Beknopte samenvatting met een paar belangrijke punten per hoofdstuk van het boek Nerderlands als tweede taal. Hoofstuk 1 tm 6. Voor het tentamen: Kennis NT2 en Taal op maat (pabo 3). Leer dit samen met de begrippenlijst op mijn Stuvia pagina.
convenient to use in the examination for the PABOs
Seller
Follow
Evapabo
Reviews received
Content preview
Nederlands als Tweede Taal Aanvulling
Hoofstuk 1
NT2 Nederlands als tweede taal. NT2 leerlingen ervaren kringsgesprekken vaak als
vervelend, omdat ze zich schamen dat zij nog niet zo goed Nederlands kunnen als de rest en
omdat zij vaak niet „uit‟ zijn geweest zoals veel Nederlandse kinderen met hun ouders wel
doen.
Wereldorientatie teksten en vragen zijn erg moeilijk omdat:
Een woord in een andere context staat en dus een andere betekenis kan hebben, waardoor
het kind maar een vaag idee van de betekenis heeft.
De teksten zijn abstract: ze sluiten niet goed aan bij de eigen leef en ervaringswereld.
De leerlingen begrijpen het verband niet. De „omdat-relatie‟ ontbreekt.
De leerlingen hebben moeite met het interpreteren van de schoolteksten, omdat ze
niet bekend zijn met de inhoud.
De leerkracht die taalonderwijs verzorgd ziet dat de stof niet aanslaat bij de NT2 leerlingen,
maar weet niet welke veranderingen er aangebracht moeten worden. Dit komt omdat de
taalsstof vaak te moeilijk is voor NT2 kinderen en de stof niet intercultureel is (dus sluit niet
aan bij de belevingswereld van meertalige kinderen).
De tweedetaalverwerving is voor een groot deel vergelijkbaar met de werving van de
moedertaal. De eerste taalverwerving beinvloedt de tweede taal verwerving niet, omdat het
kind nog jong is (kinderen onder de twaalf jaar).
Waarom taal oefeningen soms zo moeilijk zijn voor de NT2 leerlingen is omdat: het kind de
taal nog niet goed beheerst en het kind daar dus nog niet goed mee kan werken. In het
onderwijs wordt er minder aandacht besteedt aan mondelingonderwijs, dit omdat: de
Nederlandse leerlingen met een goede mondelinge woordenschat de school al binnen
komen en het praktischer + overzichtelijker is om de leerlingen een schriftelijke taak te geven
in plaats van een mondelinge taak.
Een brede aanpak van taal houdt in dat de school ook bij andere vakken rekening houd met
taal en de taal problemen van de NT2 leerlingen. Taalondersteuningslessen vanaf de
peuterspeelzaal zorgen ervoor dat de leerlingen met achterstanden sneller extra hulp krijgen.
Deze hulp is niet alleen gericht op de taalontwikkeling, maar vooral de cognitieve
ontwikkeling (de leerlingen moeten eerst besef krijen van de ruimte en tijd, voor dat ze dat
kunnen uitdrukken in woorden).
3D- Model bestaat uit Doelen, Didactiek en Differentiatie. Je stelt een doel (kerndoelen SLO)
en naar de weg hier na toe stel je tussen doelen. Met de didactiek bepaal je hoe je de doelen
gaat bereiken. Om het onderwijs zo in te richten dat alle leerlingen aanbod krijgen op het
niveau vereist veel bekwaamheid van de leerkracht. Jet moet veel differentieeren, om aan te
blijven sluiten bij de verschillende leerbehoeften van de leerlingen.
,Hoofdstuk 2
Als je tweetalig bent opgevoed dan spreek je afwisselend beide talen die je hebt aangeleerd.
Het is beter als je van jongs af aan tweetalig wordt opgevoed in plaats van het leren van
eerst 1 taal en later pas de tweede taal. Het aanbod van beide talen moet wel even goed
zijn.
Bij NT2 leerlingen die een „lange‟ stille periode (1 jaar) hebben gehad zijn vaak verder in hun
taalontwikkeling, dan leerlingen die een korte taal periode hebben gehad. Als de NT2
leerlingen na een lange stille periode gaan praten, gebruiken ze direct meerwoordszinnen. In
de beginfase van de taalverwerving kun je op basis van wat een kind zegt, dus niet
inschatten hoe taalvaardig het is.
Hoe verwerven kinderen een tweede taal? (drie opvattingen)
Imitatie en tranfer (Interferentiehypothese): Taalleerders verwerven door imitatie een
groot aantal
verschillende bouwstenen. Door oefening en bekrachtiging (“Ja, goed zo!”) uit hun
omgeving leren ze snel en weten ze die bouwstenen met elkaar te combineren.
De behavioristische theorie voorspelt dat transfer (overdracht) zal optreden tussen de
Taal 1 (T1) –gewoontes en de Taal 2 (T2) –gewoontes. Er werd aangenomen dat de
invloed van de eerste taal op de tweede taal erg groot was.
Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde (universalistische
taalverwervingshypothese): niet langer stond het imiteren van de taal in de
belangstelling, maar het creatief vermogen van de leerder zelf de overeenkomsten
tussen de eerste en tweede taal te ontdekken. NT2 verwervers maken andere
constructies dan moedertaalsprekers, dit wordt ‘afwijkingen van de norm van de
doeltaal’ genoemd en beschouwd als noodzakelijke stappen in het
taalverwervingsproces. In het taalgebruik bij de tweedetaal leerders en de moedertaal
leerder bleken dezelfde afwijkingen in de norm te zitten. NT2 en „normale leerlingen‟
maken bij het verwerven van de taal dezelfde fouten universele processen
(processen die niet van elkaar verschillen).
Er zijn wel overeenkomsten tussen eerste- en tweedetaalverwerving, maar de stelling
dat beide processen gelijk opgaan is niet goed. Interactie en taalaanbod
(ineractionele benadering): het taalaanbod van en interactie met moedertaalsprekers
speelt een grote rol in het tweede taalverwervingsproces. In interactie met een
moedertaalspreker kunnen de NT2 kinderen hun hypotheses opstellen, uitproberene
en bijstellen. Volgens de output hypothese van Swain gaan taalverwervers die
gedwongen worden de tweede taal te spreken, vervolgens bewust om met de
vormelijke kenmerken (zoals morfologisch en syntactisch).
Bij overgeneralisatie past de leerling de regel toe in alle situaties. Maar op een gegeven
moment blijkt de aanname verkeerd en stelt de leerling dit bij. De leerling neemt hierin zelf
een actieve rol. De leerling is creatief aan het bouw met nieuwe taal.
Ontwikkelings volgordes zijn volgordes waarin elementen en regels in het Nederlands
verworven worden. Het onderwijs sluit hierop aan door de leersotf pas aan te bieden op het
goed moment. Maar dat is niet voor iedereen hetzelfde. Ook zijn er nog steeds verschillen
tussen tweedetaal leerders en moedertaal leerders, bijvoorbeeld de uitspraak.
Hoe leer je een tweede taal?
Kinderen luisteren actief naar mensen in hun omgeving.
Ze stellen hypothes op wat woorden zullen betekenen en hoe regels van de tweede
taal in elkaar zitten.
De fouten die het kind maakt komen voort uit de moeilijkheidsgraad.
De ontwikkelingsvolgordes in de tussentaal zijn voor de eerste- en tweedetaalverwervers
daarom vaak dezelfde.
, Taalbegrip is niet automatisch taalproductie. Je kunt woorden, klanken, verbuigingen en
gesprekken kennen, maar nog niet zelf uitvoeren. Deze vier aspecten van taalvaardigheid
worden ook wel deeltaalvaardigheden genoemd.
Klankvaardigheid:NT2 kinderen hebben op hun 9e jaar het klankersysteem van het
Nederlands onder de knie. De klank uit de eerste taal beinvloed de klanken uit de
tweede taal, waardoor leerlingen nog na hun 9e jaar moeite kunnen hebben met
bepaalde klanken, zoals „p‟ en „b‟ (paard/baard). Het aan leren van klanken moet kort
gebeuren (max. 5 min) maar wel iedere dag.
Woordenschat: NT2 leerlingen komen vaak op school voor het eerst in aanraking met
de Nederlandse taal en beginnen dan pas met het opbouw van hun woordenschat.
Daarom lopen veel NT2 leerlingen achter op NT1 leerlingen (NT2 leerlingen
beschikken over minder receptieve woorden). De verschillen in woordkennis hebben
een groot effect op de schoolprestaties.
Vaardigheid in woord-en zinsbouw: je kunt de regels aan leren als de leerling ouder
is. Maar jonge leerlingen zullen toch echt de regels zelf moeten afleiden uit het
taalaanbod.
Gesprekvaardigheid: het observeren hier van kan misleidend zijn om dat dagelijkse
taal moeilijker is dan schooltaal. De leerling kan zelf zijn woorden uitkiezen en
hierdoor moeilijke woorden vermijden.
Welke factoren spelen bij taalverwerving een rol (NT2)?
1. Gebonden aan de achtergrond van de individu, zoals leeftijd en sekse
2. Sociale omgeving, zoals taalcontact en taalaanbod
3. Cognitief van aard, zoals intelligentie en strategie gebruik
4. Affectief, zoals attitude en motivatie
5. Sociaal-economische achtergronden
6. De hoeveelheid en het soort contact met moedertaalsprekers van het Nederlands
7. Het onderwijs dat de leerling volgt
Let op: oudere hebben hun eigen taal al helemaal onder de knie en hebben een grote
leervermogen waardoor ze de vreemde taal sneller kunnen leren. Alleen in de uitspraak hoor
je wel een verschil. Bij kinderen is het accent in de uitspraak minder.
Didatische benaderingen:
Grammatica-vertaal benadering: vertalen schriftelijke teksten, met een nadruk op
grammaticaregels leren, en het leren van losse woorden schrijven.
Audio- linguale benadering: een reactie op bovenstaande nadruk lag op
mondelings vaardigheden. De leerlingen moesten vanaf de eerste les spreken in de
tweede taal en geen grammaticale regels leren, maar steeds dezelfde type zinnetjes
opzeggen om een bepaald patroon in te slijpen.
Receptieve benadering: een reactie op bovenstaande de taalleerder moest eerst
uitgebreid de receptieve vaardigheden ontwikkelen in de tweede taal.
Handelingspsychologische benadering: welke werkvormen en oefeningen zijn gunstig
voor het onthouden van de leerstof. Volgens deze benadering moesten tweede
taalleerders voor het goed onthouden allerlei handelingen verichten met de te leren
elementen.
Communicatieve benadering: recent aanbieden leerstof in een natuurlijke context,
met als uitgangspunt het leren van verschillende woorden, taalvormen en regels voor
taal gebruik.
Taakgerichte benadering: in het verlengde van de communicatieve benadering
door het uitvoeren van natuurlijke opdrachten en taken moeten de leerlingen de
vereiste kennis oppikken. Deze werkwijze (van het geheel: de taak, naar de delen:
woordenlijsten, grammaticaregels) wordt analytisch (ook wel: holistisch) genoemd,
omdat de taalverwerver zelf uit het geheel een analyse van de te leren taal moet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Evapabo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.