Samenvatting Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen
202 views 0 purchase
Course
Diagnostiek en hulpverlening
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten
Samenvatting studieboek Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen van Th. Kievit, J.A. Tak, J.D. Bosch (H1, 2, 3, 5, en 7.) - ISBN: 9789058980328, Druk: Zevende, Uitgavejaar: 2008
Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen.
Hoofdstuk 1 – Theoretische achtergronden van klinische diagnostiek.
1. Inleiding.
Als ouders en kinderen problemen hebben, zoeken ouders vaak eerst hulp bij bekenden
alvorens zij naar professionele hulpverleners stappen. Er wordt van de hulpverlener
verwacht dat de problemen objectief beoordeeld worden.
Centrale thema in dit boek: Diagnostiek.
2. Alledaagse en professionele hulp.
Professionele hulp wordt geboden door een buitenstaander op basis van een (meestal)
betaalde samenwerking. Hij zal niet snel partij kiezen omdat hij verder van de persoon af
staat. Hij heeft kennis over het desbetreffende probleem dat opgedaan is uit de literatuur.
Overeenkomsten:
- Beide zijn erop gericht het probleem op te lossen.
- Beide zullen de tijd nemen om te kijken wat er aan de hand is (waarnemen).
Verschillen:
- Amateur zal gelijk ingrijpen en kijken wat het effect is = ‘alledaagse probeercyclus.’
- Professional zal altijd een diagnose formuleren en een plan opstellen. Probleemstelling
diagnose plan ingreep evaluatie = ‘regulatieve cyclus.’
Disciplinering = je mag ervan uitgaan dat een professional in alle fasen bewust en gericht
gebruikt maakt van de kennis en methoden binnen zijn beroep. De eis dat de hulpverlener
reflecteert op professionele, methodische en theoretisch gebied. Explicitering = de
hulpverlener moet zich op alle hiervoor genoemde punten moeten kunnen verantwoorden.
‘Ontstaanstheorie’ = welke probleemelementen spelen een rol; wat zijn de mogelijke
oorzaken ervan; hoe werken ze op elkaar in; hoe worden ze in stand gehouden; welke
zouden beïnvloedbaar kunnen zijn?
Achter de behandeling moet altijd een ‘behandelingstheorie’ zitten.
Aan het kiezen van een behandeling gaat vooraf: Theoretische reflectie, creativiteit en
zorgvuldig afwegen.
‘Theorie van het individuele geval’ = Ontstaanstheorie + behandelingstheorie.
Monitoring = Een proces van actief bewaken van het behandelingsplan.
3. Formele aspecten van diagnostiek.
Psychodiagnostiek voor de hulpverlener is gericht op het verwerven en verwerken van
informatie met het oog op het oplossen van problemen.
3.1 Begripsbepaling.
Diagnose = onderscheiden.
Assessment, classificatie en screening worden gebruikt als synoniemen of deelaspecten
van ‘diagnose’.
In dit boek:
Assessment = heeft betrekking op de activiteit van het inschatten, vaststellen en
beoordelen. Assessment kan in elke fase van de diagnose een rol spelen.
Eerste fase van het diagnostisch proces = Screening.
,Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen.
Screening = het eerste brede, maar betrekkelijk oppervlakkige verkennen van de
problematiek met het oog op het nemen van de eerste beslissingen bij aanmelding en
intake.
Onderzoek kan leiden tot classificatie = het onderbrengen van de unieke, individuele
kenmerken onder een bepaald type probleem.
Diagnostiek = het gehele proces van informatieverwerving en – verwerking ten behoeve
van de hulpverlening.
Integratiefase = het moment waarop men de informatie ordent tot een diagnose.
Klinische diagnostiek = een proces van informatieverwerving en –verwerking gericht op
de biopsychosociale problemen van een kind of jeugdige en zijn situatie die aanleiding
gaven tot aanmelding voor hulpverlening, met het doel die problemen zodanig te
begrijpen dat een advies voor hulp gegeven kan worden.
3.2 Het proces van diagnostiek en hulpverlening.
3.2.1 De regulatieve cyclus.
1. Probleemherkenning. De hulpverlener staat voor de beslissing of hij de
aangewezen persoon is om hulp te bieden.
2. Probleemdefiniëring. Er wordt geformuleerd wat de samenhang tussen de
onderdelen van het probleem is. Dit wordt getoetst doormiddel van
diagnostisch onderzoek.
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden. Ruimte maken voor
theoretische kennis en creativiteit.
4. Maken van een plan.
5. Uitvoeren van het plan, incl. monitoring. Implementation fidelity = wordt de
behandeling ook zo in de praktijk gebracht als bedoeld was?
6. Evalueren van de effecten van de uitvoering van het plan.
Dit is een richtlijn, geen vaststaand stappenplan.
3.2.2 De empirische cyclus.
= gericht op het betrouwbaar en valide verwerven en verwerken van informatie
met het oog op het nemen van de beslissing die op dat moment aan de orde is.
1. Observatie, gegeven verzamelen en groeperen.
2. Inductie, formuleren van hypothese.
3. Deductie, afleiden van toetsbare voorspellingen uit de hypothese.
4. Toetsing, nagaan of de voorspellingen uitkomen.
5. Evaluatie, verbinden van de uitkomsten aan de hypothese.
3.2.3 De relatie tussen de regulatieve en de empirische cyclus.
Overeenkomsten:
Beide zijn cyclische processen met terugkoppelingen.
Verschillen:
Beide cycli hebben een verschillende functie.
Praktische problemen voor het gebruiken van de empirische cyclus:
Er zijn meer typen problemen dan alleen de getoetste theorieën.
Gebrek aan valide instrumenten.
Tijdsbeperkingen.
Momentopname.
,Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen.
Methodologische problemen:
Informatie wordt niet primair verworven om de werkelijkheid valide te
beschrijven, te begrijpen, en op grond daarvan te voorspellen.
Zodra het probleem begrepen is, wordt het getracht te veranderen. Er wordt
niet verder gekeken naar andere mogelijke problemen.
Overstijgt de normen van de empirisch-analytische methodologie.
Wordt een procesmatig karakter doordat tussentijds informatie vrijkomt en
wordt toegepast in het verdere proces.
4. Theoretische aspecten van diagnostiek.
Theoretische disciplinering = de inhoud van de diagnostische informatie. Het inlassen van
twee ‘theoretische pauzes’, bij formuleren van een ontstaanstheorie en bij het formuleren
van een behandelingstheorie.
4.1 De functie van theorieën.
Om tot een theorie te komen zal de hulpverlener eerst beginnen met een gesprek, die
gecompleteerd wordt door het opvragen van gegevens en tests.
Eerste fase van de regulatieve cyclus: steun van 2 kanten, namelijk een algemeen schema
dat de hulpverlener in zijn hoofd heeft (biopsychosociaal schema) en als tweede de vraag
van de hulpvragen en de instelling waarin hij werkt.
Na het verzamelen van gegevens komt de tweede fase van de regulatieve cyclus:
informatie moet met elkaar in verband worden gebracht. Eerste theoretische pauze
een gefundeerde keuze maken tussen verschillende mogelijkheden.
Evidence-based assessment = kritisch zijn op het wetenschappelijke gehalte van de
geopperde verklaring. Tweede theoretische pauze ‘met welke aanpak zouden de
doelen het best bereikt kunnen worden?’.
Evidence-based pactice = een bewezen effectieve aanpak = wetenschappelijk onderzoek
heeft laten zien dat een bepaalde aanpak bij een bepaalde groep hulpvragers meer effect
heeft gehad dan een andere aanpak.
4.2 Algemene theorieën en praktijktheorieën.
Kennisbestanden, twee soorten kennis:
1. Formele kennis, door wetenschappelijk onderzoek geproduceerd.
2. Praktische kennis, ontwikkeld op basis van het handelen in de klinische praktijk en de
reflectie over dit handelen. ‘Praktijkparadigma’ = een succesvol gebleken wijze om de
regulatieve cyclus in een bepaald type probleemsituatie te doorlopen.
Inhoud van het kennisbestand:
1. Kennis van de psychische ontwikkeling van het kind.
2. Kennis van het ontstaan van het probleem.
3. Kennis van de invloed van milieufactoren.
4. Kennis van opvoedingsnormen.
5. Kennis van behandelingsvormen.
4.3 Verschillende tradities.
Verschillen op gebied van:
- Aard van de informatie.
- Wijze waarop de informatie verwerkt wordt.
- Gebruik van de onderzoeksinstrumenten.
Deze verschillen zijn er door het verschil in referentiekader.
,Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen.
4.3.1 De traditie van de psychiatrie.
Diagnostiek is gericht op het onderkennen van psychopathologie en stoornissen.
Oorsprong in de geneeskunde. Nosologie = ziektemodel.
Diffenrentiaaldiagnostiek = Toepassen van de regels waarmee onderscheidt
gemaakt kan worden tussen syndromen. Deeldiagnose = als het niet lukt de
symptomen te koppelen aan een bekend proces.
2 belangrijkste systemen om stoornissen te classifiseren:
1. DSM, Diagnostic and statistical manual. Uitsluitend gericht op het classificeren
van psychische stoornissen.
2. ICD, International classification of diseases. Veel omvattend systeem om op
nationale en internationale schaal ziekte- en sterftecijfers vast te stellen.
Beide systemen zijn niet compleet betrouwbaar. Betrouwbaarheid is sterker
naarmate collega’s nauw samenwerken (interbeoordelaarsovereenstemming).
Problemen validiteit:
- Er kunnen problemen zijn die te ‘licht’ zijn voor de classificaties zoals in de
systemen (eetprobleem die niet onder anorexia valt).
- Bij jeugdigen hangen de verschijningsvormen van de symptomen af van de
ontwikkelingsfase waarin ze zich bevinden.
- Comorbiditeit = het voorkomen van meerdere stoornissen bij een individu.
4.3.2 De traditie van de (ontwikkelings)psychologie.
Bijdrage van psychologie aan de diagnostiek:
1. Verschaft een referentiekader voor het verloop en de determinanten van de
ontwikkeling.
2. Levert instrumenten waarmee interindividuele verschillen kunnen worden
gemeten.
Centrale vraagstellingen:
- Hoe kan het verloop van de ontwikkeling worden geconceptualiseerd?
- Welke condities beïnvloedden de ontwikkeling in positieve of negatieve zin?
- Wat is de betekenis van individuele verschillen?
Twee stromingen op het terrein van kinderstudie: Emperische studie, gericht op
het verzamelen van normatieve gegevens zonder veel theorie (child
development) en de klinisch georiënteerde stroming, gericht op
multidisciplinaire hulpverlening. (child guidance).
Een ‘ontwikkelingschaal’ kan worden ingezet om de ontwikkeling van een kind in
kaart te brengen. Er zijn twee varianten:
1. Meten van ‘mijlpaalgedrag’ levert een ontwikkelingsleeftijd op.
2. De keuze voor de te meten gedragingen wordt gemaakt vanuit een theoretisch
kader. Gericht op het vaststellen van de ontwikkelingsfase.
3 vormen van asssesment:
- Vragen stellen
- Opdrachten geven
- Observeren
4.3.3 De traditie van de (ortho)pedagogiek.
, Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen.
Orthopedagogiek is de wetenschap van het beschrijven, verklaren en veranderen
van de stagnerende leer- en/of opvoedingssituatie. De theorievorming is zeer
abstract en concreet. Abstract door bergippenkaders. Er wordt veel gekeken
naar normen.
Narratief type = een verhaal dat zich met andere laat vergelijken.
Belangrijke vraag: Welk klimaat moet een kind aangeboden worden?
reflectie is van groot belang.
4.4 Enkele behandelingstheorieën.
4.4.1 Het psychodynamische model.
Richt zich op intrapsychische ontwikkeling. Actuele omgeving is van belang.
Fixatie = blijven steken in een bepaalde ontwikkeling, regressie = terugval naar
een bepaalde ontwikkeling. Kan leiden tot een ontwikkelingsstoornis.
id = primaire drijfveren van het individu.
superego = geïnternaliseerde regels van de omgeving.
ego = bemiddelt tussen is en superego.
Een gesprek waarin informatie over het ontwikkelingsverloop een belangrijke rol
speelt = de anamnese.
4.4.2 Het gedragstherapeutische model.
Gaat ervan uit dat probleemgedrag bestaat bij de gratie van het feit dat het
wordt bekrachtigd, door de omgeving en door de persoon zelf. Functieanalyse =
diagnostiek die erop gericht is om het probleemgedrag zo concreet mogelijk te
beschrijven. Het is niet alleen van belang om naar de context te kijken, maar ook
aandacht te schenden aan de vraag in hoeverre de context bevorderlijk is voor
de ontwikkeling.
4.5 De keuze van een theorie.
Je kan je niet focussen op 1 typische theorie. Er is altijd een combinatie van theorieën die
een rol spelen.
5. Praktische aspecten van klinische diagnostiek.
5.1 domeinen van onderzoek.
Klachtgedrag in de klinische diagnostiek wordt geplaatst in een bredere en langduriger
ontwikkeling en wordt bezin in interactie met de verschillende levenssferen. De ernst van
de problematiek bepaalt hoe grondig de gebieden onderzocht moeten worden.
Balansmodel = uit de sociologische hoek, gaat over draaglast en draagkracht. Bij een
gezond persoon is de draaglast en de draagkracht in balans. Draaglast = wordt gevormd
door de raken die hij in zijn leven te vervullen heeft en de risicofactoren waarmee hij te
kampen krijgt. Draagkracht = wordt gevormd door de ontwikkelingsmogelijkheden en
eventuele beschermende factoren. Bio-ecologisch model (bronfenbrenner).
5.2 Normaal gedrag: een theoretische beschouwing.
De ernst van de situatie moet vroeg ingeschat worden, is de situatie ‘normaal’ dan is er
geen noodzaak iets te doen.
5.2.1 Normaal als afwezigheid van stoornissen.
Het voordeel van deze benadering is dat men aan de hand van een lijstje
kenmerkende symptomen volgens afgesproken regels komt tot het identificeren
van een bepaalde stoornis. Nadelen: beperkte betrouwbaarheid en validiteit. Te
statistisch opgevat. Er wordt alleen gekeken naar classificatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariskaheerspink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.