De kennistoets fysiotherapie blok intramurale zorg jaar 2 van de Hogeschool Utrecht. Alle (digitale) hoorcolleges van dit blok zijn hierin verwerkt. Aan de hand van de aantekeningen van de hoorcolleges, verwerkt met de samenvatting van de bijbehorende literatuur en voorbereiding behorende bij het ...
Hoorcollege 1 – RCA – hartactiviteit
Opheldering van stof:
- De a. pulmonalis komt uit in de rechterventrikel van het hart en vervoert zuurstofarm bloed.
- De semilunaire kleppen zijn open tijdens de ejectiefase.
- Diastole druk is dat de ventrikels ontspannen zijn en daardoor het bloed naar binnen
stroomt.
- De systole druk trekken de ventrikels samen en werd het bloed weggepompt.
Je kunt het functioneren van de coronaire circulatie uitleggen
De coronaire circulatie is de bloedvoorziening van het hart zelf. Het bloed wordt in de bloedvaten
rondom het hart gepompt. Je hebt twee coronaire arteriën. Een linker en een rechter
coronairarterie. De linker coronaire arterie heeft de meeste oppervlakte van het hart. De coronaire
arterie komt vanuit de aorta. De bloedvoorziening werkt bij de coronaire circulatie anaerobe, dus
werkt aan de hand van zuurstof. Het bloed wordt weer teruggepompt via de sinus coronarius in het
rechter atrium. Een hartinfarct wordt veroorzaakt door een bloedprop in de bloedvaten rondom het
hart.
In de coronaire circulatie wordt bijna alle zuurstof uit het bloed gehaald. Dit komt omdat het hart
veel zuurstof nodigt heeft om het hart te laten pompen.
Grotere ventrikels vullen zich met meer bloed, meer bloed zorg ervoor dat er meer bloed per slag
wordt weggepompt. Dit zie je vaak bij duursporters. Ook gebeurt dit als de hartspieren sterkere zijn.
Ze hebben dan een grotere contractiekracht = contractiliteit.
Bij de frank-starling principe gaat het om dat de kleppen meer opengaan waardoor er een grotere
vulling plaats vindt, wat leidt tot een krachtigere slag en grotere slagvolume.
Je kunt beschrijven hoe de hartactie wordt geregeld
De prikkel ontstaat in de sinusknoop (SA-knoop). Dit gebeurt in het rechter atrium. Als je geen
invloed op het hart uitoefenen, maar het hart heeft wel voldoende zuurstof. Dan kan de intrinsieke
hartfrequentie (eigen frequentie van het hart) nog steeds 100/110 per minuut zijn. Dit gebeurt dan
alleen doormiddel van de sinusknoop. In rust licht het hartfrequentie lager, dit heeft te maken met
het feit dat het zenuwstelsel en stoffen in het bloed invloed hebben op de hartfrequentie.
De vegetatieve zenuwstele kan de hartactiviteit ook beïnvloeden doormiddel van de sympathicus,
hierbij neem de hartactiviteit toe bij onder andere inspanning. En de parasympaticus hierbij neemt
de hartactiviteit af. Dit heeft te maken met de snelheid waarmee een depolarisatie van het hart
optreedt. Op het moment dat de drempelwaarde gepasseerd wordt, komt er een signaal in de
sinusknoop.
Je kunt het proces van prikkelvorming en -geleiding in het hart beschrijven en kan verklaren hoe
ectopische prikkels kunnen leiden tot problemen in het functioneren van het hart.
In het hart ziet spierweefsel en dan vooral myocardweefsel. Het is dwarsgestreept spierweefsels. Dit
is wel ander spierweefsel dan bij het skeletspierweefsel. Er zitten namelijk verbindingen dit ervoor
zorgen dat er het signaal van de ene spiercel naar de andere spiercel wordt doorgegeven. Er is dus
een directe prikkeloverdracht tussen de myocardcellen via de nexus-verbindingen. Het signaal komt
vanaf de sinusknoop. Gaat dan via het atrium naar de AV-knoop. Hier loopt het signaal vertraging op.
Als de SA-knoop geen signaal kan versturen kan de AV-knoop het overnemen, alleen wordt de
hartfrequentie wel lager. Het is een latente pacemaker, het geeft 30-40 actiepotentialen per minuut.
De bundel van His is ook een latente pacemaker die je kan gebruiken ter vervaging. Hier vindt snelle
impulsgeleiding plaats, waardoor het signaal naar de purkinjevezels en tenslotte naar de
ventrikelspiervezels.
,Je kunt beschrijven hoe een elektrocardiogram (ECG) tot stand komt, en het patroon van het
standaard-ECG verklaren.
De depolarisatie van de ventrikels begint in het septum en de rechterventrikel. De vector is daarbij
naar de elektrode gericht. Dat leidt tot een positieve uitslag in de V1-afleiding en een negatieve in de
V6- afleiding.
Daarna wordt de veel grotere spiermassa van de linkerventrikel gedepolariseerd. De gemiddeld
vector wijst in de richting van de V6-elektrode. Dat leidt tot een positieve uitslag in de V6-afleiding en
een negatieve uitslag in de V1-afleiding. Een vector heeft in het prikkelfront grootte en richting dat
van belang is.
Je kunt de fasen van de hartcyclus beschrijven en het drukverloop in de verschillende
compartimenten van hart en uitstroomvaten tijdens de hartcyclus verklaren
De fasen van de hartcyclus begint bi de atriumcontractie, dit hoort ook bij de diastole. Dan gaat het
over naar de ventrikelcontractie, ook wel de systole. Hierbij hoort de isovolumetrische contractiefase
en de injectiefase. Het bloed wordt bij de systole druk in het lichaam gepompt. Daarna gaat het hart
weer over naar de diastole druk. Het isometrische volume komt in de relaxatie fase en hierdoor
wordt er in het atrium het bloed weer opgevuld, de vullingsfase. Want weer leidt tot de
atriumcontractie.
Bijbehorende literatuur en verwerkingsvragen
Myocard
1. Welke betekenis heeft het dat hartspiercellen functioneren als een syncytium?
Doordat de hartspiercellen werken als een syncytium, komt er een samenwerkingsverband
van de cellen. Het hartspierweefsel bestaat uit een netwerk van myocardcellen die zich
vertakken. In de lengterichting zijn hartspiercellen met elkaar verbonden via hechte
membraamverbindingen. Het membraam van hartspiercellen die naast elkaar liggen zijn met
elkaar verbonden door een zogenoemde nexus. Door de nexus kan een actiepotentiaal zich
van de ene hartspiercel verplaatsen naar de andere hartspiercel (directe transmissie).
2. Het myocard van atria en ventrikels is gescheiden door een ring van bindweefsel. Welke
functies heeft deze bindweefselring?
De sinusknoop en de VA-knoop bevatten pacemakercellen waarin na en langzame
depolarisatie een actiepotentiaal ontstaat in een frequentie. De actiepotentiaal wordt
voorgeleid door het myocard van de atria dat daarna contraheert
Prikkelvorming en -geleiding, ECG, ritmestoornissen
3. Bestudeer figuur 10-8 en bijbehorende tekst. (§10.3.2)
a. Vergelijk het actiepotentiaal verloop van de hartspiervezels met dat van de skeletspiervezels.
De actiepotentiaal in hartspiervezels duurt langer dan in skeletspiervezels, maar verloopt niet
in alle hartspievezels hetzelfde.
b. Leg uit hoe het komt dat het hart niet in tetanische contractie kan raken?
Tijdens de depolarisatie kan er geen nieuwe actiepotentiaal ontstaan, tijdens de repolarisatie
alleen door sterkere prikkeling. Dit komt doordat de refractaire periode van het hart bijna even
lang duurt als de contractie, hierdoor kan het hart niet in een tetanische contractie raken.
c. Leg uit dat de duur van de refractaire periode van belang is voor een effectieve pompfunctie.
Na elke contractie volgt relaxatie. Dat is nodig voor een effectieve pompfunctie: na uitpompen
volgt een ontspanningsfase van de hartspier waarin het hart opnieuw met bloed wordt gevuld.
4. Bestudeer figuur 10-8 en bijbehorende tekst.
a. Welke functie heeft de Sinusknoop?
De sinusknoop bevat pacemakercellen waarin na een langzame depolarisatie een
actiepotentiaal ontstaat in een frequentie van rond de 70 per minuut.
b. Welke functies heeft de AV-knoop?
, De actiepotentiaal uit de atria bereikt ook de AV-knoop op de overgang van de atria en de
ventrikels. Daar verloopt de prikkelgeleiding veel langzamer dan in de rest van het myocard.
Deze vertraging is van belang voor een effectieve bloedstroom uit het atrium naar het ventrikel.
c. Wat is de functie van de bundel van His met zijn vertakkingen?
De actiepotentiaal wordt voorgeleid via de bundel van His en de rechter- en linkerbundel
takken in het septum tussen de ventrikels. De bundeltakken worden purkinjevezels genoemd.
Deze bereiken de hartspiercellen in de ventrikelwand. De actiepotentiaal wordt via het
geleidingssysteem heel snel voorgeleidt.
d. Wat gebeurt er bij uitval van de Sinusknoop met de hartfrequentie?
In de AV-knoop wen de spierlaag van de ventrikelwand bevinden zich ook pacemakercellen. Als
de sinusknoop uitvalt, blijken er in de AV-knoop spontaan actiepotentialen te ontstaan. Dit
gebeurt wel op een lagere frequentie.
5. ECG
a. Beschrijf welke gebeurtenissen door de verschillende toppen in het ECG van figuur 10-8 worden
weergegeven.
De P-top geeft de depolarisatie an de spiervezels van de atria weer,
De QRS- complex die het van de ventrikels.
De T-top geeft de repolarisatie van de ventrikels weer.
b. Waarvan is de hoogte van een top afhankelijk, en waarvan de breedte?
De hoogte van de toppen hangt samen met het aantal gelijktijdig gedepolariseerde spiervezels.
De breedte van de top hangt af van de tijd die verloopt tussen de depolarisatie van de eerste
en laatste spiervezels va atrium en ventrikel.
6. Ritmestoornissen
a. Wat wordt bedoeld met ectopische prikkelvorming?
Wanneer de sinusknoop niet op tijd een prikkel afgeeft, krijgen andere vezels in het hart de
kans om te depolariseren. Z’n ectopische prikkel kan ontstaan in het atrium, de AV-knoop of
het ventrikel. Wanneer de ectopische prikkel afgeeft, ontstaat een contractie en bij herhaling
een ritme.
b. Leg uit dat een hartstilstand veroorzaakt kan worden door ventrikelfibrilleren.
Wanneer er verschillende ectopische prikkelbronnen in de ventrikels zijn, kunnen reeksen van
contracties optreden. Deze kan overgaan in ventrikelfibrilleren. Door een prikkelchaos in de
ventrikel trekken de spiervezels van de ventrikels ongecoördineerd samen. Er is geen effectieve
ventrikelcontractie: het ventrikel pompt niet uit. Functioneel gezien is er dus een hartstilstand.
De hartcyclus
7. Beantwoord de vragen m.b.v. fig. 10.13, 10.14 en bijbehorende tekst.
Na het QRS-complex in het ECG vindt de ventrikelcontractie plaats.
a. Welke 2 fasen zijn te onderscheiden tijdens de ventrikelcontractie?
Systolische en diastole druk
b. Geef voor beide fasen aan waardoor ze afgebakend worden.
De wand van de aorta en an de grote arteriën is rekbaar en vangt daarmee een groot deel van
het slagvolume op. Daardoor blijft de systolische drukstijging beperkt.
Tijdens de diastole, wanneer de aortaklep is gesloten, veert de aortawand terug. De druk daalt
doordat het bloed doorstroomt naar de perifere, totdat de volgende ventrikelcontractie de
druk weer hoger maakt.
c. Waardoor wordt de kleine drukstijging in de aorta veroorzaakt nadat de aortakleppen gesloten
zijn?
Door de rekbaarheid van de aorta en grote arteriën wordt de drukvariantie afgevlakt.
Regeling van de hartactie
, 8. De hartfrequentie
a. Wat wordt bedoeld met de intrinsieke hartfrequentie?
Wanneer alle zenuwen naar het hart zijn uitgeschakeld en alleen het hart de voorziening van
zuurstof en stoffen regelt. Er is vaak een frequentie van rond de 110/min
b. Waardoor is in rust de hartfrequentie lager dan deze intrinsieke frequentie?
In rust is de hartfrequentie bij volwassenen meestal tussen de 50/min en de 80/min. In rust
overheerst de parasympathicus.
c. Welke invloed hebben respectievelijk de neurotransmitters acetylcholine en noradrenaline op
het depolarisatieproces in de Sinusknoop en daarmee op de hartfrequentie?
De sympathicus oefent zijn invloed uit via de neurotransmitter noradrenaline. Noradrenaline
versnelt de depolarisatie van de pacemakercellen in de sinusknoop, waardoor deze sneller de
drempelwaarde bereikt en eerder een actiepotentiaal optreedt. Dat leidt tot een hogere
hartfrequentie. Dit effect heet een positief chronotroop effect.
9. Contractiliteit
Bekijk fig. 10.15 en lees de bijbehorende tekst.
a. Wat houdt het Frank-Starling effect in?
Wanneer het ventrikel meer gevuld is op het moment dat het ventrikel gaat contraheren, zal
het slagvolume groter zijn. Het gaat om de ventrikelvulling aan het einde van de diastole: het
eind diastolische volume. Een groter eind diastolische volume leidt tot een groter slagvolume.
b. Welke functionele betekenis heeft dit effect?
Dit effect leidt tot verhoging van de contractiliteit. Dit heet ook wel positieve inotropie.
c. Welke extrinsieke factoren beïnvloeden de contractiekracht?
Verhoogde activiteit van de sympathicus.
10. Coronaire circulatie
a. Waaruit bestaat de coronaire circulatie en welke functie heeft deze?
Het myocard wordt van bloed voorzien door de linker en rechter a. coronaria. Deze ontspringen
uit de aorta, vlak boven de aortaklep. De linker a. coronaria voorziet het myocard van de
linkerventrikel en het septum van het bloed, de rechter a. coronaria de rechterventrikel.
Veneus bloed verzamelt zich in de sinus coronarius die uitmondt in het rechteratrium. Tijdens
de contractie van het myocard worden de coronaire bloedvaten dichtgeknepen. De
doorstroming met name die van de linkerventrikel, vindt dan ook vooral af van de diastolische
bloeddruk in de aorta.
b. Welke factoren beïnvloeden de doorstroming van de coronaire vaten?
Voor de toename van de doorstroming is vooral de metabole regulatie van belang. Daarnaast
speelt de myogene reactie op bloeddrukveranderingen een to. Als de bloeddruk daalt, blijft de
doorstroming tot een druk van 7 kPa ongeveer gelijk. De doorstroming wordt belemmerd door
stugge vaatwanden en atherosclerotische plaques.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NB19. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.81. You're not tied to anything after your purchase.