100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting maatschappijwetenschappen examenstof (hftst 1 t/m 14) $3.70
Add to cart

Summary

Samenvatting maatschappijwetenschappen examenstof (hftst 1 t/m 14)

1 review
 17 views  1 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting maatschappijwetenschappen examenstof (hftst 1 t/m 14)

Preview 3 out of 17  pages

  • June 7, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5

1  review

review-writer-avatar

By: anoukvnvlt • 3 year ago

avatar-seller
Samenvatting maatschappijwetenschappen examen

§1 – Identiteit
Identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij overdraagt en dat hij als kenmerkend en
blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon

Referentiekader
Een referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand
denkt en handelt. Een referentiekader wordt ook wel je ‘sociale bril’ genoemd.

Drie aspecten van identiteit:

 Persoonlijke identiteit
Het heeft te maken met het beeld dat iemand van zichzelf heeft, het zelfbeeld.

 Sociale identiteit
Heeft te maken met het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand deel
van uitmaakt.

 Collectieve identiteit
Dit is het beeld wat de samenleving heeft van een groep en wat het beeld dat ze blijvend en
kenmerkend voor die groep vinden.

§2 – Kans en variabele
Wetmatigheden in de natuur wordt een natuurwet genoemd. Je verwacht niet dat er een uitzondering is.
Dat is een belangrijk verschil met een onderzoek naar gedrag van mensen. Bijvoorbeeld:
 Uit onderzoek is gebleken dat de naam Felix en Cornelia vaker wordt gegeven aan kinderen die
worden geboren in een rijke wijk. Dat kan afwijken en is niet altijd waar.

Het woord Kans is bij onderzoek doen heel belangrijk en betekent: de waarschijnlijkheid dat een bepaalde
gebeurtenis zal optreden.
Voorbeelden van kans:
 Er is een grote kans dat jongeren die vaak spijbelen later crimineel gedrag vertonen

Kans hangt altijd ergens vanaf. Er zijn steeds verbanden gelegd tussen de variabelen. Een variabele is een
kenmerk van een actor of samenlevingen en kan variëren.
Een paar voorbeelden van variabelen als je het hebt over verschillende niveaus:
 Een kenmerk van mensen kan hun leeftijd, gewicht of IQ zijn
 Een kenmerk van specifieke groepen mensen kan hun woonplaats, inkomen en opleidingsniveau
zijn.
 Een kenmerk van de samenleving kan zijn dat die rijk zijn of modern.

§3 – Socialisatie
Socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen en de samenleving
waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang
met anderen. Sociale Cohesie is een soort bindmiddel van de samenleving. Doordat mensen bindingen
met elkaar hebben, zullen er minder conflicten zijn. Ook zorgt sociale cohesie ervoor dat de samenleving
niet uit elkaar valt. Sociale cohesie is in de ene samenleving meer aanwezig dat de andere

De 2 delen van socialisatie
Socialisatie wordt ook wel het proces van leren samenleven genoemd. Je moet iets leren, maar je moet
het ook kunnen doorgeven. Er bestaan dus 2 delen:

,  Het proces van overdracht
Mensen brengen de cultuur van een groep of samenleving over aan nieuwkomers. Mensen
proberen aan te leren wat van hen wordt verwacht in de samenleving. Een voorbeeld zijn baby’s.
Mensen die deze dingen aanleren, worden socialisatoren genoemd.

 Het proces van verwerving
In dit deel van het socialisatieproces maken mensen zich de cultuur van een groep of samenleving
eigen. Ze leren. Dit heet ook wel initialiseren.

Acculturatie en enculturatie
acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit dan waarin iemand
is opgegroeid.
Enculturatie is dat iemand de cultuur wordt aangeleerd waarin hij of zij is geboren.

§4 – Model en hypothesen
Bij een onderzoek wordt vaak gekeken naar de relatie, het verband tussen verschillende variabelen. Heeft
variabele A invloed op variabele B? De invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven in
een conceptueel model. Dat is een schema met pijltjes en hokjes. In de hokjes staan de variabelen.
(Om de variabele te vinden gebruik je het zinnetje: heeft invloed op)

Om een onderzoek te starten, heb je variabelen nodig. Die kun je in een conceptueel model zetten. Om
een conceptueel model te kunnen onderzoeken staan de hokjes en de pijlen voor een hypothese. Dit is
een toetsbaar idee over de werkelijkheid en hoeft niet altijd waar te zijn. Na het onderzoek wordt er een
conclusie getrokken bij de hypothese: Het klopt of het klopt niet.

H2 - de samenleving en wij

§1 – Groepsvorming
Groepsvorming: bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar
beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Mensen zijn afhankelijk van elkaar en zijn daardoor aan elkaar verbonden.

Er zijn 4 type bindingen:
1. Affectieve bindingen Emotionele bindingen. Affectieve bindingen verwijzen naar positieve en
negatieve gevoelens.
2. Cognitieve bindingen Een binding op het gebied van kennis/mensen leren van elkaar.
3. Economische bindingen Bindingen die te maken hebben met werk of met goederen/ met de
productie en distributie van schaarse goederen. Mensen hebben daar anderen voor nodig.
4. Politieke bindingen Bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op
het gebied van onderwijs, zorg en veiligheid. Die worden geregeld door een overheid die over
macht beschikt.

Mensen die bij dezelfde groep horen en elkaar beïnvloeden delen iets met elkaar.

In en uitsluiting
Sommige mensen horen bij een groep, andere mensen niet. Dat heeft te maken
met insluiting en uitsluiting. De groep waar mensen bij horen is de ingroup. Daar is een binding mee. Er is
dan een gemeenschappelijke sociale identiteit. Elke groep is verschillend, daarom zijn er per groep
groepsregels. Er is dan vaak sprake van Sociale controle: Het geval als mensen anderen ertoe brengen
zich te houden aan de normen van de groep. Zodra groepsleden afwijken is er een mogelijkheid dat
diegene verstoten wordt van de groep.

, Tegenover de ingroup staat de outgroup: mensen die niet bij de groep horen. Dat zijn mensen waar je
tegen bent of met wie je in strijd of competitie bent. Over een outgroup wordt vaak in
een stereotype gedacht: vaststaande gegeneraliseerde beelden en ideeën over een groep mensen.

Er worden 3 situaties onderscheiden waarin mensen niet meer bij een groep horen:
1. Mensen kunnen er niet meer bij horen, bijvoorbeeld doordat ze verhuizen naar een andere plek.
2. Mensen mogen er niet meer bij horen, bijvoorbeeld sekten die vinden dat je geen contact meer
mag hebben met je familie.
3. Je wilt er niet meer bij horen, bijvoorbeeld nadat er misbruik met je is gepleegd

Sociale controle
De mate van sociale controle verschilt per groep en kan net als groepen zelf formeel en informeel zijn. Er
is sprake van informele sociale controle als groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de
groep. Formele sociale controle verwijst naar mensen die vanuit hun beroep of functie anderen op de
regels wijzen. Bijvoorbeeld op basis van wetten of vastgestelde regels. Vaak zijn stereotype gebaseerd
op vooroordelen. Dat zijn vooringenomen meningen, meestal negatief.

Formele en informele groepen
Niet alle groepen zijn hetzelfde. Er zijn 2 soorten groepen:
1. Formele groepen
Dit zijn groepen waar met regels die zijn vastgelegd op papier en die zijn makkelijk te herkennen.
Er is bij deze groepen vaak sprake van een hiërarchie.
2. Informele groepen
Dit zijn groepen waar mensen elkaar goed kennen en emotioneel met elkaar verbonden zijn.
Gezinnen is het beste voorbeeld hiervan.

§2 – Indicatoren en categorieën
Sociale categorie: ze delen bepaalde kenmerken maar hebben geen gemeenschappelijke waarden en
normen met elkaar.

§3 – Sociale Cohesie
Sociale cohesie: Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met
elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, verantwoordelijkheid voelen
voor elkaars welzijn en een beroep op andere kunnen doen.

H3- Cultuur

§1- Cultuur
Cultuur: Het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die
mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben. Een cultuur heeft materiele
aspecten en immateriële aspecten.

Cultuurelementen:
- Waarden: idealen zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid
- Voorstellingen: beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis.
- Uitdrukkingsvormen: Bijvoorbeeld symbolen als een kruis.
- Normen: regels die horen bij de waarden, zoals: ‘Ik scheld geen mensen uit’.
- Instituties: een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren.

Materieel en immaterieel
Materiele aspecten van een cultuur zijn tastbaar, zoals:
 Gebouwen, monumenten
 Producten, bijvoorbeeld Cola dat hoort bij de westerse cultuur

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pukkkkkk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.70. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.70  1x  sold
  • (1)
Add to cart
Added