Uitgebreide samenvatting H1 t/m H10 voor de geschiedenis toelatingstoets voor de PABO.
De samenvatting is in 2021 gemaakt met het boek: Basiskennis geschiedenis van Hans Keissen.
Toets in één keer gehaald!
Samenvatting basiskennis geschiedenis H1 t/m H10 PABO 2021
Gebaseerd op het boek: Basiskennis geschiedenis
Noordhoff Uitgevers
Hans Keissen
3e druk
Hoofstuk 1: Tijd van jagers en boeren
Prehistorie >3000 jaar voor Christus
We weten niet veel over de jagers en verzamelaars. Dit terwijl de mens voor het grootste gedeelte
van haar bestaan als jager en verzamelaar heeft geleefd. Veel kennis waar wij nu over beschikken
komt uit archeologische onderzoeken.
De mens is in Afrika ontstaan dit waren naar verluid twee soorten. De mens leefde toen als jagers en
verzamelaars. Tegenwoordig bestaat er nog maar één mensensoort.
1.1: Jagers-verzamelaars
1.1.1 Migraties uit Afrika
Ongeveer 4.4 miljoen jaar geleden kwamen in Afrika de eerste mensensoorten voor. Deze
mensensoorten verlieten Afrika en ontdekten andere werelddelen waaronder Europa, Afrika en Azië.
Echter overleefde maar één mensensoort het, de homo sapiens. Zij konden zich het beste aanpassen
aan veranderingen (bijvoorbeeld van het klimaat).
1.1.2 De nomadische samenleving van jagers en verzamelaars
Jagen en verzamelen is de oudste vorm van het bestaan van de mens. Mensen die leven als jager en
verzamelaars hebben een nomadisch (=rondtrekken) bestaan. Zij trekken rond om voedsel te
zoeken. Tegenwoordig zie je jagers en verzamelaars alleen nog in het Amazonegebied (Zuid-
Amerika). De mens is daar niet seizoensgebonden en hoeven niet ver rond te trekken. Dit was
vroeger in Europa wel anders.
1.1.3 Rendierjagers
De aarde heeft regelmatig met extreme kou te maken gehad. De ijstijden, die zo’n 13000 jaar
geleden verdween. Er heerste een toendraklimaat (zomers van ongeveer 10 graden). Op de toendra
(geen bomen, mos en andere begroeiing) leefden de rendierjagers. Zij hadden net zoals de jagers en
verzamelaars een nomadisch leven. In de zomer verbleven ze in de omgeving van Lage Landen
(Nederland, België, Luxemburg en delen van Noord-Frankrijk) en onderschepte zo rendieren tot
mammoeten. De rendierjagers gebruikte vrijwel alles van de dieren.
Bij de opgraving zijn er verschillende zomerkampen gevonden. Archeologen denken dat ze in tenten
woonde van rendierenhuiden. Ze gebruikte onder andere speren om op de dieren te kunnen jagen.
1.1.4 Jagers en vissers
De temperaturen stegen, waardoor het klimaat veranderde. De toendra veranderde in bosrijke
gebieden. De rendieren trokken naar het noorden toe (daar is het kouder). Daar kwamen andere
dieren voor terug, die juist beter kunnen leven in een warmer klimaat en meer voedsel hebben. Door
de hogere temperaturen ontstonden ook meertjes, beekjes en rivieren met vis. Rond 7000 voor
Christus konden hoefde de jagers en verzamelaars niet meer te vertrekken. Er was genoeg voedsel in
de Lage Landen.
1
,1.2: De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
Jagers en verzamelaars trokken rond in kleine groepen en hadden weinig bezittingen. Daarom is er
weinig van terug te vinden. Van de boeren is meer terug te vinden. De eerste boeren leefde 10000
jaar voor christus in het Midden-Oosten (gebied de Vruchtbare Halvemaan) en verspreidde zich
langzaam verder over andere landen.
1.2.1 De agrarische revolutie
9000 jaar voor christus ontstonden in de Vruchtbare Halvemaan (heuvelachtig gebied in Turkije, Irak,
Libanon, Israël en Syrië) de eerste agrarische samenlevingen.
De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw had zoveel gevolgen dat er ook wel wordt
gesproken over de Agrarische revolutie. Een langdurige ontwikkeling met grote gevolgen:
- De boeren gingen de natuur bewerken.
- Bevolkingsgroei er was meer voedsel.
- Niet iedereen hoefde op het land te werken. Ze konden zich bijvoorbeeld specialiseren in
techniek.
- Er ontstond een gelaagde en complexe samenleving (soort rangorde).
In de Vruchtbare Halvemaan werd graan gezaaid. Dieren werden weggehouden. De oude dieren
werden gedood en de jonge dieren werden opgefokt en tam gemaakt. De boeren bleven bij hun
akkers wonen en ontwikkelde zich steeds verder. Verschillende dieren werden gebruikt in de
landbouw en het wiel werd uitgevonden (voor een trekkar of ploeg te trekken).
Het is nooit duidelijk geweest waarom mensen boer werden en stopte met jagen en verzamelen. De
bevolking groeide en de landbouw (Vruchtbare Halvemaan) werd uitgebreid. Bossen werden gekapt
voor landbouw en irrigatie.
De ontwikkeling van de landbouw had ook nadelen:
- Landbouw koste meer tijd dan jagen en verzamelen (het verkrijgen van voedsel).
- Erosie (slijtage/aantasting) van de bodem.
- Afvalhopen zorgde bij mens en dier voor ziekten (denk aan: pest, pokken, groep, q-koorts).
1.2.2 De eerste boeren in West-Europa
Door de uitbreiding bereikte rond 5300 voor Christus de eerste boeren West-Europa. Zij vestigden op
makkelijk te bewerken lössgrond (kleiachtige soort die je ook in Limburg vindt). Zij werden de boeren
van de bandkeramiekcultuur genoemd. Archeologen gaven deze naam door de versiering om hun
aardewerken. Ze leefde in grote boerderijen. De akkers lagen in kaalgekapte bosrijke gebieden.
Tussen 3500 en 2700 voor Christus leefde er nog een andere groep landbouwers: de
trechterbekercultuur. Archeologen gaven deze naam door de trechtervormige potten, bekers en
samen die met sieraden werden mee begraven met overledenen in een hunebed. Het hunebed is
een bekend prehistorisch monument die in heel Noordwest-Europa voor komt.
Hunebedden diende als grafkelders en werden waarschijnlijk gemaakt van de stenen die in de laatste
ijstijd hier naartoe schoven. Voor de bouw werden vooral balken en ossen gebruikt. Alle kieren
werden met kleinere stenen dichtgestopt.
2
,1.2.3 Steen, brons en ijzer
Zowel de boeren als jagers en verzamelaar maakte veel gebruik van stenen wapens en gereedschap.
Daarom wordt er ook wel over de steentijd gesproken. Er wordt vooral veel vuursteen gebruikt.
Vuursteen kan goed bewerkt worden en waren zeer scherp. Rond 4000 voor christus werd vuursteen
opgegraven. In Limburg zijn vuursteenmijnen gevonden. De stenen werden vervolgens honderden
kilometers verder weer verkocht.
Er werd steeds meer het gebruik van metalen ontdekt. De eerste voorwerpen waren van koper. Deze
waren nauwelijks bruikbaar, omdat koper te zacht is. Ze gingen tin en koper mengen en ontstond een
legering, die sterker en bruikbaar was: brons. Rond 2100 voor christus kwamen de eerste koperen
voorwerpen naar Europa. Vanaf 700 voor christus werd er ook gebruik gemaakt van gietijzer.
IJzererts waren op meer plaatsen te vinden dan tin en koper.
1.3: Religieuze uitingen: grottekeningen, beeldjes en grafgriften
De mens kon vroeger niet schrijven, maar wel grottekeningen, beeldjes en grafgiften maken. Dit
wordt als een belangrijk kenmerk van de homo sapiens gezien: de werkelijkheid verbeelden.
In Frankrijk en Spanje zijn grotten gevonden met grottekeningen van 40000 jaar geleden. Gemaakt
door de jagers en verzamelaars. Er werden tekeningen van dieren en handafdrukken gemaakt.
Vermoedelijk als religieuze uitingen.
Bij de aanleg van Deltawerken is een houten beeldje teruggevonden bij de wortels van een boom.
Waarschijnlijk is dit een heilige boom.
Bij de hunebedden werden grafgiften teruggevonden. Waarschijnlijk is dit meegegeven voor een
volgend leven.
1.4: De bronnen van dit tijdvak
De prehistorie is vooral gebaseerd op archeologie. Er zijn geen schriftelijke bronnen.
1.4.1 Prehistorie
De prehistorie eindigt als er schriftelijke bronnen over de samenleving zijn, dit verschilt per gebied.
In het Midden-Oosten eindigde het 5000 jaar geleden en in West-Europa met de komst van de
Romeinen 2000 jaar geleden. In Nieuw-Guinea eindigde de prehistorie pas 80 jaar geleden. Toen
onderzoekers pas voor het eerst schreven over de plaatselijke bewoners, de Papoea’s.
1.4.2 Archeologie
De prehistorie is gebaseerd op archeologische vondsten. Archeologen houden zich bezig met
bodemsporen, opgravingen en het rapporteren en interpreteren van vondsten. Archeologen werken
heel nauwkeurig en gebruiken steeds nieuwere technieken om vondsten te ontdekken en
onderzoeken. Door nieuwe technieken worden dit er in de toekomst veel meer!
Archeologen kunnen vaak met weinig gegevens al veel te weten komen. Dit is afhankelijk van
bijvoorbeeld de grond. In veen blijft veel organisch materiaal lang bewaard. In zand verdwijnt
organisch materiaal snel, maar blijf je verkleuringen zien.
1.4.3 culturele antropologie (wetenschap die gedrag, religie en cultuur van
volken bestudeerd)
Men gaat ervan uit dat de mens nu niet veel anders leeft dan in de prehistorie. Daarom worden ook
recente gegevens van bijvoorbeeld de Eskimo’s gebruikt om de prehistorie te onderzoeken.
3
, Hoofdstuk 2: Tijd van Grieken en Romeinen
Vanaf 3000 voor Christus groeide sommige landbouwsamenlevingen in het Midden-Oosten uit tot
stadstaten of grote rijken. In de stadstaten werd geschreven, waardoor we nu weten hoe deze
mensen dachten. Rond het begin van onze jaartelling kwamen bewoners van Lage landen in contact
met de romeinen. Zij brachten 50 jaar voor christus de agrarische-stedelijke cultuur van het
Middellandse Zeegebied mee naar West-Europa. Na ongeveer 400 jaar trokken de romeinen zich
terug. De cultuur verdween, maar er bleef een erfenis over, waaronder het christendom.
2.1 De eerste beschavingen: het ontstaan van stadstaten
Waar voldoende voedsel was, hoefde niet iedereen meer op het land te werken. Deze mensen
konden zich specialiseren en andere beroepen uitoefenen. Zij leefde samen in een stadstaat. Het
centrum van nieuwe ideeën en ontwikkelingen.
2.1.1 stadstaten in het Midden-Oosten (ca. 3000-60 v. Chr.)
Stadstaten van het Midden-Oosten ontstonden in Mesopotamië (gebied tussen de rivieren Eufraat
en Tigris in Irak) en langs de Nijl (in Egypte). Samenwerking tussen de boeren was van groot belang
voor de irrigatie die door het land liep. Volgens de landbouwers zorgde de goden voor een goede
oogst. Daarom werden er tempels gebouwd, waar de priesters de zorg van de goden droeg.
Er was ook strijd onder elkaar over de grond. Er werd grond van elkaar gestolen. Hiervoor waren
soldaten nodig. Met een veroverd gebied had je niet alleen maar vruchtbare grond, maar ook de
werknemers, die als slaaf moesten werken. Dit werd georganiseerd en geleid door ambtenaren. De
ambtenaren werden weer geleid door de koning. Om de werknemers eten te kunnen eten werd er
belasting geheven op de landbouwproducten en het vee.
Belastingambtenaren hielden dit bij. Het eerste schift ontstond. Dat bestond uit kleitabletten met
afbeeldingen van dieren. Later ontstond het spijkerschrift. Koningen die regels wilde vastleggen,
stelden hun eerste wetten op. Dit stelde mensen in staat hun kennis en gedachten vast te leggen.
Stadstaten beheersten het omliggende gebied. Sommige staten werden door vele succesvolle
veroveringen zo groot dat er complete rijken bestonden. Een voorbeeld is het Egyptische rijk met de
Farao’s.
2.1.2 Griekse stadstaten (ca. 800-300 v. Chr.)
In Griekenland ontstonden vanaf 800 voor Christus stadstaten, waaronder Athene, Sparta en Thebe.
Deze steden werden koloniën, omdat er weinig vruchtbare grond was. Handel en scheepvaart werd
belangrijk (stadstaten waren vooral op landbouw gericht).
In Athene ontstaan nieuwe ideeën, zoals democratie en filosofie. Er ontstond een democratische
bestuursvorm met alleen mannen. Filosofen (Socrates, Plato en Aristoteles) ontwikkelde ideeën voor
een ideaal bestuur.
Er werd een basis voor natuurwetenschappen gelegd. Geleerde geloofde niet alles van hun
godsdienst en probeerde verklaringen voor natuurverschijnselen te vinden. Anderen zochten
geschiedenis ontwikkelingen uit, waardoor geschiedschrijving en geografie ontstond.
2.2: Het Romeinse Rijk
Stadstaat Rome groeide door verovering uit tot een groot Romeins Rijk (270 v. Chr. – 476 na Chr.).
Het was een Griek-Romeinse cultuur. Religie, bouwstijl, cultuur, wetenschap werd overgenomen. De
Rijn was de grens van het Romeinse Rijk (Nederland lag precies op de grens).
2.2.1 Rome, het middelpunt van een rijk
Rome was het centrum van het Romeinse Rijk. Rond 750 voor Christus was dit uit enkele
nederzettingen (=woonplaats waar mensen wonen) ontstaan. Er werden steeds meer omringende
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Stuvia149. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.