- Wat doet mensen iets leuk vinden/ kiezen/ kopen?
- Hoe gaat men om met persuasieve invloeden?
- motivatie
- …
Consumer information processing
- informatie overload
- hoe verwerken we stimuli
vroeger: men dacht dat mensen rationeel waren
nu: enkel in uitzonderlijke gevallen handelen we rationeel, ons brein kan dit niet, we moeten filteren
– automatisering van snelle keuzes (ijsberg onder het water) → kan men wel bestuderen
➔ heuristieken (=shortcuts) ontwikkeld waarop we beroep doen
Cialdini: legde de basis op vlak van welke heuristieken we kunnen onderscheiden – 6
1) reciprociteit: men geeft terug wat men krijgt
Bv: wanneer men een muntje geeft (of meerdere), stijgt je tip in een restaurant
2) schaarste: men wilt wat schaars is – voordelen + uniciteit is wel nodig
3) autoriteit: specialisten bv
4) consistentie
5) leuk vinden: men zegt eerder ja tegen mensen die men leuk vindt (gelijkaardig, die goed
samenwerken, die complimenten geven)
6) consensus: wanneer er bv een plakkaat staat dat anderen ook hun handdoeken
herbruikten in het hotel, dan zal je dat ook eerder doen
Onderzoek van Zajonc – Preferences need no inferences: mensen onbewust laten blootstellen aan
stimuli – gebruikte chinese tekens (zijn neutraal als men geen chinees kan) – vraag: welke tekens
vond je mooi → hoe langer men blootgesteld werd aan een bepaald teken, hoe leuker men een
teken vond
➔ later toegepast op reclame: liet mensen krantenartikel lezen, manipuleerde de reclames
tussen de tekst, maar mensen moesten niet op die ads letten → reclame waar men meer aan
blootgesteld werd, werd leuker gevonden = mere exposure effect
Von Restorff effect
= isolatie effect: wanneer er verschillenden homogene stimuli worden gepresenteerd, zal de ene
stimulus die anders is eerder onthouden worden
1
,LES 2: INFORMATION PROCESSING
Oude manier van denken,
We kunnen echter niet elke stimulus verwerken, kan ons brein niet
Depletion = wanneer de ‘mental muscle’ vermoeid geraakt
Oplossing: shortcuts
Bv: keuzes maken tussen de producten in de supermarkt
Experiment: wanneer men naar de supermarkt gaat met versus zonder lijst met bijbehorende
merken die men zal kopen:
Verwachting: wanneer er geen merk bijstaat: meer depletion, vermoeidere breinspier, meer
aangetrokken tot de kleine koopjes aan de kassa
Resultaat: verwachting werd bevestigd
Regulatory focus theory (Higgins)
Onderscheidt 2 soorten doelen:
- doelen met preventie focus: dingen die we willen ontwijken, ongewilde dingen
- doelen met promotie focus: dingen die we willen bereiken
➔ deze 2 doelen kan je gebruiken in je reclame
- preventie focus: iets negatief tonen waarbij je product de oplossing biedt
bv: foto van cellulitis → creme die dit zou oplossen
- promotie focus: iets positief tonen en zeggen dat je dit ook kan bereiken door het gebruik
van je product
MAAR kan ook een individuele factor zijn: als individu zijn we meer op 1 van de 2 doelen gefocust
bv: reclame voor zonnecreme: mensen met promotie focus: “zonnecreme houdt je huid gezond”
→ preventie focus: “zonnecreme voorkomt kanker”
Stemming (mood)
Hoe veel variëteit willen we
Bv: in een supermarkt, hoe waarschijnlijk is het dat je steeds bij dezelfde smaak/ merk van iets zult
blijven
➔ stemming zal dit beïnvloeden: wanneer je slecht gezind bent, dan let je op andere dingen
dan wanneer je goed gezind bent
2
, - slechtgezind: je blijft bij de standaard (bv: paprika en zout chips)
- goedgezind: meer kans dat je iets nieuws zult proberen = varietyseeking
+ meer open om nieuwe dingen te leren over een merk + onthouden dit ook beter
Social influence
de rol van anderen en hoe deze je consumentengedrag kunnen beïnvloeden
Milgrim experiment: wanneer voetgangers 1 persoon zagen kijken/wijzen naar iets, keek 40% ook.
Wanneer 15 personen keken/wezen, werd dit 85%.
Toegepast op producten: wanneer erop staat ‘door iedereen geapprecieerd over de hele wereld’,
dan zijn we zelf ook meer geneigd om dat product te kopen
Influencers: adverteerders zagen al snel de mogelijkheden hiervan
Individuele verschillen
- sociodemografisch: leeftijd, geslacht, …
- gedragspatronen: bv op dieet zijn en hoe dit hun gedrag beïnvloed
(mensen die op dieet zijn, zijn meer ‘depleted’: omdat jet veel nadenkt over wat je eet)
- persoonlijkheidstrekken: cacioppo & petty; tekst higgins, big 5
modererend effect van individuele verschillen: de relatie tussen een afhankelijke en de
onafhankelijke veranderd door de moderator
Persoonlijkheidstrekken:
Need for cognition (petty & Cacioppo, 1982)
Mensen verschillen in ‘need for cognition’: sommige mensen vinden het leuker om over dingen na te
denken
➔ mensen met hoge ‘need for cognition’ → hogere uitwerking van berichtinhoud (bv op een
reclame)
Biometrische variabelen: dingen die je niet kunt veranderen
bv: vingerafdruk, 2D:4D: lengte ratio van vingers: langere ringvinger – mannelijk (meer testosteron) –
hieraan zijn ook verschillende gedragskenmerken te linken
2D:4D in verband met Covid-19: mannen met minder testosterone – gelinkt aan dood door covid
3
, Consumer information processing
Blootstelling aan een stimulus → ??? → output
Attitudes
Uni-dimensionele visie = expressie van passie/haat/attractie/leuk vinden/ niet leuk vinden van iets
Tripartite theorie = attitude valt uiteen in affectieve (voelen) + cognitieve (denken) + gedrags- (doen)
dimensie
Attitude → gedrag of gedrag → attitude?
Attitudeformatie
a) Direct:
- klassieke conditionering (zie verder)
- operante conditionering: straf (+ reinforcement) & beloning (- reinforcement) denken (als je
iets doet en je krijgt een goede uitkomst → + attitude → zal het vaker doen
bv: je koopt nieuws shampoo, je krijgt een compliment dat je haar mooi glanst, wanneer de
fles op is nog eens dezelfde shampoo kopen
- mere exposure (zie les 1: Zajonc)
b) Indirect:
- overtuigingen: attitudes = een functie van overtuigingen & de waarden/evaluaties die
geassocieerd worden met die overtuigingen (Fishbein)
➔ attitude-belief-model = som van al je overtuigingen en de evaluatie van die overtuigingen
waarde: hoe belangrijk je het aspect vindt
hoe goed de 2 auto’s erop scoren
formule toepassen
de auto met de hoogste score wordt gekozen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellavandenbosch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.20. You're not tied to anything after your purchase.