Hoofdstuk 1.
Identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en
dat hij als een kenmerkend en blijvend aspect beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is
afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel vanuit maakt.
1) Persoonlijk = zelfbeeld;
2) Sociaal = groepsidentificatie, deel van de identiteit dat past bij de groep;
3) Collectief = het beeld dat mensen hebben van een groep.
Referentiekader: Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt of handelt, de ‘sociale bril’.
Kans: De waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
Variabele: Een variërend kenmerk van een actor of samenleving.
Wetmatigheid: Als de ene gebeurtenis plaatsvindt, is de kans groot dat dat leidt tot een
andere gebeurtenis (=logisch gevolg).
Socialisatie: Het proces van overdracht en verweving van de cultuur van de groep(en) en de
samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.
Socialisatoren: De mensen die een cultuur overdragen.
Internaliseren: Het eigen maken van de cultuur.
Primair = directe verbintenis (gezin/vrienden);
Secundair = formele sfeer (school/werk/vereniging);
Tertiair = anoniem (overheid/media).
Politieke socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van
de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Enculturatie: Iemand leert de cultuur aan waarin hij geboren wordt.
Acculturatie: Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan
die waarin iemand is opgegroeid.
Groepsvorming: Het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen,
doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke normen en waarden ontwikkelen.
Ingroup: Mensen die erbij horen en waarmee binding is (outgroup: horen er niet bij).
Sociale controle: Anderen ertoe brengen zich te houden aan de normen van de groep.
(informeel = groepsleden onderling, formeel = vanuit een beroep of functie).
Samenleving bijeen door:
1) Gedeelde waarden en normen (=saamhorigheidsbesef);
2) Wederzijdse afhankelijkheid (o.a. voor eigenbelang);
3) Dwang.
Sociale cohesie: Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer
sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een
samenleving, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin
anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
Correlatie: De samenhang tussen verschillende variabelen.
Schijncorrelatie: Wanneer er sprake is van een onjuiste en bedachte correlatie.
Causaliteit/causale relatie: Een oorzakelijk verband tussen twee variabelen.
, Hoofdstuk 3.
Cultuur: Het geheel van waarden, normen, uitdrukkingen, voorstellingen en opvatting die
mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben.
Waarden = Idealen.
Normen = Regels die horen bij waarden.
Materiële aspecten: Tastbaar en concreet (taal, gebouwen, kunst)
Immateriële aspecten: Niet meteen te zien, maar belangrijk voor het gedrag.
Dominante cultuur: Elementen in een cultuur die het meest gemeengoed zijn.
Subculturen: Kleinere culturen die passen in de dominante cultuur.
Tussencultuur: Immigranten kunnen niet meteen de cultuur overnemen.
Tegencultuur: Mensen die niet willen horen bij de dominante cultuur.
Nature = aangeboren = iemand natuur (DNA/afwijkingen).
Nurture = aangeleerd = heeft te maken met de omgeving waarin je opgroeit en leeft.
Dimensies van Hofstede:
1) Machtsafstand:
De betekenis die aan de machtsverdeling wordt gegeven.
Grote afstand = Ondergeschiktheid, moeilijk carrière maken.
Kleine afstand = Gelijkheid, minder verschil in inkomsten.
2) Individualistisch vs. Collectivistisch:
Eigen mening vs. Mening gebaseerd op de opvattingen van de groep;
Privacy vs. Deel van de groep;
Eigen belang vs. Uitgebreide families;
Gelijke rechten vs. Sommige mensen hebben meer rechten dan anderen.
3) Masculien vs. Feminien
Mannen staan boven vs. Weinig onderscheid;
Vrouwen kuis = object vs. Gelijkwaardigheid in een relatie;
Taboe op naakte mannen vs. Dezelfde normen betreft naaktheid;
Geen hulp en aanpassenvs. Hulp bieden en het milieu is van belang.
4) Onzekerheidsvermijding
De mate waarin mensen zich bedreigt voelen door onzekere situaties.
Sterk = Duidelijke, strakke regels = stressvol.
Zwak = Soepele regels = ontspannen gezinsleven.
5) Termijngerichtheid
Lange termijn = Toekomstige beloning
Korte termijn = In standhouden van tradities uit het verleden.
Individu Microniveau: Gedrag van individuen.
Groepen Mesoniveau: Het onderlinge gedrag van groepen mensen.
Samenleving Macroniveau: Gedrag van mensen op het niveau van samenlevingen.
Empirisme: Alle ware kennis komt voort uit waarnemingen en ervaring.
Rationalisme: Ware kennis komt voort uit het verstand.
Falsifiëren: wetenschappers moeten op zoek naar waarnemingen die hun theorie
ontkrachten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller socialewetenschappen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.