Het onderhavige document bevat alle hoorcolleges van het blok 'straf- en strafprocesrecht' (CRI2011). De hoorcolleges zijn integraal gedicteerd, waardoor het document alle relevante materie behandelt. Benevens is het wegens dit document niet meer noodzakelijk om de hoorcolleges (online) te beschouw...
Hoorcollege VI(b). Straf(proces)recht (Recht op verdediging) ................................ 104
Hoorcollege VII. Straf(proces)recht (Het straf(proces)recht in breder perspectief) ........ 115
Hoorcollege VIII. Straf(proces)recht (Strafrechtsgeschiedenis en straftheorieën) ......... 137
2
, Hoorcollege I. Straf(proces)recht
(Nemo-teneturbeginsel)
We gaan het hebben over het zwijgrecht en het nemo-teneturbeginsel. Dat laatste – nemo tenetur – is
een best wel ingewikkeld onderwerp. Laten we maar gewoon bij het begin beginnen. Dat begin is, wat
mij betreft, een blik over de grens. Als we het over zwijgrecht hebben, dan denken we vanuit
Nederlands perspectief: dat is redelijk vanzelfsprekend, we mogen zwijgen en hebben het recht om
niet antwoord te geven – en dat is tot bepaalde hoogte ook wel zo, al zullen we later zien dat dat ook in
Nederland soms wel aan erosie onderhevig is.
Een voorbeeld uit Texas – Amerika – een aantal jaren terug. Je ziet hier links een beetje een nors
kijkende meneer, dat was meneer George Gallagher, de rechter in de zaak. Rechts ziet u Tommy Lee
Moris, een verdachte, die werd verdacht van ontucht met een vijftienjarig meisje. Wat er gebeurde was
dat de verdachte, Tommy Lee, droeg een halsband, dat lijkt een beetje op zo’n halsband voor honden
die niet willen luisteren en dat is het eigenlijk ook. Het is een riem die verdachten om krijgen ingeval
ze verdacht worden voor het op zitting vluchten dan wel agressief worden. In dat geval kan de
parketpolitie, wanneer de rechter of de parketpolitie dat nodig vindt, schokken. De rechter George
vroeg de verdachte een aantal keer: ‘bent u schuldig of bent u onschuldig?’ Meneer Tommy Lee die
zei een paar keer: ‘nou, dat wil ik nog niet zeggen. Ik wil iets aanvoeren in mijn verdediging.’ Daar
was de rechter niet van gecharmeerd en die heeft tot driemaal toe gezegd dat er geschokt moest
worden om hem te laten spreken; dat was iets van vijftigduizend volt, dus dat voel je wel. Uiteindelijk
heeft de verdachte gezegd: ‘ik wil nu die zitting verlaten.’ Dat is ook een redelijk grote rel geworden
uiteindelijk. In hoger beroep is die zaak ook helemaal vernietigd. Dit is om jullie even te laten zien dat
ook vandaag de dag in een westerse democratie het nog fout kan gaan met het respect voor het
zwijgrecht.
Een van de onderwerpen die in leerjaar één aan bod is gekomen is het verdachtenbegrip. Dat begrip
heeft eigenlijk twee kanten. Aan de ene kant is het heel belangrijk dat je verdachte bent, dat je als
verdachte kan worden aangemerkt, dat betekent dat er strafvorderlijke bevoegdheden kunnen worden
aangewend. In die zin is het soort drempel die moet worden genomen. Er moet sprake zijn van een
redelijk vermoeden van schuld wil je iemand kunnen aanhouden, staande houden, naar het
politiebureau meenemen et cetera. Dus het begrenst strafvorderlijke bevoegdheden. In die zin biedt het
eigenlijk ook bescherming. De keerzijde daarvan is dat het aan de ene kant dus die procedurele
strafvorderlijke bevoegdheden in gang zet, maar ook dat verdachten bepaalde rechten kunnen
effectueren. Dat is, zoals ik al zei, de twee keerzijdes van dezelfde medaille. Aan de ene kant kunnen
politie en justitie van alles gaan doen, met aanvullende voorwaarden soms, want voor aanhouding,
fouilleren et cetera is meer nodig. Maar ook dat je dus op bepaalde rechten een beroep kunt doen. En
in die twee zijdes van die medaille, wat daarin besloten ligt is eigenlijk wat we in het strafprocesrecht
noemen de rechtsbescherming versus de instrumentaliteit. Dat is een spanning die je van oudsher ziet
in strafvordering/strafrecht, dat het altijd moeilijk is om een balans te vinden tussen aan de ene kant de
effectieve bescherming van vooral rechten van verdachten, maar ook slachtoffers, versus actieve
criminaliteitsbestrijding. Dit is een spanning die het strafproces altijd kenmerkt en aan rechtspraak en
wetgeving ten grondslag ligt. Je moet altijd een juiste balans zien te vinden en dat is nu eenmaal niet
altijd even eenvoudig. In Engelse termen wordt in dit verband ook wel gesproken van ‘crime control’
en ‘due process’. Dat zijn modellen die door Packer zijn geïntroduceerd al een hele tijd terug.
Je bent dus verdachte en dan kan er van alles gebeuren. Dat gebruikelijke, dat normale meest lage
gradatie van verdenking is eigenlijk het redelijke vermoeden van schuld. Artikel 27 Sv is een van de
meest fundamentele bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering. Daar staat dat er een redelijk
3
, vermoeden van schuld moet zijn en dat moet blijken uit de feiten of omstandigheden, dus eigenlijk
spreken we, als je kijkt naar die bepaling, van drie verschillende elementen:
- van feiten en/of omstandigheden;
- waaruit een redelijk vermoeden van schuld;
- aan een strafbaar feit voortvloeit.
De rechtspraak is daar heel bepalend in, want de wet zegt daar niet heel veel over. Wanneer is er nu
eigenlijk sprake van een ‘redelijk vermoeden van schuld’? Dat kan heel erg afhangen van de feiten of
omstandigheden, de casus, bijvoorbeeld van de ervaring en kennis van de politie ter plaatse.
We hebben ook gezien destijds – in leerjaar één – dat er een hogere graad van verdenking is in het
Wetboek van Strafvordering of in bijzondere wetgeving zoals de Opiumwet en dat zijn de ernstige
bezwaren. Als we kijken bijvoorbeeld naar opsporingsfouillering, art. 56 Sv, of de fouillering in de
Opiumwet, art. 9, dan zie je daar dat een redelijk vermoeden niet volstaat, maar dat er sprake moet zijn
van ernstige bezwaren. Dat is een hogere graad van verdenking. Natuurlijk de vraag, wanneer weten
we dat er sprake is van ernstige bezwaren? Wanneer is er meer dan een redelijk vermoeden? Dat is
ook in zijn algemeenheid eigenlijk niet te zeggen. Het moet in elk geval een hogere mate van
waarschijnlijkheid of bepaalde mate van waarschijnlijkheid zijn dat verdachte het betreffende strafbare
feit heeft gepleegd. Het is bijvoorbeeld niet alleen bij de fouillering maar ook bij hechtenis een eis, dus
dan moet de rechter-commissaris bijvoorbeeld ook in het kader van de bewaring gaan toetsen, kijkend
naar het dossier zoals het er dan is, vind ik dat er voldoende mate van waarschijnlijkheid dat dit
uiteindelijk tot veroordeling zal leiden. Dat is een redelijk feitelijke toets op dat moment.
Dan de derde stap in de gradaties van verdenking en dat is de rechterlijke overtuiging. Als een zaak
eenmaal voor de rechter komt en aan de rechter wordt gevraagd kan het tenlastegelegde worden
bewezen en de rechter komt op basis van wettig en overtuigend bewijs tot de conclusie dat het
inderdaad wettig en overtuigend bewezen is, dan staat daarmee vast dat de rechter de overtuiging heeft
dat de verdachte – inmiddels veroordeelde – het strafbare feit heeft gedaan. Dat is eigenlijk de hoogste
graad van verdenking. Dan is volgens de juridische regels van het spel vastgesteld dat de verdachte het
strafbare feit heeft begaan.
Ik zei net al: een keerzijde van de medaille is dat je allerlei rechten en waarborgen hebt. Heel
algemeen: het recht op bijstand, informatie over de beschuldiging en het proces, recht op vertaling. De
laatste twee, het recht om niet aan jouw eigen veroordeling te hoeven meewerken – nemo tenetur –,
ook wel het verbod op zelfincriminatie genoemd, en het zwijgrecht, daar gaan we vandaag wat langer
bij stilstaan.
Dan komen we nu aan bij het nemo-teneturbeginsel en het zwijgrecht. En is om te beginnen belangrijk
om te kijken wat is de ratio. Vooral omdat we dadelijk zullen zien dat er in rechtspraak – vooral in het
Straatsburgse – heel veel discussie is over wat de reikwijdte is van vooral dat nemo-teneturbeginsel.
Hoe ver gaat dat nu, dat recht om niet aan jouw eigen veroordeling te hoeven meewerken? In het kader
daarvan is het belangrijk om iets meer te weten over wat we daarmee – met het nemo-teneturbeginsel
– beogen te beschermen. Traditioneel ligt de ratio van het zwijgrecht in het verbod van marteling.
Waar het vroeger nog gebruikelijk was om mensen pijnprikkels toe te dienen. Vroeger was dat anders.
Dat zwijgrecht is op een gegeven moment tot stand gekomen om mensen daar tegen te beschermen.
Het mag duidelijk zijn dat we tegenwoordig in democratische rechtsstaten het met z’n allen erover
eens zijn dat martelen niet is toegestaan, dus daar hoeven we niet meer echt te zoeken, maar meer in de
autonomie die we aan verdachten toekennen. De verdachte moet zelf zijn procesopstelling kunnen
bepalen. De overheid – justitie - die bepaalt blijkbaar dat hij/zij verdachte is op dat moment, maar het
is zelf aan een verdachte om te bepalen op welke manier hij die procedure ingaat; of hij schuld bekend,
helemaal niks zegt, een liedje zingt, in principe is het allemaal prima. Dus die autonomie in de
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LexRosa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.74. You're not tied to anything after your purchase.