Aantekeningen collegereeks Nederlandse geschiedenis
36 views 4 purchases
Course
Nederlandse Geschiedenis (LETGESB110)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Aantekeningen komen uit , maar de cursus is vrijwel onveranderd gebleven
Onderverdeeld in drie tijdvakken: oudheid + middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd
2018-2019 | Radboud Universiteit
Cursus Nederlandse Geschiedenis
Oudheid (3000 v. Chr. – 500 n. Chr.) en Middeleeuwen (500 n. Chr. – 1500)
Hoorcollege 1 – Identiteit, presentisme en canonvorming
- Nederlandse identiteit
Identiteit is voor de mensheid ontzettend belangrijk. Er wordt veel onderzoek gedaan naar hoe
identiteit wordt gebouwd, waarom, door wie etc. Identiteit verandert constant en wordt
voortgebouwd. Identiteit gaat om groepsgevoel: iedereen hoort bij verschillende groepen/groepjes.
De belangrijkste groepen zijn de nationale groep en de individuele groep.
In 1983 schreef Benedict Anderson het boek Imagined Communities. Daarin beschrijft hij nationale
identiteit (nationalisme = het verbonden voelen met de groep van je natie). Deze zijn verbeeld
(“imagined”) omdat de groep zo groot is dat je nooit alle andere leden zult kunnen leren kennen. In
principe zijn alle gemeenschappen die groter zijn dan enkele families (prehistorie) tegenwoordig
verbeeld. Mensen in een gemeenschap voelen zich met elkaar verbonden, ondanks dat er onderlinge
verschillen en ongelijkheid zijn. Om deze verbondenheid vorm te geven gebruikt men symbolen
(kaas, Willem van Oranje, Sinterklaas etc). In een verbeelde gemeenschap zijn symbolen nodig om
mensen met elkaar te verbinden. Deze symbolen zijn voor mensen die niet bij de groep horen vaak
onduidelijk of zelfs onbekend (frikandellen, kroketten etc).
Bij groepsvorming hoort integratie (je verbonden voelen met elkaar), maar ook mensen uitsluiten. De
Ander (“the Other”) is degene die niet bij de groep hoort. Othering is bepaalde personen de Ander
maken of benadrukken dat iemand de Ander is.
- Nederlandse identiteit en Nederlandse geschiedenis
De gezamenlijke geschiedenis is een heel krachtig symbool om mensen te verbinden en een groep te
vormen.
In het regeerakkoord van kabinet Rutte III staat dat de gedeelde geschiedenis en onze waarden en
vrijheden ons maken tot wie we zijn. De relatie tussen deze 2 zaken wordt niet uitgelegd. Deze
waarden en normen zijn op een bepaald moment in de geschiedenis opgekomen, maar wanneer was
dat dan? Gelijkheid tussen man en vrouw is nu een norm, maar dat is niet al sinds de Akte van
Verlatinghe, dus wanneer begint de Nederlandse geschiedenis eigenlijk? Zijn deze waarden en
normen wel typisch Nederlands? In andere landen is gelijkheid ook een belangrijke norm. Alle
waarden en normen van Nederland ontwikkelden zich ook in andere landen in die tijd. Om deze
redenen is het stuk uit het regeerakkoord dus raadselachtig: het is niet duidelijk welke geschiedenis
bedoeld wordt en de waarden en normen die ons tot Nederlander maken, zijn niet alleen
Nederlands.
De geschiedenis van symbolen is vaak minder oud dan we denken. Wij als mensen zijn geneigd om
dingen die heel oud zijn meer autoriteit te geven. Als iets heel oud is, geven we er meer belang aan.
Dus hoe langer de geschiedenis van iets is, hoe belangrijker voor ons. Veel symbolen die ons
verbinden zijn niet zo oud als we denken. Zwarte Piet bijvoorbeeld, is niet eeuwenoud, zoals velen
denken. In 1850 is Zwarte Piet voor het eerst gesignaleerd, terwijl het voor veel voorstanders een
argument is dat het al héél oud is. Een lange geschiedenis is voor mensen dus een goed argument.
,In 1983 schreef Eric Hobsbawm het boek Invention of Tradition, een boek over de uitvinding van
traditie. Daarin schrijft hij dat bepaalde symbolen uit het verleden (traditie) die gebruikt worden om
ons te verbinden, minder oud zijn dan we denken. De Schotse kilt bijvoorbeeld, wordt wel al heel
lang gedragen, maar clans hadden pas vanaf 1815 hun eigen patroon, terwijl er wel over wordt
gesproken alsof het al een eeuwenoude traditie is. Er is dus altijd wel een basis, maar die wordt vaak
ouder gemaakt en aangedikt; zo ontstaan tradities. Door te verwijzen naar een ver verleden wordt
een nationale identiteit geschapen. Deze identiteit bevordert de nationale eenheid of legitimeert het
bestaan van bepaalde instituties of culturele gebruiken.
- Presentisme
Presentisme is een bepaalde vorm van geschiedschrijving om met de waarden van nu naar de
geschiedenis te kijken. Presentisme is ook het besef bij iedereen dat ideeën, noties en behoeftes van
nu een weerslag hebben op hoe er naar de geschiedenis wordt gekeken. Onze oordelen over
geschiedenis worden gekleurd dooor het nu. De manier waarop naar de geschiedenis wordt gekeken
is tijd- en plaatsgebonden.
Het kabinet wil de identiteit versterken door te investeren in de Nederlandse geschiedenis, wat
volgens hen belangrijk is voor nu (presentisme).
Een “black armband view of history” is een manier om naar je nationale geschiedenis te kijken. Het is
vooral een treurige en rouwende kijk waarbij je niet trots bent op je nationale geschiedenis.
Een “white blindfold view of history” is de manier van kijken naar je naitonale geschiedenis op een
hele positieve manier, misschien zelfs te positief. Je wilt de slechte dingen ontkennen en alleen de
goede dingen laten zien.
De manier waarop wordt gekeken wordt niet bepaald door de geschiedenis, maar door de manier
van hoe er wordt gekeken naar de geschiedenis, beïnvloed door hoe de samenleving er nu uitziet en
er nu naar kijkt.
Presentisme kleurt hoe geschiedenis wordt geschreven en in welke context. Wij weten bijvoorbeeld
weinig over de geschiedenis van België omdat het nu niet meer bij ons land hoort, terwijl het dat wel
lang heeft gedaan.
- Canonvorming
Canonvorming is het benaderen van de geschiedenis in een aantal vensters, omdat mensen een
vaststaand gegeven willen. Echter, dit gegeven staat helemaal niet vast omdat onze waarden vaak
veranderen (presentisme). Canonvorming is dus een subjectief verschijnsel: wat is wel en wat is niet
belangrijk?
Aan canonvorming zitten enkele risico’s.
1. Het riekt naar bruikbare of officiële geschiedenis.
2. Bepaalde (bevolkings)groepen worden uitgesloten, zoals bijvoorbeeld de Belgen. Dit uitsluiten
wordt wel vaak met opzet gedaan.
3. Er is sprake van etnocentrisme. Voor kinderen met een migratie-achtergrond is het misschien
helemaal niet hun geschiedenis. Er is ook al heel snel sprake van etnocentrisme. Als de Nederlandse
geschiedenis bijvoorbeeld bij de prehistorie start, worden er heel veel groepen buitengesloten. Vaak
,is er een eenzijdige blik op de geschiedenis mede door de canon, zoals bijvoorbeeld Balkenende die
het over VOC-mentaliteit had.
4. Met de canon wordt beweerd dat er een logisch verloop zit in de geschiedenis en dat alles leidt
naar een bepaald doel. Dit is natuurlijk niet waar, omdat men van te voren niet weet tot wat iets
uitloopt. Veel gebeurtenissen in de geschiedenis zijn zelfs toeval geweest. Omdat er in de canon geen
aandacht gaat naar het feit dat veel dingen toevallig gebeurden, spreken we van contingentie (=
toevalligheden kunnen dingen veranderen, tegenovergestelde van noodzakelijkheid).
5. Er wordt in de canon vooral op één gebied gefocust, namelijk Holland:
monocentrisch/Hollandocentrisme. Daardoor gaat men zich afvragen of er wel een gedeelde
geschiedenis is, en zo ja, vanaf wanneer? Tijdens de Gouden Eeuw bijvoorbeeld, was er maar een
klein deel welvarend. Je hebt dan de geschiedenis van Holland en de geschiedenis van de andere
gewesten.
6. Er is sprake van eenzijdige interesse. Er wordt in de canon vooral gefocust op politieke
geschiedenis en de focus ligt dan vooral op de grote mannen.
7. Er wordt gesuggereerd dat er maar één verhaal is, terwijl dat niet het geval is. Bij veel
gebeurtenissen waren er meerdere verhalen, maar in de canon staat vaak alleen het verhaal van
Holland.
Hoorcollege 2 – Bataven en de Bataafse mythe
- De Lage Landen (circa 50 n. Chr.)
Rond 50 n. Chr. gingen mensen in hoger gelegen gebieden wonen, zoals duinen en zelfgemaakte
verhogingen in Friesland, omdat de Lage Landen een nat en moerassig landschap was. Het water was
wel heel handig voor transport: rivieren waren geen grenzen, maar snelwegen die goed verbonden
waren met andere Europese landen.
Men leefde van de landbouw en veeteelt, en de bevolking groeide snel. Het is onduidelijk hoe men
met elkaar verbonden was (familie, stammen, nederzettingen?).
Er was sprake van een hiërarchie (stamhoofden, koningen of leiders?). Dat weten we doordat er
koningsgraven zijn gevonden.
In de Lage Landen was een verdeling tussen noord en zuid: in het zuiden sprak men een Keltische
taal, in het noorden een Germaanse taal. We weten niet of dat betekent dat ze een volstrekt andere
cultuur hadden (godsdienst, denkbeelden).
De Kelten hadden verschillende culturen. Tussen de 8 e en 6e eeuw v. Chr. de Hallstatt-cultuur. Dit was
voor de kunst de geometrische periode. Later (6 e / 5e eeuw v. Chr.) kwam de La Tène-cultuur op. Dit
bleef een dominante cultuur van Keltisch sprekende volkeren.
Een belangrijk Keltisch sprekend volk was het Gallische volk. De Galliërs werden echter
geromaniseerd, grotendeels door Julius Caesar, van de 1 e eeuw v. Chr. tot de 1e eeuw n. Chr. De
Romeinen wilden namelijk Keltisch sprekende volkeren onder de duim houden. Langzaam werd het
Romeinse Rijk uitgebreid en uiteindelijk kwamen de Romeinen in Nederlands grondgebied.
Alle kennis die we hebben over de Keltische en Gallische volkeren, hebben we door de etnografieën
(beschrijving van een volk) van Julius Caesar verworven. Zelf hebben de stammen niets geschreven
en weinig achtergelaten, waardoor we niet weten of alle informatie die we hebben betrouwbaar is.
Romeinen categoriseerden en standaardiseerden alles. Zij dachten in hokjes en labelden alles en
iedereen. Volgens de Romeinen was een volk hoe verder weg van de beschaving, hoe edeler en
puurder. Ook waardeerden zij de dapperheid van deze volken.
De Romeinen wilden niet onderhandelen met stammen zonder hiërarchie; ze waren dol op stammen
met een koning. Zij zorgden er dus ook voor dat veel koningloze stammen, wel een koning kregen.
, Stammen zijn dus een realiteit die de Romeinen hebben gemaakt: als je een groep een naam geeft en
ze op een bepaalde manier beschrijft en behandelt, neemt die groep dat op een gegeven moment
over.
- Augustus (17 v. Chr. – 14 n. Chr.)
In deze tijd was sprake van Germanisering: de Keltisch sprekenden maakten ruimte voor Germaans
sprekenden. Ook was dit de tijd dat Friezen, Cananefaten en Bataven in bronnen verschenen. Het is
niet duidelijk of dit nieuwe stammen waren die ons gebied binnendrongen waren of dat ze
ontstonden uit al bestaande volkeren of dat ze al lang bestonden maar pas later werden ontdekt.
Augustus bracht rust in Gallië. Tegelijkertijd was hij bezig met verdere uitbreiding: hij wilde tot aan
de Elbe, maar toen hij de traumatische slag bij het Totoburgerwald verloor van een Germaans volk
onder leiding van Arminius, verdween deze ambitie. Dan maar de Rijn als nieuwe grens.
Bij deze limes (grens) werden forten opgericht en nederzettingen gebouwd.
- Bataafse opstand
Rond 12 v. Chr. kwamen de Bataven voor het eerst voor in bronnen. Dit blijkt een groep te zijn die
tegen de limes aan woonde. Het was geen rijk volk en kon alleen belasting betalen door soldaten te
leveren aan de Romeinen.
Over de Bataafse Opstand (68-70 n. Chr.) is maar één geschreven bron (Historium, Tacitus). Tacitus
was heel lovend over de Germaanse barbaren: zij waren dapper, mannelijk en hadden geen luxe.
Door deze volkeren zo te beschrijven, wilde hij de Romeinen een spiegel voorhouden (presentisme).
Hij had zijn positie te danken aan keizer Vespasianus.
68 n. Chr. was het vierkeizerjaar. In dit jaar stierf Nero. Vindex dacht dat hij de perfecte vervanger
voor Nero had gevonden, namelijk een man genaamd Galba. Vindex startte een opstand, maar deze
werd snel de kop ingedrukt door volken bij de limes. Toch werd Galba de opvolger van Nero toen
deze zelfmoord pleegde. De legers die deze opstand hadden verslagen, waren boos en werden door
andere legers vervangen.
Daarvoor werden twee Bataven, Julius Paulus en Julius Civilis, beschuldigd van rebellie. Paulus werd
geëxecuteerd, Civilis werd naar Nero in Rome gestuurd, maar tijdens zijn reis stierf Nero en Galba liet
Civilis gaan.
Later dat jaar werd Galba vermoord en opgevolgd door Otho, een oude vriend van Nero. Otho lag
niet goed bij de grenslegers, want deze hadden Vitellius als keizer uitgeroepen. Deze nam later ook
de plaats van Otho in.
Vespasianus, met wie Civilis in Brittannië had gevochten, wilde graag keizer worden. Vitellius wilde
zijn plek verdedigen en vroeg zijn collega bij de limes, Flaccus, om soldaten. Maar Flaccus had niet
genoeg soldaten en wilde ze bij de Bataven halen (extra schatting). De Bataven kwamen in opstand
omdat Flaccus oude mannen, vrouwen en jonge jongens nodig had. Civilis spoorde de Bataven aan
tot deze opstand, maar voordat hij dat deed stuurde hij een boodschap naar Brinno, de leider van de
Cananefaten. Brinno spoorde zijn volk aan om als eerste in opstand te komen en begon forten aan te
vallen en te verbranden.
Echter, Civilis vertelde de Romeinen dat hij niet in opstand kwam tegen Rome, maar tegen keizer
Vitellius omdat hij Vespasianus (zogenaamd) steunde. De rijnlegers meenden dat ze deze opstand
niet de kop in konden drukken en Flaccus deed niks omdat hij vreesde in het verkeerde kamp terecht
te komen. Zelfs wanneer Civilis Vetera (Xanten) belegerde, deed Flaccus niks. Zijn prioriteit was
namelijk het behouden van Mainz en hij wist niet of de barbaren in opstand kwamen tegen Rome of
tegen de keizer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller louisestevens0110. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.61. You're not tied to anything after your purchase.