RECHT IN BEDRIJF SAMENVATTINGEN
2.9-2.12
Het vermogensrecht kan worden verdeeld in het verbintenissenrecht en het goederenrecht. Het
objectieve vermogensrecht bevat de regels die betrekking hebben op subjectieve vermogensrechten:
rechten die tot het vermogen van rechtssubjecten behoren, omdat zij een bepaalde geldswaarde
vertegenwoordigen. Onder het begrip vermogen verstaat men het geheel van de op geld
waardeerbare rechten (activa) en verplichtingen (passiva) die aan een rechtssubject toekomen. In
het recht worden op geld waardeerbare rechten niet aangeduid met de term activa, maar met het
begrip goederen. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. De passieve
vermogensbestanddelen worden schulden genoemd.
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW). Voorbeelden van
zaken zijn een auto, een huis, een pc en studieboeken. De lucht om ons heen is niet voor menselijke
beheersing vatbaar en is dus geen zaak. Dit is wel het geval wanneer het de perslucht in een
zuurstoffles betreft. Ingevolge art. 3:2a BW zijn dieren geen zaken, maar zijn de bepalingen met
betrekking tot zaken op dieren in beginsel wel van toepassing. Zaken kunnen onroerend of roerend
zijn.
Onroerend:
- De grond;
- De nog niet gewonnen delfstoffen;
- De met de grond verenigde beplantingen;
- Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij
door vereniging met andere gebouwen of werken.
Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn doordat het naar aard en inrichting bestemd
is om duurzaam ter plaatse te blijven. Er moet hierbij gelet worden op de bedoeling van de bouwer.
Vermogensrechten zijn geen zaken. Rechten zijn immers geen stoffelijke objecten. Het recht mag wel
op een zaak rusten. Niet ieder recht is een vermogensrecht. Wil er sprake zijn van een
vermogensrecht, dan zal in beginsel aan een of meer van de in art. 3:6 BW genoemde vereisten
voldaan moeten zijn:
- Het recht moet overdraagbaar zijn, hetzij afzonderlijk, hetzij tezamen met een ander recht.
- Het recht strekt er toe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen.
- Het recht is verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Het belangrijkste kenmerk van vermogensrechten is dat zij overdraagbaar zijn. Zij vertegenwoordigen
immers een bepaalde waarde en dienen daarom verhandelbaar te zijn. Bijna alle rechten zijn
overdraagbaar. Sommige rechten zijn niet overdraagbaar, maar toch vermogensrechten, omdat zij
ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen.
De laatste categorie vermogensrechten betreft de rechten die worden verkregen in ruil voor
verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Vermogensrechten kunnen worden onderscheiden in:
- Relatieve (persoonlijke) rechten;
- Absolute rechten
,Relatieve rechten behoren tot het verbintenissenrecht dat wordt gekenmerkt door een open stelsel
en veel aanvullend recht. Ze ontstaan uit verbintenisscheppende overeenkomsten en geven recht op
een bepaalde prestatie van een schuldenaar.
Relatieve rechten werken relatief: slechts tegen één of meer bepaalde personen, aangezien zij
betrekking hebben op de rechtsverhouding tussen een schuldeiser en een schuldenaar. (Rechten en
plichten, uitsluitend tussen personen).
Absolute rechten maken deel uit van het goederenrecht. Zij doen een relatie ontstaan tussen een
rechtspersoon en een goed. Het goederenrecht wordt gekenmerkt door een gesloten stelsel. Het
bevat vrij veel dwingend recht. Ze hebben een absolute werking, dat wil zeggen dat ze werking
hebben jegens eenieder. De rechten gelden voor iedereen. Absolute rechten verschaffen aan de
absoluut gerechtigde een exclusief recht op een goed: een recht dat alleen aan de gerechtigde
toekomt en waarop door anderen in beginsel geen inbreuk mag worden gemaakt. Absolute rechten
kunnen worden onderscheiden in goederenrechtelijke rechten en rechten op voortbrengselen van de
geest, die rusten op creatieve scheppingen van het menselijk denkvermogen.
Goederenrechtelijke rechten zijn limitatief in de wet genoemd. Het zijn rechten die rusten op
goederen, namelijk:
- Rechten die alleen op zaken kunnen rusten, de zogenoemde zakelijke rechten, geregeld in
boek 5. Hieronder vallen het eigendomsrecht, het erfpachtrecht, het opstalrecht, de
erfdienstbaarheid en het appartementsrecht;
- Rechten die op alle goederen kunnen rusten, geregeld in boek 3, te weten het pandrecht,
hypotheekrecht en het recht van vruchtgebruik. Deze mogen zakelijke rechten worden
genoemd als ze op zaken rusten.
Naast het onderscheid in goederenrechtelijke rechten die alleen op zaken kunnen rusten dan wel op
zaken en vermogensrechten, kunnen goederenrechtelijke rechten bovendien worden onderscheiden
in:
- Moederrechten
- Beperkte rechten
- Genotsrechten
- Zekerheidsrechten
Het moederrecht is een recht waaruit een beperkt recht wordt afgeleid en dat zelf met een beperkt
recht wordt bezwaard (art. 3:8 BW). Als moederrecht fungeert meestal het eigendomsrecht. Een
eigenaar heeft namelijk het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Het is
een volledig recht. Het staat de eigenaar binnen de door de wet gegeven grenzen, vrij om daaruit
bepaalde bevoegdheden af te splitsen en die te verlenen aan een ander. Hij kan dit bijvoorbeeld
doen door een beperkt recht op zijn goed te vestigen ten behoeve van een ander.
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een moederrecht. Beperkte rechten zijn: het recht
van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid, appartementsrecht, vruchtgebruik, pand en hypotheek.
Dergelijke rechten geven aan de beperktgerechtigden bevoegdheden die anders aan de eigenaar
zouden zijn toegekomen. Beperkt zijn deze rechten in die zin dat niet alle bevoegdheden die de
eigenaar had, aan de beperkt gerechtigden toekomen. Een beperkt gerechtigde is geen eigenaar en
mag het goed waarop zijn recht rust dus niet aan een ander in eigendom overdragen. Het beperkte
recht mag hij in beginsel wel aan een ander overdragen.
Genotsrechten zijn bijvoorbeeld het erfpachtrecht, het recht van erfdienstbaarheid, het opstalrecht
en het recht van vruchtbaarheid. Zij hebben met elkaar gemeen dat zij aan de beperkt gerechtigde
bepaalde bevoegdheden verschaffen met betrekking tot het gebruiksgenot van het goed waarop het
,beperkte recht rust. Zo heeft de vruchtgebruiker het genot van de appels die hij heeft mogen
plukken. De erfpachter mag het land van de eigenaar gebruiken.
Zekerheidsrechten geven aan de beperkt gerechtigde nu juist niet het recht het goed te gebruiken.
Zekerheidsrechten, zoals het pand- en hypotheekrecht, strekken ertoe aan de schuldeiser meer
zekerheid te bieden voor de terugbetaling van een verstrekt krediet.
Goederen kunnen worden onderscheiden in registergoederen en niet-registergoederen.
Registergoederen zijn goederen voor overdracht of vestiging waarvan inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10 BW). Hieronder vallen onder andere
onroerende zaken, beperkte rechten op een registergoed en te boek gestelde schepen en
luchtvaartuigen.
Het onderscheid registergoed/niet-registergoed en onroerende/roerende zaken loopt niet parallel.
Een te boek gesteld schip is een registergoed, maar tevens een roerende zaak.
Er is een verschil tussen absolute (goederenrechtelijke) rechten en relatieve rechten.
Goederenrechtelijke rechten hebben in tegenstelling tot relatieve rechten de volgende kenmerken:
1. Absolute werking
2. Droit de suite (zaaksgevolg)
3. Prioriteit
4. Geen nadeel van later faillissement
Goederenrechtelijke rechten, die behoren tot de absolute rechten, hebben absolute werking. Dat wil
zeggen dat zij werking hebben jegens eenieder. Een goederenrechtelijk recht is bovendien exclusief,
omdat het alleen aan de gerechtigde toekomt en op dit recht in beginsel geen inbreuk mag worden
gemaakt door anderen. Relatieve rechten werken juist niet absoluut, maar relatief. Dat wil zeggen: slechts
tegen één of meer bepaalde personen, aangezien zij betrekking hebben op de rechtsverhouding tussen
een schuldeiser en schuldenaar.
Een goederenrechtelijk recht volgt het goed: het blijft rusten op het goed, in wiens handen het zich
ook bevindt. Men noemt dit: droit de suite of zaaksgevolg. Bij relatieve rechten is van zaaksgevolg
geen sprake. De schuldeiser kan zijn recht slechts jegens zijn schuldenaar uitoefenen.
Indien op hetzelfde goed twee of meer goederenrechtelijke rechten gevestigd zijn, gaat het oudere
goederenrechtelijke recht voor het jongere. Het oudere goederenrechtelijke recht heeft prioriteit.
Bij een botsing tussen en absoluut en een relatief recht, gaat het absolute voor het relatieve recht,
ook al zou het relatieve recht ouder zijn. Het absolute recht kan immers jegens eenieder
gehandhaafd worden.
Relatieve rechten zijn in beginsel van gelijke rang, ongeacht het moment waarop zij zijn ontstaan.
Wanneer absoluut gerechtigden hun rechten willen uitoefenen jegens iemand die in staat van
faillissement wordt verklaard, ondervinden zijn geen nadeel van het faillissement. Zij kunnen immers
hun recht uitoefenen tegenover eenieder en dus ook tegenover de faillisementscurator. Een eigenaar
kan van de curator terugvorderen wat zijn eigendom is. Een erfpachter hoeft niet bevreesd te zijn dat
hij zijn erfpachtrecht door het faillissement verliest: hij hoeft zich van het faillissement niets aan te
trekken. Banken bedingen niet zonder reden een pand- of hypotheekrecht tot zekerheid voor de
terugbetaling van het uitgeleende bedrag. Indien de debiteur failliet gaat, hebben zij als absoluut
gerechtigden het recht om ondanks het faillissement van de debiteur zelf tot openbare verkoop van
hun onderpand over te gaan. Zij kunnen hun rechten uitoefenen alsof er geen faillissement is.
, Wie geld uitleent zonder zekerheid voor de terugbetaling daarvan een zekerheidsrecht te bedingen,
heeft een vordering op de debiteur en dus een relatief recht. Een relatief recht heeft wel nadeel van
een faillissement. De relatief gerechtigde moet bij faillissement van de debiteur zijn vordering bij de
debiteur indienen ter verificatie, moet wachten op het gereedkomen van de slotuitdelingslijst en
deelt mee in de faillissementskosten.
Het eigendomsrecht op een zaak wordt vereenzelvigd met de zaak zelf. In ieders beleving is iemand
immers niet rechthebbende van het eigendomsrecht op een zaak, maar is hij eigenaar van de zaak
zelf. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben (art. 5:1
BW). De eigenaar mag de zaak gebruiken, de vruchten ervan genieten en de zaak aan een ander
eigendom overdragen, met een beperkt recht bezwaren of aan een ander relatief recht van gebruik
of genot geven (huur/bruikleen). Het is een exclusief recht dat alleen aan de eigenaar toekomt en dat
dat jegens eenieder kan worden uitgeoefend (absoluut recht). Als gevolg daarvan is de eigenaar
bevoegd zijn zaak van iedereen die haar zonder recht houdt, op te eisen (art. 5:B BW). Deze
terugvorderingsactie wordt revindicatie genoemd.
Uiteraard mag een eigenaar zijn zaak niet gebruiken op een wijze die strijd met rechten van anderen
en moet hij beperkingen gegrond op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht in
acht nemen (art. 5:1 lid 2 BW). Een eigenaar moet rekening houden met persoonlijke of beperkte
rechten die hij aan anderen heeft verleend. Een eigenaar mag geen misbruik maken van zijn
bevoegdheden als eigenaar. Doet hij dit wel, dan levert dit een onrechtmatige daad op jegens de
ander.
De eigenaar maakt misbruik van zijn eigenaarsbevoegdheden (art. 3:13 BW):
- Indien hij zijn eigendomsrecht uitoefent met geen ander doel dan een ander te schaden.
- In hij, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van zijn
eigendomsrecht en het belang van de ander dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid
niet tot die uitoefening had kunnen komen.
Goederenverkrijging kan plaats vinden onder algemene of onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 1 BW).
Hij die verkrijgt onder algemene titel, verkrijgt het gehele vermogen of een evenredig deel van het
vermogen en daarmee niet alleen de rechten, maar ook de plichten. Voorbeelden zijn erfopvolging
en boedelmening.
Erfopvolging. Een nakomeling van iemand die is overleden, kan goederen verkrijgen door
erfopvolging. Zowel de rechten als de plichten.
Boedelmenging. Vanaf het moment van de huwelijksvoltrekking ontstaat er tussen echtgenoten die
bij de notaris geen huwelijkse voorwaarden hebben laten opmaken van rechtswege een
gemeenschap van goederen (art. 1:93 jo. 1:94 BW). In beginsel vallen hierin de goederen en schulden
die de echtgenoten vanaf de huwelijksdag gezamenlijk dan wel ieder voor zich verkrijgen. Door deze
boedelmening wordt het vermogen dat in deze gemeenschap van goederen is gevallen
gemeenschappelijk, waardoor iedere echtgenoot gerechtigd is tot het geheel.
Goederen kunnen ook worden verkregen onder bijzondere titel. Hij die onder bijzondere titel
verkrijgt, verkrijgt alleen de rechten, maar niet de plichten. De belangrijkste voorbeelden van
verkrijging onder bijzondere titel zijn (art. 3:80 lid 3 BW) overdracht en verkrijgende verjaring.
Overdracht van een goed is een van de manieren waarop een goed van het vermogen van de een in
het vermogen van de ander kan overgaan. Degene die door overdracht een goed verkrijgt, noemt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlijnvandijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.