VV hoorcolleges
HC1
Psychosociale ontwikkeling wordt in dit vak benaderd van uit cognities, emoties, gedrag en
sociale context.
Het model van bronfenbrenner, waarbij geprobeerd is zowel de micro-omgeving als de
wijdere context in kaart te brengen, staat centraal.
- Macrosysteem: de relaties tussen het kind en de personen uit zijn direct omgeving.
- Mesosysteem: de relaties tussen de verschillende microsystemen waarvan het kind
deel uitmaakt (school)
- Exosysteem: de meerdere maatschappelijke systemen waarvan het kind niet direct
deel uitmaakt (waar ouders werken en dominante ideeën van de maatschappij)
- Macrosysteem: een systeemlaag zonder mensen, met wetten, instituties en de
daarbij behorende waarden en normen.
- Chronosysteem: de tijd van de ontwikkeling.
Er is een continuüm tussen normale en abnormale/problematische/psychopathologische
ontwikkeling:
- Er is een vage grens tussen normale en abnormale ontwikkeling.
- Aan normale en abnormale ontwikkelingen liggen dezelfde processen en grondslag.
Er zijn twee domeinen die zich bezighielden met peers:
- Ontwikkelingspsychologie: gaat in op normale ontwikkeling individuele verschillen
begrijpen van ontwikkeling.
- Klinische psychologie: gaat in op de abnormale ontwikkeling psychopathologie
begrijpen van het ontstaan van pathologie.
Vergelijking van relaties met familie-leden versus relaties met leeftijdsgenoten:
- Bestaande relaties vs gekozen relaties.
- Verticale relaties (hiërarchie) vs horizontale relaties (gelijkheid).
Kenmerken van de interacties tussen leeftijdsgenoten. Interacties kunnen onderverdeeld
worden in
- Oriëntatie:
o Naar anderen gericht zijn
o Tegen anderen gericht zijn (agressie, conflict)
o Weg van anderen (terugtrekken, vermijden).
- Structuur kenmerken:
o Positieve connecties binnen een groep beteken (acceptatie).
o Negatieve connecties binnen een groep betekenen (afwijzing)/
o Structuur binnen een groep (status).
- Sociale complexiteit
o Individu (doelen, kenmerken, geschiedenis, biologie).
o Interacties (wat er tussen leeftijdsgenoten gebeurt).
o Relaties (specifieke dyades).
o Groep (netwerken van relaties, cultuur, maatschappij).
1
,Cultuur:
- Macroperspectief
o Individualistisch (westerse culturen vooral): autonomie, identiteit en
zelfwaardering zijn belangrijk.
o Collectivistisch (oosterse culturen vooral): de groep is belangrijker dan het
individu. Cohesie, eergevoel en familiegevoel zijn belangrijk.
- Microperspectief:
o School: omgeving die een bepaalde cultuur met zich meebrengt.
o Leeftijdsgenoten
o Buurt
o Sport
Effecten van deze interacties tussen leeftijdsgenoten. Deze effecten komen voort uit:
- Wat er voorafgaat aan de interacties tussen leeftijdsgenoten Hoe de interacties
tussen leeftijdsgenoten eruitzien wat er volgt uit de interacties tussen
leeftijdsgenoten.
- Er zijn twee benaderingen voor het onderzoeken van de effecten
o Oorzaak-gevolg: enkelvoudige causale relaties.
o Levensloop perspectief: voortdurende wisselwerking tussen oorzaak en
gevolg.
Proces (mechanismes die de effecten veroorzaken) van interactie tot effect (hoe vind de
beïnvloeding plaats?). Er zijn hier drie verschillende invalshoeken:
- Gedrag georiënteerde theorieën:
o Aard van de interacties (straf en beloning, wederzijdse afhankelijkheid,
verandering van strikte gelijkwaardigheid naar wederkerige tevredenheid).
o Elkaar beïnvloeden (identificatie, imitatie, de ander vormen).
- Constructivistische theorieën:
o Interacties met elkaar als botsing van ideeën (horizontale interacties, geen
hiërarchie in ideeën, co-constructie van de werkelijkheid).
- Ethologische theorieën: adaptieve voordelen en risico’s bij interacties (veiligheid,
controle over bronnen, dominantie, samenwerking, bescherming).
HC2
Sociometrie: kwantitatieve methode om sociale (groeps)relaties te meten.
Sociometrische status:
- Individueel perspectief: een stabiel kenmerk van een individu.
- Sociaal perspectief: de reactie van een groep op een individu.
- Combinatie van beide perspectieven: een combinatie van individuele kenmerken en
groepsprocessen (zegt iets over jezelf, maar ook over hoe een groep naar jou kijkt).
- Ontwikkelingsperspectief: Dit perspectief heeft twee verschillende fases.
o Beginfase: hierbij laat iemand een bepaald gedrag zien in een groep en op
basis van dat gedrag krijgt iemand een bepaalde status binnen de groep.
o Latere fase(latere leeftijd): Hierbij is de omgekeerde route mogelijk. Hierbij
heb je een bepaalde status en bij deze status heb jij de neiging om je daar ook
2
, naar te gedragen. Door de status ga jij je dus op een bepaalde manier
gedragen om die status/reputatie te kunnen behouden.
Moreno (1934): Je zou volgens twee verschillende dimensies mensen kunnen indelen in
bepaalde groepen (de basis voor sociometrie):
- Acceptatie:
o Wanneer je geaccepteerd wordt is dit een indicatie van sociale competentie.
- Afwijzing:
o Wanneer je afgewezen wordt is dit een indicatie van sociale incompetentie.
Groepsdynamiek:
- Rol van een individu is een groep niet statisch, maar voortdurend veranderend en
dynamisch.
- Niet alle groepen hebben dezelfde verdeling van statussen (in verschillende groepen
neem jij verschillende rollen aan).
Ecologische of contextuele theorieën De context heeft invloed op het gedrag van het
individu (Bronfenbrenner).
Ethologische theorieën: In elke groep treedt eigenlijk vanzelf een hiërarchie op (mensen die
hoger in de rangorde staan en mensen die lager in de rangorde staan). Deze hiërarchie heeft
tot doel om de groep te ondersteunen.
- Wat is de functie van de verschillende rollen die iemand in een groep kan aannemen?
- Welke factoren verklaren dominantie.
Meetmethode:
- De basis van sociometrie (dimensies):
o Acceptatie: wie vind je het leukst?
o Afwijzing: wie vind je het minst leuk?
o Sociale voorkeur: wie wordt er vaker leuk dan niet leuk gevonden?
o Sociale impact: wie wordt er zowel leuk als niet leuk gevonden?
Sociometrische status: indeling van verschillende haalbare statussen in groepen
- Geaccepteerd (zijn): jongeren die door velen leuk gevonden worden en door weinige
niet leuk gevonden worden.
- Afgewezen (zijn): jongeren die door velen niet leuk gevonden worden en door
weinigen leuk gevonden worden.
- Genegeerd (zijn): jongeren die noch leuk of niet leuk gevonden worden (hebben een
netto aan 0 stemmen).
- Controversieel (zijn): jongeren die zowel leuk als niet leuk gevonden worden (hebben
ook een netto aan 0 stemmen).
- Gemiddeld (zijn): jongeren die rond het midden zitten met betrekking tot acceptatie
en afwijzing.
Als het over een sociometrische status gaat heeft het altijd betrekking tot een bepaalde
groep.
3
, Meting van sociometrische status:
- Referentiegroep: lid van welke groep?
- Beoordelende groep vs de beoordeelde groep: iedereen oordeelt en iedereen wordt
beoordeeld (iedereen doet een oordeel over elkaar in een bepaalde groep).
- Twee verschillende metingen om de sociometrische status van iemand in de groep te
bepalen:
o Sociometrische meting (emotionele criteria/subjectief): De status van iemand
in de groep wordt bepaald op basis van subjectieve criteria (beoordeling – wie
vind je leuk? Wie vind je niet leuk?).
o Peer meting (reputatie/objectief): Hierbij wordt er aan iedereen gevraagd (in
groepsverband) om een beoordeling te geven op een bepaalde
schaal/vragenlijst van iemand.
Dataverzameling om de sociometrische status te kunnen bepalen kan op verschillende
manieren:
- Nominaties door leeftijdsgenoten.
- Iedereen beoordeelt iedereen.
- Paarsgewijze vergelijking: per groep paren van bvb twee jongeren met elkaar
vergelijken.
Ethiek (let op): wat doet het met jou of met anderen om te beoordelen of beoordeeld te
worden – het is mogelijk dat de beoordelingen daarna de klas rond kunnen gaan, dat
kinderen er onzeker van worden of dat kinderen gekwetst worden.
Kwantificeren: het interpreteren van de resultaten na de dataverzameling – levert een
uitspraak om te bepalen tot welke status je in een groep behoort.
- Ruwe scores (enkele scores) zijn niet bruikbaar.
- Gestandaardiseerde scores: hierbij wordt er geprobeerd om jouw score te relateren
aan de groepsscore (goed).
- Kans scores – laat zien hoe afhankelijk een theorie is op de manier waarop je iets
meet.
- Proportie scores: jouw status bepalen op basis van alle andere kinderen die er zijn
binnen de groep.
Classificeren van de scores:
- Dimensies (continue): classificatie vindt plaats op basis van twee dimensies
(acceptatie en afwijzing). – prettiger in onderzoek
- Types (categorisch): gebeurt op basis van de onderliggende dimensies – prettiger in
de praktijk, minder bruikbaar in onderzoek
- Een combinatie van de categorische- en continue benadering is de beste benadering
Uitkomsten van onderzoek:
- Moreno (1934) basis voor sociometrie
- Peery (1979): concretere invulling. Peery ging uit van sociale voorkeur
en sociale impact. Hieruit zijn er vier statussen ontstaan
- Coi et al (1982), Newcomb & Bukowski (1983): aanpassing op basis
van de volgende vragen: Welke 2 vind je het aardigst? En Welke 3 zijn
je beste vrienden? Daardoor zijn er vijf statussen ontstaan:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliabakkerr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.59. You're not tied to anything after your purchase.