Samenvatting van het boek 'Executierecht' van Jongbloed.
Gehele boek wordt samengevat.
De samenvatting is geschikt voor oa het vak JCF1 Beslag en executierecht wat in blok 2.4 van HBO-Rechten aan de Hanzehogeschool Groningen wordt gegeven.
Hoofdstuk 1 Inleiding. Executoriale titels. Enkele algemene regels van executierecht
1.1 Inleiding
Het burgerlijk procesrecht bevat de regels die gelden voor het burgerlijk proces; het proces strekt ertoe om een
verhouding tussen partijen door de rechter bindend te doen vaststellen in een door de rechter te geven
uitspraak (vonnis of beschikking). Vaak zal zo’n uitspraak een veroordeling bevatten (condemnatoir of een
condemnatoire beschikking). Voor het geval dat de veroordeelde niet vrijwillig aan de rechterlijke uitspraak
voldoet, stelt het recht een aantal dwangmiddelen ter beschikking die gebruikt kunnen worden om het
resultaat waarop de rechterlijke uitspraak die gebruikt kunnen worden om het resultaat waarop de rechterlijke
uitspraak is gericht af te dwingen. Toepassing van die dwangmiddelen noemt men executie of
tenuitvoerlegging. De regels hieromtrent vormen het civielrechtelijke executierecht.
1.2 Executierecht
Het civielrechtelijk executierecht is het objectieve recht dat zowel regelt welke dwangmiddelen gebruikt
kunnen worden ter verwezenlijking van een civielrechtelijke aanspraak als welke regels bij de toepassing van
die dwangmiddelen in acht genomen moeten worden.
Een belangrijk kenmerk van de toepassing van de door het executierecht ter beschikking gestelde
dwangmiddelen is dat deze toepassing in beginsel alleen mag geschieden met overheidshulp. Dit betekent
tweeërlei:
Degene die tenuitvoerlegging van een executoriale titel wenst, is niet gerechtigd zelf de (voor de
executie) ter beschikking gestelde dwangmiddelen toe te passen: hij zal de hulp in moeten roepen van
een gerechtsdeurwaarder; deze is een door de overheid aangestelde openbare ambtenaar die
bevoegd is tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel, indien die hem daartoe is overhandigd;
eigenrichting is bijna nooit geoorloofd.
Anderzijds is het niet zo dat degene die een executoriale titel verkregen heeft, na verkrijging van die
titel rustig kan gaan afwachten totdat van staatswege tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan; hij
dient zelf het initiatief tot de executie te nemen door een gerechtsdeurwaarder een daartoe
strekkende opdracht te geven, welke opdracht dan door de deurwaarder als lasthebber van de
opdrachtgevende partij wordt uitgevoerd.
Het executierecht kent vele dwangmiddelen (ook wel executiemiddelen genoemd):
Zo kan iemand, die veroordeeld is tot ontruiming van een ontroerende zaak, daartoe overeenkomstig
art 555 ev gedwongen worden.
Een ander dwangmiddel is de dwangsom (art 611a ev), een bij vonnis vastgestelde geldsom, die de
veroordeelde verbeurt als hij niet aan de hoofdveroordeling (bijv tot levering van een goed) voldoet.
Een derde voorbeeld van een dwangmiddel uit het executierecht is een executoriaal beslag, gevolgd
door executoriale verkoop.
Het burgerlijk recht kent een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht.
Uitgangspunt daarbij is dat schuldeiser een gelijk recht van verhaal hebben op het vermogen van de
schuldenaar (vgl art 3:277 lid BW). De verlening van een bankgarantie heeft naar haar aard de strekking die
gelijkheid te doorbreken, maar noch art 6.2 noch art 6:248 BW kunnen derhalve een grondslag bieden voor
een verplichting tot het stellen van zekerheid door middel van een bankgarantie.
1.3 Beslagrecht
Beslagrecht is het objectieve recht betreffende de in ons recht geregelde beslagen, die kunnen worden
onderverdeeld in executoriale en conservatoire beslagen.
1.3.1 Beslagen in het algemeen
Beslaglegging is een handeling, waarbij een openbaar ambtenaar (in het civielrechtelijke beslagrecht: een
gerechtsdeurwaarder) vermogensbestanddelen aan de vrije beschikkingsmacht van de eigenaar of anderen
omtrent. Het beslag heeft tot gevolg dat na de beslaglegging verrichte rechtshandelingen niet tegen de
beslaglegger kunnen worden ingeroepen. Op zichzelf genomen zijn deze rechtshandelingen wel geldig, maar de
1
,beslaglegger hoeft er zich niet aan te storen. Hij kan er zich op beroepen dat deze handelingen niet gelden; de
in beslag genomen goederen blijven onder de greep van de beslaglegger die de executie, ondanks die
rechtshandelingen, mag voortzetten. Een beslag als het onderhavige (conservatoir beslag op onroerende zaken,
awj) leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid van degene ten laste van wie het beslag is gelegd, en staat dus
ook niet in de weg aan overdracht van het beslagen goed aan een derde, maar brengt wél mee dat een
vervreemding of bezwaring, tot stand gekomen na het beslag, ingevolge art 505 lid 2 Rv niet tegen de
beslaggever kan worden ingeroepen.
Een ander belangrijk gevolg van het leggen van beslag is, dat na de beslaglegging verrichte handelingen,
waardoor in beslag genomen goederen aan het beslag onttrokken worden, strafbare feiten zijn (art 198 Sr).
Een ander woord voor beslag is arrest. Het leggen van beslag wordt door de deurwaarder schriftelijk vastgelegd
in een beslagexploot of proces-verbaal van beslag, waaruit men kan afleiden op welke vermogensbestanddelen
het beslag is gelegd.
1.3.2 Executoriaal beslag
Een executoriaal beslag is een beslag dat gelegd wordt krachtens een executoriale titel (zoals een rechterlijk
vonnis, inhoudende veroordeling tot betaling van een geldsom); een executoriaal beslag is derhalve een middel
om iemands recht, dat reeds in een executoriale titel is vastligt, te verwezenlijken.
1.3.2 Conservatoir beslag
Een schuldeiser die (nog) niet in het bezit is van een executoriale titel kan conservatoir beslag leggen. Dit is een
bewarende maatregel, die in de regel slechts gelegd mag worden indien daartoe verlof gekregen is van de
voorzieningenrechter (art 700 lid 1). Conservatoir beslagen worden in de eerste plaats gelegd om de
blokkerende werking, die eigen is aan ieder beslag, zowel aan het conservatoire als aan het executoriale. Deze
blokkerende werking dient bij de conservatoire beslagen ertoe te voorkomen dat de beslagen goederen
worden weggemaakt of in waarde doen verminderd voordat er een executoriale titel is. Nadat een executoriale
titel verkregen is, zal een conservatoir beslag veelal overgaan in een executoriaal beslag.
1.4 Faillissementsrecht
Tot het executie- en beslagrecht hoort ook het faillissementsrecht. Men kan het faillissement zien als een
beslag op nagenoeg het gehele vermogen van de failliet ten behoeve van al zijn schuldeisers gezamenlijk, dat
uiteindelijk ten doel heeft om de opbrengst van de vermogensbestanddelen van de failliet te verdelen over de
gezamenlijke schuldeisers. Dit betekent dat er in beginsel geen plaats meer is voor executiemaatregelen van
afzonderlijke schuldeisers en dat, uitzonderingen daargelaten, door hen gelegde beslagen op
vermogensbestanddelen van de failliet als gevolg van het faillissement vervallen (art 33 Fw; mbt
schuldsanering art 301 Fw).
Het faillissement kan enerzijds gezien worden als een conservatoir beslag (het heeft aanvankelijk vooral ten
doel om te voorkomen dat de failliet activa aan zijn vermogen onttrekt), maar heeft anderzijds ook kenmerken
van een executoriaal beslag (het faillissement strekt ertoe om uiteindelijk de opbrengst van de
vermogensbestanddelen van de failliet te verdelen over de schuldeisers wier vorderingen geverifieerd zijn).
1.5 Het recht van parate executie
Van het recht tot parate executie spreekt men wanneer de wet de bevoegdheid geeft tot het toepassen van
bepaalde dwangmiddelen zonder dat daarvoor een executoriale titel is vereist. De schuldeiser hoeft in deze
gevallen dus niet eerst naar de rechter te stappen om een voor executie vatbare te bemachtigen.
De twee meest genoemde voorbeelden van parate executie zijn het aan de pandhouder (art 3:248 lid 1 BW) en
hypotheekhouder (art 3:268 lid 1 BW) toegekende recht om de verkoop van het bezwaarde goed te
bewerkstelligen, teneinde uit de opbrengst van die verkoop betaling van hun vordering te verkrijgen. Voor de
wijze, waarop de parate executie dient te geschieden, gelden de executievoorschriften van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering slechts indien en voor zover de wet zulks bepaalt.
1.6 Wettelijke regeling
De wettelijke regeling van het executierecht is grotendeels te vinden in het vier boeken tellende Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering, waarvan het tweede boek nagenoeg geheel aan het executierecht is gewijd.
2
, Allereerst wordt in titel 1 van dit tweede boek een aantal algemene regel van executierecht gegeven. De titels
2 t/m 4 zijn voornamelijk gewijd aan executoriale beslagen. In titel 5 worden de dwangmiddelen lijfsdwang
(ook wel gijzeling geheten; betreft het doen vasthouden van een schuldenaar in een huis van bewaring; totdat
hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan) en dwangsom geregeld.
De conservatoire beslagen zijn voor een belangrijk deel geregeld in titel 4 van Boek III Rv. Ook in dat boek,
maar in titel 15, vinden we het zogenoemde bewijsbeslag.
Het faillissementsrecht vindt zijn regeling in de Faillissementswet.
1.7 Executoriale titels
Wat is nu een executoriale titel? Het woordje titel, dat in het Nederlandse recht verschillende betekenissen
heeft, betekent in dit verband: schriftelijk bewijsstuk van enig recht.
De wetgever heeft gezocht naar waarborgen voor een rechtmatige toepassing van de door ons executierecht
ter beschikking gestelde dwangmiddelen. Een van die waarborgen is hierin gelegen dat die dwangmiddelen
slechts op grond van door de wet aangegeven titels, executoriale titels geheten, kunnen worden toegepast. De
wetgever heeft slechts die titels als executoriale titels aangemerkt, die naar zijn oordeel voldoende zekerheid
geven dat het in de titel omschreven recht ook inderdaad bestaat. Een rechterlijk vonnis is hiervan een
voorbeeld: in het voorafgaande proces is voldoende waarborg gelegen voor het bestaan van het in het
daaropvolgende vonnis omschreven recht. Door nu, behalve vonnissen, ook andere geschriften, zoals
authentieke akten, als executoriale titels aan te merken, geeft de wetgever te kennen dat ook die geschriften
voldoende zekerheid van een daarin omschreven recht kunnen bevatten en dat die titels aan de
rechthebbende het recht verschaffen om tot executie over te gaan. Een belangrijke bepaling staat in art 430 lid
1.
Ook bij de tenuitvoerlegging van executoriale titels, die niet bestaan uit een vonnis, dient de executant
uiteraard de regels van het executierecht in acht te nemen. Opgemerkt zij hier nog dat de eis, dat van een
executoriale titel slechts sprake kan zijn indien de wetgever die titel als executoriale titel aangemerkt heeft,
niet betekent dat de wetgever daarbij ook steeds de woorden ‘executoriale titel’ gebruikt. Soms geschiedt dit
in andere bewoordingen, zoals in art 1062 lid 1.
1.8 Niet iedere executoriale titel is direct voor executie vatbaar
1.8.1 Nog niet opeisbare of toekomstige vorderingen
Sommige executoriale titels strekken tot betaling van nog niet opeisbare of toekomstige vorderingen,
bijvoorbeeld in geval van een veroordeling tot betaling van toekomstige huur- en loontermijnen of de
veroordeling tot betaling van een dwangsom, voor het geval de veroordeelde niet aan de hoofdveroordeling
voldoet (art 611a lid 1). In dit verband valt te wijzen op art 3:296 lid 2 BW, dat bepaalt: ‘Hij die onder een
voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarden of tijdsbepaling worden
veroordeeld.’ Een executoriale titel die een dergelijke veroordeling bevat is uiteraard pas voor
tenuitvoerlegging vatbaar na vervulling van de voorwaarde of ommekomst van de bepaalde termijn.
1.8.2 Wachttermijn en schorsende rechtsmiddelen
Art 432 kent een wachttermijn van acht dagen alvorens tot executie tegen een derde kan worden overgegaan.
Ook mag niet tot executie worden overgegaan als een gewoon rechtsmiddel (het instellen van een gewoon
rechtsmiddel schorst de executie) tegen de desbetreffende rechterlijke uitspraak is ingesteld. Indien ten tijde
van het instellen van een gewoon rechtsmiddel al een begin is gemaakt met de executie dient die executie
onderbroken te worden. Dit is echter anders indien de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. In dat
geval schorst het instellen van een gewoon rechtsmiddel de executie niet en geldt de bovenbedoelde
wachttermijn evenmin.
1.8.3 Voorafgaande betekening
Tot executie mag pas worden overgegaan nadat de executoriale titel, die ten uitvoer zal worden gelegd, is
betekend aan degene die aan de executoriale titel moet voldoen (art 430 lid 3).
De in de praktijk meest voorkomende executoriale titels worden omschreven in 1.9 t/m 1.14.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkenieland. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.