1.1. Als opvoeden niet vanzelf gaat
Opvoedingsimpasse: Als de opvoeding niet vanzelf gaat/vastloopt.
1.2. Opvoeden
J.F.W. Kok beschrijft opvoeden als een wezenlijk aspect van het menselijk bestaan, waarmee mensen
het humane voortbestaan mogelijk maken.
Bij opvoeden is er sprake van een wederzijdse beïnvloeding (zowel kind als ouder hebben een actief
aandeel bij opvoeden). Het kind ontwikkelt zich vanuit een innerlijke drang, door te oefenen en te
leren. De opvoeden speelt hierop in met zijn opvoedingsbehoeften.
“Opvoeden is het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder
zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden
voor zelfontplooiing” – Kok.
Functioneel en intentioneel proces
Functionele karakter van de opvoeding = continue onderlinge betrokkenheid van de deelnemers aan
het opvoedingsproces. Het kind wordt vanuit geborgenheid uitgenodigd en gestimuleerd om hem
omringende wereld te ontdekken, ervaren en zich eigen te maken.
Intentioneel karakter van de opvoeding = doelgericht invloed uitoefenen. Het kind iets willen leren,
duidelijk maken of laten ervaren. Kleine doelen zoals kamer opruimen, luisteren naar elkaar, op tijd
zijn.
Civil society = De invloed van de sociale kwaliteit van een wijk en sterke sociale netwerken, waarin
ook anderen dan de ouders zich verantwoordelijk voelen voor het opgroeien van jeugdigen.
1.3. Pedagogiek
De term pedagogiek is afkomstig van het Griekse pais (kind) en agoogè (opvoeding).
Drie niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding die elkaar beïnvloeden;
1. Het eerste niveau is waarop de ouders, leerkrachten en andere opvoeders nadenken over
opvoeding en gedrag. Ze proberen recepten uit voor alledaagse kwesties waarmee ze worstelen.
2. Het tweede niveau komt als er behoefte is aan een deskundige op dit gebied. Deze deskundigen
kunnen putten uit meer algemene, wetenschappelijk getoetste kennis + professionele vaardigheden.
3. Het derde niveau is het wetenschappelijke niveau – het niveau waarop onderzoek wordt verricht
dat bijdraagt aan algemene theorievorming.
,1.4. Orthopedagogiek
Bij de opvoedingsimpasse zijn er vaak meerdere complexe factoren die de ontwikkeling en opvoeding
beïnvloeden en die om nadere bestudering vragen.
Orthopedagogiek = de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere/specifieke opvoeding en het
in zijn ontwikkeling belemmerde kind > ontwikkelingsstoornissen.
Bestudeert verschijnselen, interventiewetenschap die zich richt op het voorkomen of terugdringen
van problemen en opvoeden.
Pedagogiek = houdt zich bezig met de gewone ontwikkeling van het kind >
ontwikkelingswerkelijkheid.
1.4.1. Het object van de orthopedagogiek als wetenschap
Zodra het gaat om een speciaal appel op opvoeding, dat speciale kennis en een speciale aanpak
vereist, komt de orthopedagogiek als wetenschap in beeld.
Duitse orthopedagoog Bleidick beschrijft vier paradigma’s (gezichtspunten op de problemen) in de
orthopedagogiek:
1. Het individueel theoretisch paradigma: nadruk op de beperking als medische categorie >
opvoedingsproblemen worden toegeschreven aan bepaalde kenmerken van het kind (stoornissen,
biologische tekorten)
2. Het interactioneel-theoretisch paradigma: een label/etiket krijgen waarmee een (veelal
ongunstige) identiteit toegeschreven wordt + verwachtingspatroon wordt ontwikkelt (gehandicapte)
3. Het systeemtheoretisch paradigma: Consequentie van de eisen van een (pedagogisch) systeem
(speciaal onderwijs, omdat voor gehandicapten regulieronderwijs niet past)
4. Het maatschappijtheoretisch paradigma: beperking is het product van de samenleving. De
maatschappij veroorzaakt als het ware de handicap. De toegang tot het geheel van menselijke
activiteiten wordt geblokkeerd, waardoor iemand geïsoleerd wordt.
Orthopedagogische zorg is afhankelijk van:
1. De aard en de ernst van een stoornis;
2. De vraag of er speciale hulpmiddelen en technieken nodig zijn om de negatieve gevolgen van een
stoornis zoveel mogelijk te boven komen;
3. De vraag of het kind hulp nodig heeft om met de stoornis te kunnen leven.
1.4.2. Het object van de orthopedagogiek in de praktijk
Het aantal jongeren in de zorg groeit veel te hard. Nederland heeft, na Tsjechië, het hoogste
percentage kinderen in speciaal onderwijsvoorzieningen. Er ontstaan hierdoor grote wachtrijen.
Hermanns wijt dit aan:
1. Het ‘jeugdtolerantieniveau’ – dat wil zeggen dat men nog maar weinig kan hebben van de jeugd.
2. De psychopathologisering van de problemen: voor problemen wordt er vaak gemakkelijker contact
gelegd met professionals. Die zijn geneigd om de problemen te vertalen in termen van
psychopathologie, stoornissen of disfunctionele gezinsinteracties. Niet het opvoeden, maar
behadelen wordt sturend beginsel.
3. De criminalisering: het problematisch gedrag van jongeren wordt politie en strafrechtsysteem
steeds vaker beschouwd als crimineel gedrag dat moet leiden tot vervolging.
, Commissie Heijnen vindt ook:
4. Multiproblematiek: een behoorlijke groep gezinnen heeft te maken met veel problemen, soms van
generatie op generatie doorgegeven;
5. Medicalisering: uit onderzoek blijkt dat het aantal kinderen met ernstigere gedragsproblemen en
emotionele problemen niet stijgt. En dit terwijl gewone alledaagse problemen met opvoeden en
opgroeien in toenemende mate worden gezien als problemen waarvoor professionele hulp nodig is/
is het proces waarbij verschijnselen als ziekte gedefinieerd of als medisch probleem behandeld
worden.
6. Verbetering van de signalering, maar onvoldoende eerstelijnszorg: leidt tot toename van de vraag
naar zwaardere vormen van hulp.
7. Perverse prikkels: kosten voor zwaardere jeugdzorg worden door anderen gedragen.
Hoofdstuk 3.4. De orthopedagogische theorie van Kok
Kok noemt zijn theorie ‘empirisch’, in de zin dat die is opgebouwd vanuit ervaringen.
Kok interpreteert gedragsproblemen als een vraag om extra ondersteuning bij het opgroeien, die in
het gedrag van het kind besloten ligt. Die ondersteuning noemt hij ‘specifiek opvoeden’., waarmee
hij het pedagogische karakter ervan wil benadrukken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jeaninemgj. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.