Samenvatting van het onderwerp mobiliteit van economie. Het bevat alle stof van LWEO economie het mobiliteit boekje. Ik heb zelf hiervoor een hoog cijfer gehaald in de toetsweek. In de samenvatting staan niet alleen begrippen, maar ook uitleg. Ook zitten er afbeeldingen in, die het nog duidelijker ...
Economie samenvatting: mobiliteit
Hoofdstuk 1: schaarste en ruil
Mobiliteit= bewegelijkheid (afstanden afleggen)
Uitleggen wat de economische invalshoek is bij het bestuderen van menselijk gedrag
Door de groei van de mobiliteit kan de arbeidsproductiviteit groeien.
Levensbehoeften= behoeften die iedereen nodig hebt (voedsel, onderdak, kleding).
Absolute en relatieve schaarste onderscheiden
Mensen hebben oneindig veel behoeften maar de middelen zijn beperkt.
Schaarste= de spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen
Absolute schaarste= als er een tekort is aan een goed (voedselschaarste bij een hongersnood)
Relatieve schaarste= als er middelen opgeofferd moeten worden om een goed te maken
Om de schaarste te verminderen worden er goederen en diensten geproduceerd.
Stoffelijke goederen= goederen die je kan aanraken (telefoon)
Onstoffelijke goederen= goederen die je niet kan aanraken (vakantiereizen)
Vrije goederen= als het niet schaars is en er geen offers voor nodig zijn (de zon, lucht)
De kenmerken noemen van een economische keuze:
De middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden ingezet
deze middelen zijn alternatief aanwendbaar
Bij het kiezen van een product of dienst kijk je waar de laagste opofferingskosten zijn.
Arbeidsdeling= efficiënter om het arbeidsproces te verdelen in afzonderlijke taken
mensen specialiseren zich op 1 activiteit waar ze dan beter in worden.
Arbeidsdeling en specialisatie zorgt voor verschillende beroepen
Ruil= om ieder in zijn verschillende behoeften te voorzien, moet er geruild worden.
Beide partijen moeten bij een ruil er beter van worden (win-winsituatie)
Directe ruil/ ruil in natura= de ruil van goederen tegen goederen.
Zorgt voor veel inspanning: koper zoeken, onderhandelen prijs, zoektijd
Beschrijven welke invloed de ontwikkeling van de ruil in de loop der tijd heeft op transactiekosten.
Transactiekosten= alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen.
Indirecte ruil= de ruil van goederen en diensten voor een ruilmiddel (nu geld, vroeger zout)
Ruilmiddel= een goed wat iedereen wilt hebben en waarmee je kan ruilen (nu geld)
Giraal geld= geld op de bankrekening
Chartaal geld= geld in vorm van biljetten en munten
Drie functies van geld onderscheiden en herkennen
Vaststellen welke kosten transactiekosten zijn
,3 functies van geld:
1. Ruilmiddel/ betaalmiddel om goederen mee te ruilen/ goederen mee te kopen
2. Rekenmiddel de waarde van producten drukken we in geld uit.
3. Spaarmiddel als er een deel van het inkomen niet wordt gebruikt, maar wordt gespaard.
Onderscheiden of economische activiteiten horen tot de marktsector of de niet-marktsector
Onderscheiden of economische activiteiten horen tot het formele sector of het informele sector.
Ruil vindt plaats op een markt hier worden producten aangeboden door de producten (verkoper)
en gevraagd door de consument (koper)
Markten zorgen ervoor dat producten terecht komen waar behoefte is aan die producten.
Op de markt wordt de prijs bepaald door vraag en aanbod
Feitelijke transactie= geld wordt als ruilmiddel gebruikt
Niet-formele sector/ zwarte circuit= transacties die worden verzwegen voor de belastingdienst
waardoor de productie van deze goederen/diensten niet wordt geregistreerd.
Hoort bij de informele economie
Formele sector/ witte circuit= opgegeven transacties aan de belastingdienst.
Niet-marktsector= activiteiten waar geen marktprijs wordt bepaald en de prijs niet wordt bepaald
door vraag en aanbod.
Onderwijs, ziekenhuizen, overheid
Deze activiteiten worden geregistreerd en zijn dus deel van de formele sector.
Grijze circuit= een deel van de activiteiten van de niet-marktsector worden niet-geregistreerd.
Horen bij de informele economie
Bijv. wassen auto voor rijlessen
, Hoofdstuk 2: ruiltransacties en welvaart
Met een kosten-batenanalyse uitleggen wat het effect van een ruiltransactie is op de welvaart.
Betalingsbereidheid= het bedrag dat je maximaal bereid bent om te betalen voor een product.
Kosten= de waarde van de opgeofferde schaarse middelen
Baten= het tegenovergestelde van kosten, wat levert het op, behoeftebevrediging
Kosten-batenanalyse= bij een economische keuze worden de kosten en baten tegen elkaar
afgewogen
Bij investeringen liggen kosten meestal in het heden en baten in de toekomst.
Er wordt gekeken of de baten van de investering opwegen tegen de kosten.
Uitleggen wanneer er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie.
Om te bepalen of een economie een maximale welvaart bereikt Pareto
De totale welvaart is Pareto-efficiënt/ Pareto-optimaal als de welvaart van 1 persoon niet
kan toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt.
Als de winst van iemand omhoog gaat met verlies van wint van iemand anders de oorspronkelijke
verdeling van de prijzen is Pareto-efficiënt.
Nivellering= het gelijktrekken van de inkomens door ingrijpen van de overheid (gelijk maken)
Denivellering= toenemen van verschillen (ongelijk maken)
Kritiek op de welvaartstheorie beschrijven
Volgens de welvaartstheorie ontstaat welvaart als gevolg van een ruiltransactiekosten.
Veel kritiek op deze kijk op het ontstaan van welvaart:
- De welvaartstheorie kijkt uitsluitend naar ruiltransacties in de formele economie
- Activiteiten in de informele sector worden niet meegeteld (verbouwen eigen groente)
- Geen rekening gehouden met schade in het milieu
Met behulp van het begrip betalingsbereidheid het consumentensurplus bepalen bij een ruiltransactie
Het consumentensurplus in een grafiek met een vraaglijn en aanbodlijn aangeven en berekenen.
Ruilen kan de koper en de verkoper een voordeel opleveren
Individuele consumentensurplus= het verschil tussen het bedrag dat een koper maximaal bereid is
te betalen en de prijs die hij in werkelijkheid betaalt.
Bij het uitbrengen van een bod maakt de bieder een afweging tussen kosten en baten.
Baten: de waarde van het bezit/ betalingsbereidheid
Kosten: het bedrag wat je voor het product betaalt.
Individuele consumentensurplus: het verschil tussen deze twee/ het voordeel
- voordeel: baten – kosten
Met behulp van het begrip leveringsbereidheid het producentensurplus bepalen bij een ruiltransactie
Het producentensurplus in een grafiek met een vraaglijn en aanbodlijn aangeven en berekenen.
Leveringsbereidheid= de laagste prijs waarvoor een aanbieder zijn product wil verkopen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Birgittimmerman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.