Biologie samenvatting hoofdstuk 1 en 3
1 - voeding
Heterotrofe organismen moeten voedsel opnemen om de assimilatie- en
dissimilatieprocessen in hun lichaam in stand te houden. De voedselopname is daarbij
afgestemd op het energieverbruik van het organisme.
2 – voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Alles wat je eet of drinkt, noemen we voedingsmiddelen. Voedingsstoffen zijn de bruikbare
bestandmiddelen van voedingsmiddelen. Voedingsstoffen kunnen dienen als bouwstoffen
voor groei en ontwikkeling, voor vervanging van cellen, voor herstel van verwondingen en
als brandstoffen om energie te leveren.
Bouwstoffen: voor groei en ontwikkeling; voor herstel bij verwondingen en beschadigingen;
voor aanmaak van nieuwe cellen en weefsels.
Brandstoffen: leveren door dissimilatie energie die nodig is voor: groei, ontwikkeling en
herstel; alle bewegingen die je maakt; op peil houden van lichaamstemperatuur.
Reservestoffen: worden in bepaalde delen van het lichaam opgeslagen tot dat ze nodig zijn.
Beschermende stoffen: een tekort aan bepaalde mineralen en vitamines kan ziektes
veroorzaken.
Eiwitten (proteïne):
In het verteringsstelsel worden eiwitmoleculen gesplitst in afzonderlijke aminozuren die
worden opgenomen in het bloed. Via het bloed worden aminozuren naar de organen
vervoerd. Daar worden ze in de cellen bij de eiwitsynthese weer aan elkaar gekoppeld.
In de eiwitten van de mens komen twintig verschillende aminozuren voor. Twaalf van deze
aminozuren kan de mens zelf maken via transaminering: ze worden in de lever gevormd
door het overplaatsen van de aminogroep (-NH2). Dit zijn niet-essentiële aminozuren.
Essentiële aminozuren moeten in het voedsel aanwezig zijn, omdat ze niet of in
onvoldoende hoeveelheden kunnen worden gevormd.
Eiwitten zijn bouwstoffen van cellen en weefsels. Ze zijn onderdeel van het cytoplasma,
membranen, cytoskelet en tussencelstof. Ze zijn ook onderdeel van hormonen en de
spijsverteringsenzymen. Ook zijn ze betrokken bij het transport van stoffen, cel
communicatie en chemische reacties.
Aminozuren die niet bij de synthese van eiwitten worden gebruikt, worden gedissimileerd.
Uit de aminogroep ontstaat dan ureum dat met urine wordt uitgescheiden. Verder ontstaan
er stoffen die deel uitmaken van de glycolyse. Als er niet voldoende glucose is worden deze
stoffen verder gedissimileerd en worden dan verbruikt als brandstof, ze leveren energie.
Koolhydraten:
Worden ingedeeld in monosachariden (glucose/ribose), disachariden (sacharose/lactose),
polysachariden (zetmeel/glycogeen). Dierlijk voedsel bevat relatief weinig koolhydraten.
,Koolhydraten zijn brandstoffen. Ze voorzien grotendeels onze energiebehoefte. Bij de
verbranding van 1 g koolhydraten komt 17 kJ energie vrij. Koolhydraten zijn ook
bouwstoffen, DNA bevat desoxyribose, RNA bevat ribose en ze zijn onderdeel van
celmembranen (koolhydraatketens in eiwitmoleculen).
Een teveel aan opgenomen koolhydraten wordt omgezet in glycogeen of vet. Glycogeen
wordt opgeslagen in de lever en in spieren. Vet wordt opgeslagen onder de huid
(onderhuidse bindweefsel) of rondom organen (spieren/hart/nieren).
Veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten naast voedingsstoffen ook voedingsvezels.
Het zijn voornamelijk koolhydraten (cellulose/pectine) uit de celwanden van plantaardig
voedsel. Ze worden niet door enzymen uit het verteringsstelsel van de mens verteerd, maar
een deel kan wel door bacteriën in de darmen worden afgebroken. Voedingsvezels prikkelen
de wand van de darmen. De prikkeling bevordert de darmperistaltiek: het samenknijpen en
ontspannen van de darmspieren. Ze zorgen voor een goede stoelgang.
Vetten (lipiden):
Triglyceriden bestaan uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen. Een molecuul van
een verzadigd vetzuur (vooral in dierlijke vetten) bevat het maximale aantal
waterstofatomen en heeft een rechte keten. Een molecuul van een onverzadigd vetzuur
(vooral in plantaardige vetten) bevat niet het maximale aantal waterstofatomen en heeft
door dubbele bindingen geen rechte keten.
Enkelvoudig onverzadigde vetzuren hebben één dubbele binding in hun keten. Meervoudig
onverzadigde vetzuren hebben er twee of meer, vooral te vinden in plantaardige oliën en
vis. Essentiële vetzuren kunnen we niet zelf vormen uit organische stoffen en moeten
daarom in het voedsel aanwezig zijn.
Cholesterol is een vet dat voorkomt in celmembranen en in het bloedplasma. Het meeste
cholesterol wordt aangemaakt door de lever. Een klein deel krijg je binnen via voedsel.
Verzadigde vetzuren verhogen het risico op afzetting van cholesterol tegen de binnenwand
van de bloedvaten. Onverzadigde vetzuren zorgen voor een daling van het cholesterol.
Vetten dienen vooral als brandstoffen. Bij de verbranding van 1 g vet komt 38 kJ energie vrij.
Vetten dienen ook als bouwstoffen. Fosfolipiden (vetachtige stoffen) vormen een
bestanddeel van membranen. Bij fosfolipiden is een vetzuur vervangen door een fosforzuur.
Als je te veel vetten eet, sla je ze als reserve-energiebron op onder de huid en rondom je
organen. Het vet onder de huid heeft en warmte-isolerende werking.
Water:
Water is een bouwstof voor je lichaamscellen en een oplosmiddel voor allerlei stoffen.
Water is ook een transportmiddel (bijvoorbeeld in bloed). Samen met de opgeloste stoffen
bepaalt water de osmotische waarde van de vloeistoffen in het lichaam.
, Water speelt een belangrijke rol bij de regeling van de lichaamstemperatuur. Het lichaam
koelt af wanneer water uit zweet wordt verdampt. Ook met uitgeademde lucht, urine en
ontlasting raakt het lichaam water kwijt.
Het lichaam verkrijgt water bij de dissimilatie. De rest moeten we via voedsel en drinken
binnenkrijgen. Als het lichaam plotseling veel water kwijtraakt (braken/diarree) kan dit
levensgevaarlijk zijn.
Mineralen (zouten):
De ionen van mineralen worden gebruikt als bouwstoffen (o.a. calcium in botten,
bestanddeel van enzym/hormonen). Calcium, kalium en natrium moeten in ons voedsel
voorkomen want deze zijn belangrijk voor ons lichaam.
Spoorelementen hebben we minder hard nodig. Het zijn vaak bestanddelen van enzymen en
hormonen. Voorbeelden hiervan zijn: fluor (opbouw gebit en beenderen), jood
(schildklierhormoon), ijzer (vorming hemoglobine).
Vitaminen:
Vitaminen zijn bouwstoffen. Ze zijn een bestanddeel van co-enzymen. Enzymen en co-
enzymen zijn nodig om stofwisselingsreacties in je lichaam te laten verlopen, maar worden
daarbij niet verbruikt.
Vitaminen kunnen niet of in onvoldoende mate in het lichaam gemaakt worden en moeten
dus in het voedsel aanwezig zijn. Sommige vitaminen kunnen in het lichaam worden
gevormd uit provitaminen die in het voedsel aanwezig zijn. Ons lichaam maakt van
beta-caroteen (plantaardige voedingsmiddelen) vitamine A (dierlijke voedingsmiddelen).
Bij een tekort aan vitaminen in het voedsel ontstaan gebreksziekten. Een teveel kan ook
schadelijk zijn.
Sommige vitaminen zijn in water oplosbaar (B en C). Deze vitaminen kan het lichaam niet of
nauwelijks opslaan. Ze verlaten het lichaam via de urine. Andere vitaminen zijn in vet
oplosbaar (A, D en K). Het lichaam kan deze vitaminen beperkt opslaan. Van vitamine A kan
wel een grote voorraad in de lever worden opgeslagen.
3 – gezonde voeding
Basis van gezonde voeding is variatie, goede bereiding en het goed bewaren van voedsel. In
sommige voedingsmiddelen komen additieven (toegevoegde stoffen) voor. Sommige
additieven zijn schadelijk voor je gezondheid wanneer je er te veel van binnenkrijgt. Voor
adviezen over gezonde voeding kun je de Schijf van Vijf gebruiken. Zorg voor voldoende
variatie. Eet niet meer dan je lichaam nodig heeft.
De energiebehoefte van een mens is onder andere afhankelijk van het geslacht, de leeftijd,
de milieutemperatuur, het lichaamsgewicht en de lichamelijke inspanning.
Als je te veel eet, kun je dikker en zwaarder worden. Mensen met veel buikvet hebben een
verhoogde kans op hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. Door met je voedsel minder
energie binnen te krijgen dan je verbruikt, val je af (bijvoorbeeld door tussendoortjes te
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller quintygraafland. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.49. You're not tied to anything after your purchase.