Volledige samenvatting van Organisatie v/d gezondheidszorg (Boot, druk 4).
76 views 5 purchases
Course
Organisatie van de gezondheidszorg
Institution
Organisatie Van De Gezondheidszorg
Book
Organisatie van de gezondheidszorg
Het betreft een uitgebreide samenvatting van alle hoofdstukken, waarbij ook de informatieboxen en belangrijke schema's zijn verwerkt. Een goede basis voor een tentamen. Met behulp van deze samenvatting heb ik mijn examen behaald met beoordeling 'Uitstekend'!
Samenvatting Organisatie van de gezondheidszorg – J.M.D. Boot (4e druk)
Samenvatting Organisatie van de gezondheidszorg – J.M.D. Boot (4 e druk)...............................................................................0
Hoofdstuk 1: Ziekte en gezondheid.......................................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Beroepen in de Gezondheidszorg........................................................................................................................ 3
Hoofdstuk 3: Indeling en ordening van zorgvoorzieningen........................................................................................................ 5
Hoofdstuk 4: Preventie en publieke gezondheidszorg............................................................................................................. 11
Hoofdstuk 5: Marktwerking, financiering en kosten van de zorg............................................................................................. 17
Hoofdstuk 6: Patiëntenorganisaties en patiëntenrechten....................................................................................................... 21
Hoofdstuk 7: Kwaliteit van zorg en gezondheidszorg.............................................................................................................. 25
Hoofdstuk 8: Bedrijfsgezondheidszorg................................................................................................................................... 30
,Hoofdstuk 1: Ziekte en gezondheid
1.1 Definities, benaderingen en modellen
Ziekte kan omschreven worden als een medisch-biologische afwijking: de aanwezigheid van een ontsteking, virus of handicap.
Het onderscheid is dan medisch, objectief vast te stellen. Een uitzondering hiervan is de geestelijke gezondheid, omdat het gaat
over afwijkingen in het normale functioneren van mensen en daarvoor is geen objectieve maatstaf. Voor geestesziekten bestaat
de Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Dit is de internationale standaard in de psychodiagnostiek.
Patiënten met vergelijkbare symptomen krijgen vergelijkbare diagnoses.
De biologische psychiatrie is in opkomst, waarbij de oorzaak in de hersenen wordt gezocht. Echter uit een geestesziekte zich
voornamelijk in gedrag, waardoor a.d.h.v. psychiatrische diagnoses gedragingen van een medisch etiket kunnen voorzien
(medicalisering).
Tegenover het biologische model staat het determinantenmodel van gezondheid, die ook rekening houdt met de sociale en
fysieke omgeving. Daarom is het ook een preventief model, omdat het aangrijpingspunten biedt om ziekte in de bevolking te
voorkomen. Het gezondheidsbeleid is overheidsbeleid buiten de gezondheidszorg om (zie hoofdstuk 4). Invloeden op gezondheid
zijn:
- Biologische factoren: erfelijke factoren, veroudering, sekse.
- Omgeving: Sociaal (naasten, sociale cohesie, voorzieningen) en fysiek (natuur en milieu, verkeer, huisvesting).
- Zorgvoorzieningen: Welke en hoeveel zijn er? Was is de kwaliteit? Zijn ze betaalbaar, beschikbaar, toegankelijk?
- Leefstijl/risicogedrag: bewegen, roken, alcohol, veilig vrijen, ontspannen, voeding.
Gezondheid staat voor meer dan afwezigheid van ziekte. Het kan in drie dimensies onderscheiden worden:
1. Lichamelijke gezondheid: het ontbreken van lichaamsstoornissen en lichaamsbeperkingen.
2. Psychische gezondheid: Oriëntatievermogen van tijd, plaats en persoon (bv dementie). Aanwezigheid van korte- en
langetermijngeheugen. Afwezigheid van angst en stress.
3. Sociale gezondheid: participatie en functioneren in de samenleving. Zelfstandigheid en zelfredzaamheid gelden in de
ouderenzorg, gehandicaptenzorg en gezondheidszorg.
De Wereldhandelsorganisatie (WHO) heeft sinds 1948 een definitie voor
gezondheid. Deze luidt: ‘Een toestand van volledig lichamelijk, psychisch en
sociaal welbevinden.’ Deze is echter niet of nauwelijks haalbaar, omdat het
volgens deze definitie statisch is. Daarom is sinds een paar jaar een nieuwe
definitie in omloop, ‘positieve gezondheid,’ zodat mensen gezond kunnen zijn
naast het hebben van een ziekte. Hier komt het ziektemodel van disease,
illness en sickness uit voort dat zes dimensies onderscheid:
1. Onopgemerkte ziekte die wel medisch-biologisch aanwezig is.
2. Klachten die vaker voorkomen, waarbij men zich nog wel gezond bij
gedraagt.
3. Men gedraagt zich als zieke maar heeft geen klachten of afwijkingen.
4. Wel klachten, maar geen medisch-biologische ziekte vastgesteld.
5. Patiënt heeft een ziekte, gedraagt zich ernaar maar ervaart niet
daadwerkelijk de klachten.
6. Iemand voelt zich ziek en is dat ook maar gedraagt zich er niet naar.
7. Modelpatiënt. Ervaart klachten, gedraagt zich ernaar en heeft een
medische diagnose.
Door de nieuwe gezondheidsdefinitie komt de verantwoordelijkheid voor gezondheid uitsluitend bij de patiënt te liggen. Dit sluit
aan bij de opvatting dat mensen zelf een actieve rol moeten en kunnen spelen t.a.v. hun gezondheid en zorg. Zelfmanagement is
het vermogen van mensen om zo goed mogelijk om te gaan met de verschillende aspecten en consequenties van het leven met
een chronische aandoening.
Het aantal modelpatiënten neemt af. Vaak is er geen goede medisch-biologische diagnose voor de klachten of problemen.
Patiënten zoeken daarom naar een andere oplossing, bijvoorbeeld in de vorm van alternatieve geneeswijze. Dit is in de
afgelopen jaren sterk toegenomen. Complementaire geneeswijzen zijn aanvullend op de reguliere geneeskunde, maar worden
niet onderwezen aan Nederlandse universiteiten en hogescholen. Alternatieve geneeswijzen kunnen volgens hun eigen oordeel
vervangend zijn voor de reguliere westerse geneeskunde. Internationaal gelden ook ‘traditionele geneeswijzen’, die wortelen in
een cultuur en vaak een sterk spirituele component hebben.
De reguliere geneeskunde is in sterke mate gericht op de zichtbare, concrete ziekteverschijnselen die betrekking hebben op een
deel van het menselijk functioneren. Hierbij wordt vaak uitgegaan van rechtlijnige relaties tussen oorzaak en gevolg en
objectieve meetprocedures, waarbij de therapie wordt opgelegd aan de patiënt. In de alternatieve geneeswijzen wordt gebruik
gemaakt van een holistische benadering, waarbij ze kijken naar de betekenis aan het grotere en voor ieder individu uniek
verband waarbinnen iets optreed. Patiënt en arts zoeken daarbij samen naar de diagnose en therapie die passend is. Hierbij
wordt gestreefd naar individualisering van diagnostiek en behandeling.
1
,1.2 Gezondheid en ziekte in Nederland
De levensverwachting neemt toe. De verwachting in 2015 was voor vrouwen 83,1 jaar en voor mannen 79,9 jaar. Dit is
gemiddeld vergeleken met de andere Europese landen. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn relatief klein. Er is meer
verschil in de gezondheidstoestand van allochtonen en autochtonen en naar sociaaleconomische status (opleiding, inkomen en
beroepsniveau).
Ervaren gezondheid is de algemene maat voor kwaliteit van leven. Tot 64 jaar leven mannen en vrouwen in een goed ervaren
gezondheid. Voor chronisch zieken is de leeftijdsgrens waarop men gemiddelde gezondheid goed ervaart voor mannen tot 48 en
voor vrouwen tot 42 jaar. Het verschil in de wijze waarop mannen en vrouwen hun gezondheid beoordelen is niet eenduidig te
verklaren. Het kan liggen aan objectieve gezondheidsverschillen, verband houden met leefstijl en arbeidsparticipatie of hoe ze
tot een oordeel komen.
Nederlanders zullen tot een steeds hogere leeftijd vrij zijn van lichamelijke beperkingen. Vooral vanaf het zestigste levensjaar
neemt de vraag naar zorg flink toe en mede door de toenemende vergrijzing zal het aantal chronische zieken flink stijgen. Ruim
een kwart van de Nederlandse bevolking is chronisch ziek (zoals diabetes, osteoporose en COPD), maar niet iedere chronisch
zieke voelt zich altijd ziek. Vaak is de oorzaak van een chronische ziekte niet goed vast te stellen, waardoor de behandelmethode
ook niet altijd optimaal is. Deze groep zijn grootgebruikers van de gezondheidszorg.
Chronisch zieken zijn niet als een homogene categorie in de bevolking te beschouwen, omdat het verschilt qua tijdsduur,
oorzaak en gevolgen. Chronische ziekten worden omschreven als onomkeerbare aandoeningen zonder uitzicht op volledig
herstel en met een gemiddeld lange levensduur. De scheidslijn tussen chronisch zieken en gehandicapten is moeilijk vast te
stellen. Veel zullen ook gehandicapt zijn, maar niet allemaal en daarnaast moet er onderscheid zijn tussen somatische en
psychiatrische chronische patiënten.
Ondanks de vergrijzing meldt het RIVM in 2018 een trendscenario dat wij ons in 2040 even gezond zullen voelen als nu.
2
, Hoofdstuk 2: Beroepen in de Gezondheidszorg
2.1 Professies en beroepsorganisaties
De eerste wettelijke regeling tussen artsen begon in 1865 als de Wet op uitoefening van de geneeskunst (WUG). Ook was er de
Medische Tuchtwet in 1928. Deze twee wetten waren vooral op de relatie tussen artsen, tandartsen, apothekers en
verloskundigen van toepassing. Een eeuw later (1963) kwam er een wet voor paramedici. Deze wet heette de Wet op de
paramedische beroepen. Voorbeelden van paramedici zijn: fysiotherapie, logopedie, psychiatrie etc. Deze drie wetten zijn in
1997 vervangen tot de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de wet BIG). In deze wet wordt het tuchtrecht
opnieuw geregeld voor alle beroepen in de gezondheidszorg. De BIG wet houdt vooral in dat niet iedereen zich zomaar arts of
paramedicus kan noemen en dat aan de titel ook bepaalde waarden, normen en beroepscodes vastzitten. Om deze
beroepscodes, normen en waarden allemaal te controleren zijn er beroepsverenigingen. Wanneer een arts of paramedicus zich
daarbij aansluit, stemt hij in met de eisen die er aan zijn beroep vast zitten. Zo kan een patiënt checken of zijn arts/paramedicus
ingeschreven staat bij een beroepsvereniging. Voorbeelden van beroepsverenigingen zijn; Koninklijke Nederlandse Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), Nederlands
Instituut van Psychologen (NIP).
2.2 Artsen, tandartsen, apothekers en verloskundigen
Het aantal artsen neemt sterk toe in Nederland. Er zijn heel wat meer artsen dan tandartsen, apothekers en verloskundigen.
Huisartsen worden ook wel poortwachters genoemd. Dit omdat de huisarts de eerste stappen in de zorgverlening zet.
Huisartsen leveren niet alleen diagnoses en behandelingen, ook zorgen ze voor preventieve of langdurige zorg. Een uitzondering
hiervan is de behandeling van het gebit. Tandartsen hebben de verantwoordelijkheid voor een goede kwaliteit van spreken,
kauwen, lachen en kussen, maar ook de schoonheid van het geheel. Een gedifferentieerde tandarts is een tandarts die zich richt
op een specifiek deel van de tandheelkunde.
De apotheker is sinds 2007 een zorgverlener geworden. Ze leveren wettelijk een geneeskundige behandeling. De taken van een
apotheker zijn geneesmiddelenvoorziening, advies geven aan patiënt, zorgverlener en zorginstelling, en het begeleiden van het
gebruik van geneesmiddelen.
Onder verloskundige zorg wordt zorg verstaan die plaatsvindt vanaf het begin van de zwangerschap tot en met de bevalling en
het kraambed. Na de bevalling begeleidt de kraamzorg.
2.3 Psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen en creatief therapeuten.
Voor psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen geldt een registratie op de Wet BIG. Een psychotherapeut verleent
psychologische hulp met toepassing van psychotherapeutische behandelmethodes. De gezondheidszorgpsycholoog is werkzaam
in alle sectoren van de gezondheidszorg. Daar behandelt hij psychische stoornissen, problemen in de levenssfeer, en de
psychische aspecten die samengaan met lichamelijke ziekte, invaliditeit, en handicap. De eerstelijnspsycholoog is een
gezondheidszorgpsycholoog die eerstelijnszorg verleent in nauwe samenwerking met de huisarts. De eerstelijnspsycholoog doet
kortdurende behandelingen.
Psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen behoren tot de beroepen in de GGZ (geestelijke gezondheidszorg), waartoe
ook pedagogen en gezondheidsdeskundigen behoren.
Creatief therapeuten behandelen mensen met psychosociale problemen en/of psychiatrische stoornissen waarbij ze gebruik
maken van beeldende, dans-, drama-, muzikale of psychomotorische interventies.
2.4 Paramedische beroepen
Paramedici vormen na artsen en verplegenden & verzorgden de derde grote groep professionals in de zorg. Paramedische
beroepsgroepen onderscheiden 12 beroepsgroepen:
1. Fysiotherapeuten: fysio gaat over het menselijk bewegingsapparaat die belemmert worden bij het bewegen. Dit is met
ongeveer 50% de grootste groep. Er zijn veel verschillende fysiotherapeuten: manueel therapeut (wervelkolom en
gewrichten in armen en benen), oedeemfysio ((lym)oedeem, oftewel ophoping van vocht), bekkenfysio (lage rug, bekken,
buik, bekkenbodem), kinderfysio (0-16 jaar met achterstand in motorisch functioneren), geriatrisch fysio (ouderen waarbij
beweeglijkheid afneemt), arbeid en sportfysio’s.
2. Oefentherapeuten (Cesar en Mensendieck): oefentherapie Cesar of Mensendieck zijn behandelmethodes in houding en
beweging. Hierin zijn 2 specialisaties; kinderoefentherapie en psychosomatische oefentherapie. Doelgroepen: sporters,
dansers, zwangeren etc.
3. Podotherapeuten: Podotherapie behandelt voetklachten. Hierbij moet worden gedacht aan voetproblemen, stand
afwijkingen van tenen/nagels, overbelasting klachten, sportblessures, klachten bij suikerziekte en reuma.
4. Ergotherapeuten: Ergotherapie lost problemen op bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Boodschappen, douchen,
tuinieren enz.
5. Logopedisten: Logopedie houdt zich bezig met spraak- en taalontwikkelingen en spraakstoornissen en problemen met
slikken bij jonge kinderen, bij ouderen of na neurologische aandoening. Logopedisten zijn bijna alleen maar vrouw en de
logopedie kent geen beroepsvarianten.
6. Diëtisten: diëtist is een specialist in voeding en diëten. Naast intramuraal, ook in het bedrijfsleven (voedingsindustrie en
farmaciebedrijven), of in onderwijs en onderzoek.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stijn545. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.02. You're not tied to anything after your purchase.