100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen, ISBN: 9789046904947 Samenvatting Psychopathologie Periode 2 Minor Professioneel Opvoeden $7.50
Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen, ISBN: 9789046904947 Samenvatting Psychopathologie Periode 2 Minor Professioneel Opvoeden

 16 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Hierbij mijn samenvatting voor het vak 'psychopathologie' van de minor 'Professioneel Opvoeden' van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Preview 3 out of 27  pages

  • No
  • 1, 2, 3, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16
  • June 8, 2021
  • 27
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Kennistoets psychopathologie

Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychopathologie: de wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische
stoornissen ontstaan en ontwikkelen.

Hoofdstuk 2
Classificatie:
Classificatie is een persoon herkennen, er een naam aan geven en indelen in een categorie.
(Ontwikkelings)psychopathologie heeft als doel afwijkend of vreemd gedrag goed in kaart te
brengen: psychische stoornissen worden herkend, van elkaar onderscheiden en ingedeeld. Een
classificatiesysteem kan dan helpen om niet alleen onderscheid te maken tussen verschijnselen,
maar ook overeenkomsten te signaleren en zowel oude als nieuwe verschijnselen in te delen.
Bij veel psychologische aandoeningen is het lastig om deze te bestrijden, omdat er nog geen
duidelijke oorzaken gevonden zijn, en culturele en persoonlijke opvattingen een grote rol spelen bij
de beoordeling van hun gedrag.

In de (ontwikkelings)psychopathologie wordt onderscheid gemaakt tussen grote groepen
stoornissen, zoals gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en angststoornissen.

DSM-5:
De dsm is de ‘Diagnostic and statistical manual of mental disorders’. Dit handboek is te beschouwen
als een omvangrijk classificatiesysteem voor psychische stoornissen, dat kan helpen bij het stellen
van diagnoses.

De Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) wordt gezien als de grondlegger van het moderne
classificatiesysteem. Hij maakte een indeling van psychische stoornissen die vooral lichamelijk was
georiënteerd, en die was gebaseerd op psychiatrische patiënten met ernstige stoornissen.
Begin jaren 50 verscheen de dsm-1 met vooral psychoanalytische theorieën.
In 1980 kwam de dsm-3, hierin werd vooral gericht op waarneembare kenmerken.
In 1994 verscheen de dsm-4
In 2013 is de dsm-5 uitgekomen.

Om te kunnen bepalen of iemand ene bepaalde psychische stoornis heeft, is het nodig om af te
spreken welke symptomen de stoornis kenmerken. In de DSM gaat het vooral om observeerbaar
gedrag en/of innerlijke kenmerken. Symptomen beschrijven de stoornis, ze verklaren die niet.
Behalve de soort symptomen beschrijft de DSM ook wel aantal symptomen in welke maten en
gedurende welke termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een stoornis.
In de DSM-5 is er geen aparte categorie meer voor stoornissen die vooral bij kinderen en
adolescenten voorkomen. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de ontwikkelingspsychopathologie
dat stoornissen vaak levenslang zijn, en niet opeens verdwijnen.

Comorbiditeit: meer stoornissen tegelijkertijd.
Psychische stoornissen komen niet alleen vaak tegelijk voor, maar gaan vaak ook samen met
lichamelijke klachten.

Vanuit de ontwikkelingspsychopathologie is er één groot kritiekpunt op de DSM: die houdt volstrekt
onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext waarin een stoornis ontstaat. De kenmerken van
een psychische stoornis kunnen veranderen als een kind ouder wordt, en ze kunnen ook anders zijn
voor jongens en meisjes. Zo zijn de kenmerken voor depressie die de DSM beschrijft de gemiddelde
kenmerken van een volwassen man.

,Daarnaast houdt de DSM te weinig tekening met de culturele context. Culturele normen en
opvattingen hebben invloed op de definitie en het voorkomen van psychische stoornissen.

De DSM-5 maakt gebruik van zowel categoriale als dimensionale indelingen.
Categoriale indeling: symptomen zijn wel of niet voldoende aanwezig.
Dimensionale indeling: ernst en hoeveelheid van de symptomen.

CBCL (Child Behavior CheckList) is de meest gebruikte dimensionale vragenlijst. Vooral populair bij
psychologen. Het CBCL sluit beter aan bij de ontwikkeling psychopathologische ideeën, omdat de
dimensionale aanpak door de tijd heen veranderende psychologische problematiek van kinderen
beter in kaart kan brengen. Dit gaat met de DSM minder goed.
De CBCL gaat er daarnaast ook vanuit dat er geen harde criteria bestaan voor psychische stoornissen.
Een ander voordeel van de CBCL is dat niet alleen de hulpverlener, maar ook het kind zelf, de ouders
en eventuele andere betrokkenen hun opvatting geven. Er worden dus gegevens uit drie bronnen
gebruikt, van wie er niet een de beste is of het meest weet.
De CBCL heeft ook nadelen t.o.v. de DSM. De mondiale verspreiding van de vragenlijst is veel lager.
Daarnaast kunnen met behulp van de vragenlijst vooral psychische problemen die veel voorkomen
en veel symptomen hebben, goed worden opgespoord. De zeldzamere stoornissen kan de DSM beter
ontdekken.

Diagnostiek:
Bij diagnostiek gaat het om drie ‘waarom-vragen’:
Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven bestaan?

Een diagnose is een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners zien bij een kind.
Daarbij maken ze gebruik van inzichten: het bio-psychosociale model, het model van risicofactoren
en beschermende factoren en inzichten uit de verschillende wetenschappen.

Classificatie kan een eerste aanzet geven voor een behandeling. Een diagnose is nodig om op een
kind toegespitste hulpverlening te geven.

Het vaststellen van invloeden van het gezin en de ouders op de problemen van een kind is heel
belangrijk. Hun ontwikkeling wordt in hoge mate beïnvloed door het functioneren van het gezin.
Andersom heeft een kind met psychische problemen grote invloed op het functioneren van het gezin
en de ouders.
Gezinsonderzoek en ouderschapsonderzoek kunnen uitwijzen of er een wisselwerking is tussen het
gezinsfunctioneren respectievelijk het functioneren van de ouders en de problemen die het kind
heeft.

Classificatie Diagnostiek
Wat (wat is er aan de hand?) Hoe (hoe is dat zo gekomen?)
Algemene kennis Specifieke kennis
Beschrijvend Verklarend
Betreft groepen Betreft een individu
Gedragskenmerken Zijn meerdere niveaus van de persoon en
context bij betrokken
Relatief snel te stellen Tijdrovend proces
Geeft enige richting aan hulpverlening Is voorwaardelijk voor (goede) hulpverlening

, Diagnostische methoden en instrumenten:

1. Het diagnostische gesprek
Het gesprek is het belangrijkste instrument bij classificatie en diagnostiek. Bij een gesprek
gaat het om drie dingen: luisteren, vragenstellen en observeren. Daarbij is de juiste houding
van de hulpverleners van cruciaal belang. Hulpverleners moeten zich kunnen verplaatsen in
de ander, begrijpen en aanvoelen wat deze meemaakt en openstaan voor zijn verhaal.
Het diagnostisch en hulpverleningsproces begint met een (intake) gesprek, Dat vrijwel altijd
wordt gevoerd door een psychiater of psycholoog. Deze neemt een anamnese af: hij brengt
de voorgeschiedenis van het probleem in kaart op grond van informatie die hij krijgt van het
kind en de ouders. Soms wordt er nog aandacht besteed aan het gezin zelf. Na dit gesprek
kan een (diagnostisch) interview volgen, waarbij de hulpverlener een aantal
gestandaardiseerde vragen stelt.
2. Observeren
Observeren is doelgericht, opzettelijk en systematisch waarnemen.
3. Psychodiagnostiek
Het psychodiagnostische onderzoek wordt gedaan door een gespecialiseerde psycholoog.
Deze maakt gebruik van vragenlijsten, testen en beoordelingsschalen. Bij de
psychodiagnostiek worden functietesten gebruikt: testen die bijvoorbeeld intelligentie,
concentratie en geheugen meten. Er worden ook zelf-invullijsten gebruikt om te kunnen
vaststellen inw lek mate een psychisch kenmerk of probleem aanwezig is (CBCL). Daarnaast
wordt er soms ook nog gebruik gemaakt van projectieve testen, waarbij een kind reageert op
een plaatje, zoals een vlekkentest.
4. Lichamelijk onderzoek
Alleen een arts mag lichamelijk onderzoek doen en bloed- of urineonderzoek aanvragen.
Deze onderzoeken worden gedaan om uit te sluiten dat een psychisch probleem eigenlijk een
lichamelijk probleem is: zindelijkheidsproblemen, voedingsproblemen en eetstoornissen.

Hulpverleners moeten zich altijd afvragen of hun uitspraken over een hulpvrager betrouwbaar en
valide zijn.

Epidemiologie:
Een hulpverlener gebruikt bij zijn werk kennis over wat we ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag vinden.
Deze kennis wordt verzameld m.b.v. epidemiologisch onderzoek. Daarin komen de volgende acht
vragen aan de orde:
1. Hoeveel kinderen hebben stoornis A of probleem B?
2. Hoe kunnen zij worden geïdentificeerd?
3. Komen stoornis A en probleem B net zoveel voor als bijvoorbeeld dertig jaar geleden?
4. Welke factoren vergroten het risico dat een kind stoornis A of probleem B krijgt?
5. Welke factoren beschermen een kind tegen de kans dat het stoornis A of probleem B
ontwikkelt?
6. Hoeveel kinderen hebben professionele hulp?
7. Hoe is het beloop van stoornis A of probleem B in de kindertijd tot volwassenheid?
8. Welke factoren zijn van invloed op dit beloop?

De epidemiologie werkt veel met het begrip prevalentie: het percentage van een groep kinderen (of
volwassenen) dat een bepaalde stoornis heeft op een bepaald moment in de tijd. Prevalentie wordt
uitgedrukt in een percentage van een bepaalde groep.
Je hebt prevalentie die het voorkomen van ziekten of stoornissen in een bepaalde periode meet,
zoals een maandprevalentie.
Daarnaast bestaat puntprevalentie: het voorkomen van stoornissen op een bepaald moment.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tessakragtwijk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.50  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added