren van de leesvaardigheden van Alexander) en beargumenteer
je antwoord.
o Voorspelde reactie: “dan zal Alexander dat bij het woord ‘brievenbus’ goed na
kunnen doen (en het vervolgens ook bij het woord ‘worteltaart’ kunnen doen)”
o Bijvoorbeeld: Dit is wel een stapje in de richting van het globale doel, want als
Alexander weet op welke manier hij een lang woord goed kan lezen, dan leest hij dit
soort woorden vaker goed. Deze strategie kan hij ook uitbreiden naar andere
woorden. Hij zal zo minder leesfouten maken en daarmee beter presteren op
leestoetsen; zo zal zijn leesachterstand verkleinen.
Evalueren van behandelingen
Doel: “establish causal effect of an intervention by discounting extraneous events as competing
explanations” (Wong, 2010)
Kwaliteit van het design bepaalt de geldigheid van de conclusies over de effecten van een
behandeling.
Validiteit: verklaringen voor een bepaald effect:
• Historie
• Meervoudig behandelingseffect: effect komt ook door een behandeling die ervoor is gedaan
• Mutaratie of rijping
• Testing: als je een test vaker afneemt dan wordt een kind er beter in, omdat je de vragen
beter snapt (bv. IQ-test)
• Instrumentatie: meetinstrument mag niet veranderen bij longitunale metingen
• Statistische regressie: nameting is vaak minder extreem dan voormeting (als extreem) door
statistische redenen en dan neem je (onterecht) aan dat het heeft gewerkt
• Integriteit van de behandeling: in hoeverre de behandelaar de behandeling nauwkeurig
afneemt
Single-case designs (Wong, 2010):
1. B Design: Behandeling (posttest design) (wordt nooit gekozen)
o Geen basislijn (baseline, wat voor de behandeling
gemeten wordt), geen follow-up
▪ Je doet alleen een behandeling
o Beperkingen van dit design:
▪ Niet duidelijk of effecten door behandeling
komen (omdat je geen baseline hebt waarmee je
het kunt vergelijken)
▪ Andere verklaringen (bijv. maturatie, testing,
historie, regressie naar het gemiddelde,
spontane remissie)
▪ Niet duidelijk of effecten aanhouden (omdat er geen follow-up is)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SannevandenBoom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.